Uitspraak
[gebruikerscode] .Dit is een verbalisantnummer dat is gekoppeld aan politiemedewerker [verdachte] , verdachte in deze zaak.
“Ik zweer, dat ik, om iets in mijn betrekking te doen of te laten, van niemand, middellijk of onmiddellijk, enige beloften of geschenken zal aannemen” en “Ik zweer dat ik….de zaken, waarvan ik door mijn ambt kennis draag en mij als geheim zijn toevertrouwd of waarvan ik het vertrouwelijke karakter moet begrijpen, niet zal openbaren aan anderen dan aan hen, aan wie ik volgens de wet of ambtshalve tot mededeling verplicht ben.”.
Verdachte heeft het eedsformulier ondertekend.
Op 13 juli 2010 werd verdachte aangesteld als generalist tactische recherche tot en met 31 juli 2011 en op 28 juli 2011 werd de proeftijd verlengd tot en met 31 januari 2012. Op 1 februari 2012 volgde een vaste aanstelling bij de Nationale Recherche.
De opleiding van verdachte verliep niet vlekkeloos, de studietijd moest meerdere malen worden verlengd, voor het laatst in het vierde kwartaal van 2014, bij niet afstuderen zou ontslag volgen.
Accounts in [applicatie 1] zijn strikt persoonlijk en mogen niet gedeeld worden.
Om [applicatie 1] te raadplegen wordt ingelogd met een gebruikersnaam en een wachtwoord. De gebruikersnaam is het [nummer] van de verbalisant, [gebruikerscode] , zijnde verdachte. Hij had een [applicatie 1] account vanaf 29 augustus 2011 om 10.18 uur , op niveau Opsporing basis 3 en 4. Bevragingen geschieden op een zogenaamde lange [applicatie 11] , een zoeksleutel gebaseerd op onder andere achternaam en geboortejaar van de te bevragen persoon. Resultaten van bevragingen kunnen worden geëxporteerd als PDF of Excel bestand en kunnen vervolgens worden opgeslagen op bijvoorbeeld een harde schijf van een computer of op een USB stick, indien de gebruiker rechten heeft om gegevens op een USB stick op te slaan. Verdachte had die rechten. In de naam die het document krijgt tijdens export zit de tekst “Registratie Export”. Uit de bestandsnaam is af te leiden op welke datum de export is gemaakt en wordt het accountnummer van de gebruiker vermeld.
Op het eerste blad van elke export is een waarschuwing opgenomen voor de gebruiker:
“het oneigenlijk gebruik dan wel misbruik van deze gegevens is ten strengste verboden. Daarnaast is het verstrekken van deze gegevens aan derden welke niet de vereiste autorisatie bezitten eveneens ten strengste verboden”. De gebruiker kan pas verder gaan met exporteren als hij aangeeft dat hij bovenstaande heeft gelezen en op OK drukt.
Vanaf 30 augustus 2011 heeft verdachte 52 abonnementen gehad. Na oktober 2011 werden geruime tijd geen abonnementen afgesloten (nadat de Verklaring van geen bezwaar was geweigerd). In juli 2012 werd weer een abonnement afgesloten. Verdachte deelde geen abonnementen met andere gebruikers.
Ten aanzien van deze bevindingen heeft verdachte het navolgende naar voren gebracht.
Feit 1: (medeplegen) schending van het ambtsgeheim.
Op de lange [applicatie 11] van [medeverdachte 5] wordt op 28 juni 2013 een abonnement gemaakt.
Op 15 juni 2015 had verdachte nog abonnementen lopen op onder andere de [applicatie 11] van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
In een in beslag genomen agenda van verdachte over 2013 werd een lijst met namen van personen aangetroffen die precies overeenkomt met de tussen 31 augustus 2011 en 29 september 2015 door verdachte bevraagde personen.
Vanuit het politiedomein worden (bijvoorbeeld) op 7 november 2014 emails verzonden naar het politie academie domein. De verstuurde emails bevatten [applicatie 1] export registraties. De verstuurde mails worden niet meer aangetroffen in de mailbox van het politie academie domein, maar wel wordt een verwijzing gevonden naar een bijlage, die op een externe mediadrager is geplaatst.
II.
