ECLI:NL:RBOBR:2018:6577

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
C/01/335129 / EX RK 18-99
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de lijst der geldelijke regelingen voor herverkavelingsblok Weerijs-Zuid

In deze zaak heeft verzoeker, wonende te [woonplaats], beroep ingesteld tegen de lijst der geldelijke regelingen (LGR) die door het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant is vastgesteld. Dit besluit, dat op 15 mei 2018 werd genomen, betreft de vergoeding voor wegverharding in het kader van de herverkaveling van het blok Weerijs-Zuid. Verzoeker heeft een vergoeding van € 5.025,00 gevraagd voor 150 m² wegverharding die hij zelf in de jaren '80 heeft aangebracht. De LGR voorziet echter slechts in een vergoeding van € 300,00, oftewel € 2,00 per m², wat verzoeker als onvoldoende beschouwt.

De rechtbank heeft de zaak op 9 oktober 2018 behandeld, waarbij verzoeker in persoon verscheen en verweerder werd vertegenwoordigd door gemachtigde mr. M.A.T.L. Thijssen. De rechtbank heeft de argumenten van verzoeker en verweerder gehoord, waarbij verweerder de waarde van de wegverharding heeft onderbouwd met verwijzingen naar eerdere uitspraken van de rechtbank Breda. Verweerder stelde dat de vergoeding van € 2,00 per m² redelijk is, gebaseerd op de levensduur van de materialen en de marktwaarde van tweedehands betonklinkers.

Na beoordeling van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling, heeft de rechtbank geoordeeld dat de LGR correct is toegepast en dat de door verzoeker gevraagde vergoeding buitensporig is. De rechtbank heeft het beroep van verzoeker ongegrond verklaard en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. G.J. Roeterdink en openbaar uitgesproken op 4 december 2018.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/335129 / EX RK 18-99
Beschikking van 4 december 2018
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
verschenen in persoon,
tegen
Het College van GEDEPUTEERDE STATEN van de Provincie Noord-Brabant,
zetelend te 's-Hertogenbosch,
verweerder,
gemachtigde mr. M.A.T.L. Thijssen te ’s-Hertogenbosch.

1.De procedure

1.1.
Bij besluit van 15 mei 2018 heeft verweerder de lijst der geldelijke regelingen als bedoeld in artikel 62 Wet inrichting landelijk gebied (Wilg), voor het herverkavelingsblok ‘Weerijs-Zuid’ (hierna: LGR) vastgesteld. De LGR heeft ter inzage gelegen van 24 mei 2018 tot en met 4 juli 2018.
1.2.
Bij verzoekschrift van 3 juli 2018, ontvangen op de griffie van deze rechtbank op 4 juli 2018, heeft verzoeker beroep ingesteld tegen de LGR. De door verzoeker in het verzoekschrift ingebrachte grief tegen de LGR houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Verzoeker wenst een vergoeding van € 5.025,00 voor 150 m² ingebrachte wegverharding, vermeerderd met € 291,00 door verzoeker betaald griffierecht.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft tevens algemene stukken in het geding gebracht. Daaronder bevinden zich de Nota van zienswijzen Lijst Geldelijke Regelingen landinrichting Weerijs-Zuid, de Nadere Regels voor de schatting als bedoeld in artikel 68 van de Wilg voor het herverkavelingsblok Weerijs-Zuid (hierna: de Nadere Regels), voorbeeldbedrijven ten behoeve van de schatting, de algemene bepalingen bij de LGR Weerijs-Zuid, de voorlopige kostenopgave LGR Weerijs-Zuid, het besluit vaststelling ruilplan Weerijs-Zuid van 1 september 2015 en het besluit van verweerder van 18 september 2018, waarbij mr. M.A.T.L. Thijssen en mr. H.J.W. Leenen zijn gemachtigd om namens verweerder schriftelijk verweer te voeren en verweerder te vertegenwoordigen bij de mondelinge behandeling door de rechtbank.
1.4.
Het beroep van verzoeker is op 9 oktober 2018 ter zitting behandeld. Verzoeker is in persoon verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. M.A.T.L. Thijssen. Deze werd bijgestaan door ing. [naam medewerker provincie] , medewerker van de Provincie Noord-Brabant, en ing. [naam medewerker kadaster] van het Kadaster.
De belanghebbende de gemeente Zundert is verschenen in de persoon van mr. [naam werknemer gemeente Zundert] , werknemer van de gemeente Zundert, bijgestaan door ing. [naam adviseur] als adviseur.
1.5.
Vervolgens is uitspraak bepaald.

