ECLI:NL:RBOBR:2018:6571

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
C/01/335910 / EX RK 18-117
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de lijst der geldelijke regelingen in het kader van de Wet inrichting landelijk gebied

In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 4 december 2018, is het beroep van verzoeker tegen de lijst der geldelijke regelingen (LGR) in het kader van de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) behandeld. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Willemse, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant, dat op 15 mei 2018 de LGR voor het herverkavelingsblok ‘Weerijs-Zuid’ heeft vastgesteld. Verzoeker heeft een vergoeding van € 12.249,00 geëist voor wegverharding die hij heeft ingebracht, maar de LGR biedt slechts een vergoeding van € 900,00 aan, gebaseerd op € 2,00 per m².

Tijdens de zitting op 9 oktober 2018 is de zaak behandeld. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.A.T.L. Thijssen, heeft een verweerschrift ingediend en diverse documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de weg in kwestie niet als openbare weg is aangemerkt in het Inrichtingsplan Weerijs-Zuid, en dat de vergoeding van € 2,00 per m² in overeenstemming is met eerdere uitspraken van de rechtbank Breda.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de door verzoeker ingediende grief ongegrond is, en dat de LGR correct is toegepast. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. G.J. Roeterdink.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/335910 / EX RK 18-117
Beschikking van 4 december 2018
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. E. Willemse te Breda,
tegen
Het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant,
zetelend te 's-Hertogenbosch,
verweerder,
gemachtigde mr. M.A.T.L. Thijssen te ’s-Hertogenbosch.

1.De procedure

1.1.
Bij besluit van 15 mei 2018 heeft verweerder de lijst der geldelijke regelingen als bedoeld in artikel 62 Wet inrichting landelijk gebied (Wilg), voor het herverkavelingsblok ‘Weerijs-Zuid’ (hierna: LGR) vastgesteld. De LGR heeft ter inzage gelegen van 24 mei 2018 tot en met 4 juli 2018.
1.2.
Bij verzoekschrift van 4 juli 2018, ontvangen op de griffie van deze rechtbank op 4 juli 2018, heeft verzoeker beroep ingesteld tegen de LGR. De door verzoeker in het verzoekschrift ingebrachte grief tegen de LGR houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Verzoeker wenst een vergoeding van € 12.249,00 in verband met de ingebrachte wegverharding.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft tevens algemene stukken in het geding gebracht. Daaronder bevinden zich de Nota van zienswijzen Lijst Geldelijke Regelingen landinrichting Weerijs-Zuid, de Nadere Regels voor de schatting als bedoeld in artikel 68 van de Wilg voor het herverkavelingsblok Weerijs-Zuid (hierna: de Nadere Regels), voorbeeldbedrijven ten behoeve van de schatting, de algemene bepalingen bij de LGR Weerijs-Zuid, de voorlopige kostenopgave LGR Weerijs-Zuid, het besluit vaststelling ruilplan Weerijs-Zuid van 1 september 2015 en het besluit van verweerder van 18 september 2018, waarbij mr. M.A.T.L. Thijssen en mr. H.J.W. Leenen zijn gemachtigd om namens verweerder schriftelijk verweer te voeren en verweerder te vertegenwoordigen bij de mondelinge behandeling door de rechtbank.
1.4.
Het beroep van verzoeker is op 9 oktober 2018 ter zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. E. Willemse als zijn gemachtigde en vergezeld van zijn dochter. Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. M.A.T.L. Thijssen. Deze werd bijgestaan door [naam medewerker provincie] , medewerker van de Provincie Noord-Brabant, en [naam medewerker kadaster] van het Kadaster.
De belanghebbende de gemeente Zundert is verschenen in de persoon van mr. [naam medewerker gemeente Zundert] , werknemer van de gemeente Zundert, bijgestaan door ing. [naam adviseur] als adviseur.
1.5.
Vervolgens is uitspraak bepaald.