Op 7 september 2015 werd een bevel stelselmatige informatie-inwinning en pseudokoop op verdachte afgegeven. Ten aanzien van de proportionaliteit en subsidiariteit met betrekking tot de afgifte van deze bevelen alsmede wat ten aanzien van de overtreding van het zogenaamde Talloncriterium door de raadsman is opgemerkt, wordt verwezen naar hetgeen onder feit 3 hierover door de rechtbank wordt bevonden.
Op 27 september 2015 keerde verdachte terug uit Curaçao, waar hij met verbalisant [verbalisantnummer 1] afspraken had gemaakt over het raadplegen van de politiesystemen op de persoon van de informant, die bij verdachte bekend was als [persoon 9] en op een persoon, die bij verdachte bekend was gemaakt als [persoon 8] . Op 28 september 2015 om 10.27 uur kocht verdachte bij de [winkel] in Son en Breugel een USB stick PNY en een prepaid telefoon, die hij contant afrekende. Vervolgens reed hij naar het politiebureau aan de [adres 10] in Utrecht, waar hij tussen 11.43 uur en 12.49 uur een groot aantal bevragingen deed op [persoon 9] en [persoon 8] . De bewuste USB stick is op 30 september 2015 in de woning van de ouders van verdachte in Weert terug gevonden. Op de USB stick stonden [applicatie 1] Exportbestanden met betrekking tot [persoon 9] en [persoon 8] .
Om ongeveer 14.00 uur verlaat de verdachte het politiebureau in Utrecht en op verzoek van [verbalisantnummer 1] vindt om 15.30 uur een ontmoeting plaats bij McDonalds in Best. Op aanwijzing van verdachte rijdt verdachte met [verbalisantnummer 1] mee naar een openbare picknickplaats aan de A2. Daar brengt verdachte [verbalisantnummer 1] mondeling op de hoogte van zijn bevindingen. Daarbij merkt verdachte op dat de informatie zo minimaal was dat hij had besloten om [verbalisantnummer 1] een en ander mondeling mede te delen.
III.
In de in de cloud opgeslagen digitale administratie van [andere verdachte] werden 15 PDF bestanden gevonden met onder andere de namen [persoon 10] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , te herleiden tot bij de politie bekende subjecten.
“ [medeverdachte 2] ” zou betreffen medeverdachte [medeverdachte 5] (geboren [1978] ).
“ [medeverdachte 1] ” zou betreffen medeverdachte [medeverdachte 1] (geboren [1970] ).
Deze bestanden zijn op 25 en 28 juni 2013 geëxporteerd. Op die data registreert verdachte bijzonder verlof. Desondanks stuurde verdachte op 25 juni 2013 om 15.10 uur en 15.13 uur vanaf zijn politie-emailadres twee mails en op 28 juni 2013 te 12.23 uur nog één.
Bij het openen van de PDF [medeverdachte 2] bleek dat het ging om een bestand van 468 pagina’s, geëxporteerd op 25 juni 2013 te 13.38 uur.
Het bestand van [medeverdachte 1] betrof 265 pagina’s, geëxporteerd op 25 juni 2013 te 13.54 uur.
In een map met mini-processenverbaal die op 29 september 2015 in de [adres 1] te [plaats] (de woning van de ouders van verdachte) in beslag zijn genomen, stonden op het bovenste vel de gegevens van [andere verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] die – naar de rechtbank begrijpt – nodig zijn voor het genereren van een [applicatie 11] op deze personen. Ook in een agenda over het jaar 2013 werd een lijst met namen aangetroffen, waaronder die van [andere verdachte] en [medeverdachte 1] en mogelijk [medeverdachte 2] . In een oude telefoon van verdachte werd een memo aangetroffen van 25 juni 2013 met daarin de namen van [andere verdachte] en [medeverdachte 1] .
Verder blijkt dat vlak voor de actiedag in het onderzoek “ [onderzoeksnaam 1] ” 13 auto’s uit de bedrijfsvoorraad van [onderzoeksnaam 3] zijn overgeschreven naar onder andere medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . De sleutels van één van deze auto’s zijn op 29 september 2015 aangetroffen in de woning in Veldhoven waar [medeverdachte 1] verbleef.