2.De LGR

2.1.
Het individuele overzicht LGR dat betrekking heeft op verzoeker is aan deze beschikking gehecht.

3.De beoordeling

3.1.
In het Inrichtingsplan Weerijs-Zuid is de Oekelseheidestraat te Rijsbergen in eigendom, beheer en onderhoud toegewezen aan de gemeente Zundert. Een gedeelte ter grootte van ca. 150 m² van deze weg is ingebracht door verzoeker. De wegverharding van betonstraatstenen is volgens verzoeker in de jaren ’80 door hem zelf aangebracht.
3.2.
In de ontwerp-lijst der geldelijke regelingen was geen vergoeding opgenomen voor het verlies van deze 150 m² weg. Naar aanleiding van de door verzoeker ingediende zienswijze is op de LGR voor verzoeker een bedrag van € 300,00 (derhalve € 2,00/m²) opgenomen.
3.3.
Verzoeker is van mening dat een vergoeding van € 2,00/m² geen reële vergoeding is. Verzoeker verwijst naar de “Price Booklet editie 31” van Dace Cost and Value, pag. 153, Roads Clinker Paving Cost per m². Volgens deze bron bedraagt de gemiddelde nieuwprijs van betonklinkers € 67/m². Verzoeker is van mening dat 50% van de nieuwprijs, dus € 33,50 per m², een reële vergoeding is voor de door hem aangebrachte wegverharding. Verzoeker stelt dat hij inmiddels offertes heeft aangevraagd voor het leggen van een wegverharding met tweedehands betonklinkers. Daarvoor worden bedragen van € 43,00 à € 50,00 per m² gerekend. Blijkens één van de offertes bedraagt de daarin opgenomen prijs van tweedehands betonklinkers € 6,25 per m², aldus verzoeker.
3.4.
Verweerder verwijst naar de Nadere regels, waarin onder 4.3. is opgenomen dat straatklinkers worden verrekend tegen € 2,00/m². Verweerder voert aan dat deze waarde is gebaseerd op twee uitspraken van de rechtbank Breda in de ruilverkaveling “Zundert” van respectievelijk 8 maart 2012 en 15 maart 2012. Daarin heeft de rechtbank Breda geoordeeld dat een vergoeding van € 2,00/m² voor “oude gebakken klinkers” redelijk en billijk is. In de ruilverkaveling De Hilver, die in 2013 is uitgevoerd, heeft de rechtbank Breda die lijn gehandhaafd.
Daarnaast voert verweerder aan dat de bestrating in de jaren ’80 is aangebracht, dat betonstraatstenen een levensduur hebben van ongeveer 40 jaar en dat die in het economisch verkeer aanzienlijk minder waard zijn dan “gebakken klinkers”. Verweerder is van mening dat niet aan de orde is wat een nieuwe weg thans zou kosten. Verweerder betwist dat € 6,25 per m² een reële prijs is voor tweedehands betonklinkers. In een andere zaak zijn dergelijke klinkers geoffreerd voor € 2,42 per m². Verweerder heeft deze offerte ter zitting aan verzoeker getoond.
3.5.
De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 68, tweede lid, Wilg is bepaald dat de waarde van werken
(zoals de onderhavige wegverharding)bij overgang van de grond verrekend wordt tussen de oude eigenaar
(verzoeker)en de nieuwe eigenaar
(de gemeente Zundert). Op grond van artikel 29 Besluit inrichting landelijk gebied (Bilg), dienen de verrekenposten door verweerder te worden gewaardeerd op basis van de waarde in het maatschappelijk verkeer. Bij de waardering moet op grond van artikel 27, derde lid, Bilg worden uitgegaan van het moment van tervisielegging van het ontwerp-ruilplan; dat was op 30 maart 2012. In de Nadere regels heeft verweerder onder 4.3. bepaald dat klinkers in wegen die van eigenaar veranderen worden verrekend tegen een waarde van € 2,00 per m². Verweerder heeft uitgelegd hoe hij tot deze waardering is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder een juiste toepassing gegeven aan de wettelijke bepalingen en een juiste maatstaf gehanteerd. Gelet ook op hetgeen verweerder heeft aangevoerd over de waarde van tweedehands betonklinkers, komt de vergoeding die verzoeker daarvoor wil hebben de rechtbank buitensporig voor. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de LGR ten aanzien van verzoeker te wijzigen en zal de grief ongegrond verklaren.
3.6.
De rechtbank ziet in de aard van de zaak aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren op na te melden wijze. Dit betekent dat verzoeker de door hem betaalde griffierechten zelf dient te dragen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart het beroep ongegrond,
4.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Roeterdink en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 4 december 2018.