ECLI:NL:RBOBR:2018:6579
Rechtbank Oost-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de indeling in verkavelingsklasse en vergoeding voor onderhoud houtwal in het kader van de Wet inrichting landelijk gebied
In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 14 november 2018, wordt het beroep van verzoekster tegen de lijst der geldelijke regelingen in het kader van de Wet inrichting landelijk gebied behandeld. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.M.H.C. Coppens, heeft bezwaar gemaakt tegen haar indeling in verkavelingsklasse 3, die volgens haar niet gerechtvaardigd is. De rechtbank oordeelt dat de indeling in klasse 3 niet kan worden gehandhaafd en dat aansluiting bij klasse 2 meer in de rede ligt. Dit oordeel is gebaseerd op de beoordeling van de objectieve en subjectieve factoren die van belang zijn voor het verkavelingsnut. De rechtbank concludeert dat de vergroting van de bedrijfskavel en de samenvoeging van percelen niet voldoende zijn om de indeling in klasse 3 te rechtvaardigen.
Daarnaast heeft verzoekster aanspraak gemaakt op vergoeding van kosten voor het onderhoud van een houtwal, die aan haar is toegedeeld. De rechtbank oordeelt dat de aangeboden vergoeding van € 2.400,00 voor onderhoudskosten gedurende tien jaar voldoende is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor wat betreft de grieven 1 en 5, en wijzigt de lijst der geldelijke regelingen dienovereenkomstig. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster, begroot op € 834,00, en verklaart het beroep voor het overige ongegrond.