2.De LGR

2.1.
Het individuele overzicht LGR dat betrekking heeft op verzoeker is aan deze beschikking gehecht.

3.De beoordeling

3.1.
Verzoeker heeft aan de [adres] een huisperceel ingebracht. Een gedeelte van deze inbreng, ca 450 m², is gelegen onder de (insteek-)weg van de Tiggeltsebergstraat. In het kader van de ruilplanprocedure heeft verzoeker in zijn zienswijze tegen het ontwerp-ruilplan verzocht of de betreffende weg als openbare weg aan de gemeente Zundert kon worden toegewezen. In overleg tussen de gemeente en de door verweerder benoemde bestuurscommissie is de betreffende insteekweg aan de gemeente toegedeeld.
3.2.
In de ontwerp-lijst der geldelijke regelingen was geen vergoeding opgenomen voor het verlies van deze 450 m² weg. Naar aanleiding van de door verzoeker ingediende zienswijze is op de LGR voor verzoeker een bedrag van € 900,00 (derhalve € 2,00/m²) opgenomen.
3.3.
Verzoeker is van mening dat een vergoeding van € 2,00/m² geen reële vergoeding is. Verzoeker heeft een offerte laten opmaken. Als hij de weg vandaag de dag zou laten aanleggen, bedragen de kosten € 12.249,00. Verzoeker is van mening dat de weg als een voorziening van openbaar nut dient te worden gekwalificeerd, omdat de weg in eigendom van de gemeente Zundert is gekomen en het een openbare weg betreft. Uit artikel 58 lid 1 Wilg volgt dat een voorziening van openbaar nut volledig dient te worden vergoed. Verzoeker is van mening dat de huidige waarde van de weg door deskundigen of door de rechtbank dient te worden vastgesteld.
3.4.
Verweerder voert aan dat de betreffende insteekweg in het Inrichtingsplan Weerijs-Zuid niet is opgenomen als openbare weg en daarom ook niet in eigendom, beheer en onderhoud aan de gemeente Zundert is toegewezen. Verzoeker wilde van de weg verlost worden. Hij heeft immers verzocht of de weg aan de gemeente Zundert kon worden toegewezen.
Verweerder verwijst naar de Nadere regels, waarin onder 4.3. is opgenomen dat straatklinkers worden verrekend tegen € 2,00/m². Verweerder voert aan dat deze waarde is gebaseerd op twee uitspraken van de rechtbank Breda in de ruilverkaveling “Zundert” van respectievelijk 8 maart 2012 en 15 maart 2012. Daarin heeft de rechtbank Breda geoordeeld dat een vergoeding van € 2,00/m² voor “oude gebakken klinkers” redelijk en billijk is. In de ruilverkaveling De Hilver, die in 2013 is uitgevoerd, heeft de rechtbank Breda die lijn gehandhaafd.
Daarnaast voert verweerder aan dat de bestrating reeds geruime tijd geleden is aangebracht, dat betonstraatstenen een levensduur hebben van ongeveer 40 jaar en dat die in het economisch verkeer aanzienlijk minder waard zijn dan “gebakken klinkers”. Verweerder is van mening dat niet aan de orde is wat een nieuwe weg thans zou kosten.
3.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 58 lid 1 in samenhang met artikel 28 onder a Wilg ontvangt de eigenaar van een in het kader van het inrichtingsplan in eigendom toegewezen voorziening van openbaar nut,
nietzijnde een weg of waterloop met de daartoe behorende kunstwerken, een algehele vergoeding in geld. Hier gaat het om een weg, die bovendien niet in het kader van het inrichtingsplan is toegewezen aan de gemeente Zundert. Het door verzoeker genoemde artikel 58 lid 1 Wilg is dan ook niet van toepassing.
Wel van toepassing is artikel 68, tweede lid, Wilg. Daarin is bepaald dat de waarde van werken
(zoals de onderhavige wegverharding)bij overgang van de grond verrekend wordt tussen de oude eigenaar
(verzoeker)en de nieuwe eigenaar
(de gemeente Zundert). Op grond van artikel 29 Besluit inrichting landelijk gebied (Bilg), dienen de verrekenposten door verweerder te worden gewaardeerd op basis van de waarde in het maatschappelijk verkeer. Bij de waardering moet op grond van artikel 27, derde lid, Bilg worden uitgegaan van het moment van tervisielegging van het ontwerp-ruilplan, dat was op 30 maart 2012. In de Nadere regels heeft verweerder onder 4.3. bepaald dat klinkers in wegen die van eigenaar veranderen worden verrekend tegen een waarde van € 2,-- per m ². Verweerder heeft uitgelegd hoe hij tot deze waardering is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder een juiste toepassing gegeven aan de wettelijke bepalingen en een juiste maatstaf gehanteerd. Gelet ook op hetgeen verweerder heeft aangevoerd over de waarde van tweedehands betonklinkers, komt de vergoeding die verzoeker daarvoor wil hebben de rechtbank buitensporig voor. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de LGR ten aanzien van verzoeker te wijzigen en zal de grief ongegrond verklaren.
3.6.
De rechtbank ziet in de aard van de zaak aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren op na te melden wijze.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart het beroep ongegrond,
4.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Roeterdink en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 4 december 2018.