ECLI:NL:RBOBR:2018:6569
Rechtbank Oost-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoek om wijziging van de lijst der geldelijke regelingen in het kader van de Wet inrichting landelijk gebied
In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 14 november 2018, wordt het verzoek van de verzoeker behandeld dat betrekking heeft op de lijst der geldelijke regelingen (LGR) in het kader van de Wet inrichting landelijk gebied. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.M.C.M. Bogers, heeft pro forma beroep ingesteld tegen de LGR die op 15 mei 2018 door de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant is vastgesteld. De verzoeker heeft verzocht om een termijn voor het indienen van aanvullende gronden, welke door de rechtbank is toegestaan. De rechtbank heeft de gronden van verzoeker op 25 juli 2018 aangevuld ontvangen.
De rechtbank heeft de procedure behandeld op 3 oktober 2018, waarbij de verzoeker in persoon aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door mr. M.A.T.L. Thijssen. De rechtbank overweegt dat de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard had kunnen worden, maar heeft besloten om de verzoeker de kans te geven zijn verzoekschrift aan te vullen, gezien het zwaarwegende belang van de verzoeker bij een inhoudelijke behandeling.
De rechtbank heeft vervolgens de grieven van verzoeker beoordeeld. De verzoeker heeft onder andere gegriefd tegen de waarde van de grond die aan het Waterschap is toegewezen en de vergoeding van inkomensschade door onderbedeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker recht heeft op een hogere vergoeding voor de waarde van de grond en de extra kosten voor drainage, maar heeft de overige grieven ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de proceskosten aan de verzoeker toegewezen en de LGR dienovereenkomstig gewijzigd.