Het onderzoek [onderzoeksnaam 2] betreft een verdenking van bedrieglijke bankbreuk. Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zouden aan de verdachte in het onderzoek [onderzoeksnaam 2] een groot geldbedrag hebben geleend. In het kader van dit onderzoek werd op 29 juli 2015 rond 12.00 uur [medeverdachte 3] door de FIOD gehoord.
Op diezelfde dag wordt waargenomen dat verdachte om 16.18 uur uit het gebouw van de politieacademie te Eindhoven komt en in een Peugeot [kenteken 1] stapt. De Peugeot wordt om 16.42 uur geparkeerd op een [parkeerterrein] in Veldhoven en verdachte begeeft zich naar het terras van een grand café. Om 18.37 uur heeft verdachte contact met de bestuurder van een Ford Mondeo [kenteken 2] . De bestuurder van de Ford Mondeo is [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft deze Ford Mondeo gehuurd. Verdachte stapt in. Om 18.53 uur staat de Ford Mondeo geparkeerd op de oprit van de [adres 2] te [plaats] . In deze woning verblijft [medeverdachte 1] ; hij staat er echter niet ingeschreven.
Het onderzoek [onderzoeksnaam 2] werd door verdachte op 28 juli 2015 en 3 augustus 2015 in [applicatie 1] uitgebreid bevraagd. Op 3 augustus 2015 raadpleegt verdachte rechtstreeks op het onderzoek en geeft ook twee zoekopdrachten: ‘ [onderzoeksnaam 2] ’ en “ [onderzoeksnaam 2] ”. Bij het onderhoud van de FIOD met verdachte [medeverdachte 3] was op 29 juli 2015 gesproken over een vervalst bankafschrift van de [bank 1] .
“ [medeverdachte 5] (de rechtbank begrijpt hier: [medeverdachte 5] , medeverdachte)
Bovenstaande inzake onderstaand [onderzoeksnaam 4] (reeds verstrekt)”
en
(op document in linker bovenhoek getypt [naam 2] )
“10x afgeschermd [onderzoeksnaam 5] (zie eerdere uitleg)”
en
“Let op inzet IMSI catcher bij verdachten “
Op 22 juni 2015 is door verdachte in [applicatie 1] gezocht op de [applicatie 11] van deze persoon en de registraties worden vermoedelijk geëxporteerd. Op 23 juni 2015 worden de registraties (opnieuw) geëxporteerd. Op 7 juli 2015 wordt wederom een raadpleging gedaan. Er wordt een abonnement aangemaakt op de lange [applicatie 11] van de persoon.
Op 17 augustus 2015 wordt een ontmanteld apaanlaboratorium aangetroffen in de woning [adres 4] te [plaats] . In de loods bij de woning bevindt zich een hennepkwekerij. Huurder is [persoon 11] .
Op 21 januari 2015 raadpleegde verdachte [applicatie 1] op de locatie “ [adres 5] ”. Op 24 februari 2015 is een opgeruimde hennepplantage in een loods aan de [adres 5] te [plaats] aangetroffen. Huurder van de loods is [persoon 11] .
Op 8 en 10 januari 2014 zocht verdachte meermalen op “ [adres 6] ” “ [adres 6] ”, “ [adres 7] en “ [adres 7] ”. Op 7 januari 2014 werden op beide locaties hennepkwekerijen aangetroffen. Huurder van deze locaties was [persoon 11] .
Zoals eerder opgemerkt, maakte verdachte reeds in 2012 een abonnement aan op [medeverdachte 4] , dit liep tot september 2013.
Op 17 februari 2012 raadpleegde verdachte in [applicatie 1] [medeverdachte 4] voor het eerst, op dezelfde dag en op vrijwel het zelfde tijdstip dat verdachte een zekere [naam 4] ook bevraagt. [medeverdachte 4] en [naam 4] kenden elkaar. Op 23 november 2012 wordt aan de [adres 8] in [plaats] een hennepkwekerij aangetroffen. Volgens de GBA staat [naam 4] daar ingeschreven. Het adres wordt door verdachte uitgebreid bevraagd op die datum. Verdachte raadpleegt die dag ook nog op een aantal andere hennep gerelateerde adressen. In 2012 werd [medeverdachte 4] zelf verdacht van betrokkenheid bij hennepteelt. Dit alles wijst erop dat verdachte [applicatie 1] op [medeverdachte 4] heeft bevraagd om hem op de hoogte te houden van lopende opsporingsonderzoeken in verband met hennepteelt.
Betrokkenheid aan een strafbaar feit kan worden bewezen verklaard indien daarvan sprake is geweest van voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten. (ECLI:NL:HR:2014:3474).
Uit bovenstaande feiten en omstandigheden moge voldoende blijken van de wetenschap van [medeverdachte 1] ten aanzien van de kwaliteit van [verdachte] .
Voorts blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] stelde niet alleen zijn
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 1] zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het gedurende langere tijd bij herhaling overtreden van artikel 272 Sr.
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 2] zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het gedurende langere tijd bij herhaling overtreden van artikel 272 Sr.
Feit 2: (medeplegen) computervredebreuk
Daarmee kan naar het oordeel van de rechtbank worden gezegd dat verdachte onbevoegd computersystemen raadpleegde ofwel, in de termen van artikel 138ab Sr., onbevoegd binnendrong in een geautomatiseerd werk in die gevallen waarin raadpleging van de computer niet plaatsvond in het kader van de uitoefening van een politietaak. Door aldus onbevoegd binnen te dringen met behulp van zijn gebruikersnaam en wachtwoord, verwierf hij de toegang tot het geautomatiseerd werk met behulp van een valse sleutel, als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, Sr. Dit geldt dus niet alleen voor bevragingen waarbij de gevraagde informatie daadwerkelijk is doorgegeven aan onbevoegde derden (en er dus sprake was van schending van het ambtsgeheim), maar voor elke bevraging die niet viel binnen de uitoefening van de politietaak van verdachte. Ook als de lezing van verdachte zou worden gevolgd dat hij vooral hobbymatig [applicatie 1] heeft geraadpleegd, betekent dit dus dat verdachte op grote schaal computervredebreuk heeft gepleegd. Daaraan staat naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg dat gebruikersnaam en wachtwoord wel degelijk rechtmatig aan verdachte zijn verstrekt en dat hij zijn toegangscodes ten behoeve van zijn werkzaamheden binnen de politie tot aan zijn aanhouding met dat doel ook rechtmatig heeft mogen gebruiken.
Anders dan de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde computervredebreuk dan ook bewezen kan worden verklaard.
Feit 3: omkoping
Feit 4: deelname aan een criminele organisatie
De rechtbank zal beoordelen of er sprake was van een criminele organisatie gericht op het plegen van deze delicten, en zo ja, wie daaraan hebben deelgenomen.
Feit 5: (gewoonte)witwassen
- Een contant geldbedrag van in totaal € 60.000,-- dat hem is geleend door zijn voormalige echtgenote [persoon 12] . Verdachte heeft op 1 januari 2014 en 1 januari 2015 overeenkomsten gesloten met [persoon 12] , waarin is vastgelegd dat zij respectievelijk € 35.000,-- en € 25.000,- leent aan verdachte.
- Een contante investering van € 60.000,-- van de heer [persoon 13] . In een (uit de Oekraïne afkomstige) notariële akte d.d. 21 april 2017 is vastgelegd dat de heer [persoon 13] verklaart dat hij een bedrag in contanten ter hoogte van € 60.000,-- aan verdachte heeft gegeven als investering in de oprichting van een bedrijf van verdachte, genaamd “ [bedrijf 5] ”.
- Een contant geldbedrag van € 8.000,-- dat verdachte op 3 juni 2015 van zijn ouders heeft ontvangen voor de verkoop van zijn Peugeot 107 aan zijn ouders.
Feit 6: voorhanden hebben van twee valse of vervalste paspoorten
terwijl hij wist dat die contante geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
- medeplegen van schending van ambtsgeheimen/wettelijke geheimhoudingsplichten;
- computervredebreuk;
- ambtelijke omkoping;
- gewoontewitwassen.
medeplegen van: enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van zijn ambt en wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd;t.a.v. feit 2:
computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt en worden overgedragen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt voor zichzelf en een ander overneemt, meermalen gepleegd;
als ambtenaar een belofte aannemen wetende dat deze hem werd gedaan, teneinde hem te bewegen om in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen;t.a.v. feit 4:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;t.a.v. feit 5:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken;t.a.v. feit 6:
een reisdocument voorhanden hebben, waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden dat het vals of vervalst is, meermalen gepleegd.verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.