ECLI:NL:RBOBR:2018:6564

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 april 2018
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
839290-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de vervolging op grond van artikel 16 Wetboek van Strafvordering wegens gebrekkige ontwikkeling van geestvermogens

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 1 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 februari 2013 betrokken was bij een schietincident. De verdachte, die ernstig hersenletsel heeft opgelopen, werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag op politiebeambten. Tijdens de rechtszittingen is de vraag gerezen of de verdachte in staat was de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen, gezien zijn fysieke en mentale toestand. De rechtbank heeft deskundigen ingeschakeld om de mentale capaciteiten van de verdachte te beoordelen. De rapportages van de gedragsneuroloog en psychiater gaven aan dat de verdachte niet in staat was om complexe vragen te begrijpen en dat hij een ernstig (bazo)frontaalsyndroom vertoonde, wat zijn vermogen om te functioneren en te communiceren ernstig beïnvloedde. Op basis van deze bevindingen heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet in staat was om de rechtsgang te volgen en de strekking van de vervolging te begrijpen. Daarom heeft de rechtbank besloten de vervolging te schorsen, wat betekent dat er geen verdere beslissingen in de zaak zullen worden genomen, inclusief het horen van getuigen en het beslissen op vorderingen van benadeelde partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/839290-13
Datum uitspraak: 01 april 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [woonadres]
thans verblijvende in het Justitieel Medisch Centrum (JMC) te ’s-Gravenhage.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 juni 2013, 13 september 2013, 13 december 2013 en 1 april 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en door de raadsman van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 mei 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2013 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (politiebeambte) [slachtoffer 1] en/of
(politiebeambte) [slachtoffer 2] van het leven te beroven, opzettelijk (terwijl die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] buiten hun voertuig waren en/of stonden teneinde verdachte
te kunnen aanhouden, in elk geval terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich op korte
afstand van verdachte bevonden) rijdende in een personenauto (Audi A8), in
elk geval een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid en/of
verhoogde snelheid, in elk geval accelererend, meermalen, althans een maal, op
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is ingereden en/of is toegereden, althans met een
door hem, verdachte, bestuurde personenauto (Audi A8) met hoge snelheid
en/of met verhoogde snelheid, in elk geval accelererend in de richting van
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 februari 2013 te 's-Hertogenbosch (politiebeambte) [slachtoffer 1]
en/of (politiebeambte) [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar
opzettelijk dreigend meermalen, althans een maal, opzettelijk, als bestuurder
van een personenauto met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid, in elk
geval accelererend, terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] buiten hun voertuig waren
en zich op korte afstand van verdachte bevonden, in de richting van die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] gereden;
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2013 te 's-Hertogenbosch een of meer wapens van
categorie II, te weten een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 21 februari 2013 te 's-Hertogenbosch tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer (in totaal) 824 gram, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan
geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 21 februari 2013 te 's-Hertogenbosch tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad, ongeveer 41,8 gram cocaine en/of ongeveer 41 gram
amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine
en/of amfetamine, zijnde cocaine en/of amfetamine een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 21 februari 2013, te 's-Hertogenbosch, althans in
Nederland, tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen,
een hoeveelheid geld, te weten [bedrag] , in elk geval een hoeveelheid geld
voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest
vermoeden dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf;
6.
hij op of omstreeks 21 februari 2013 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in
Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst
geschrift, te weten een Belgisch rijbewijs op naam van [benadeelde] met
een pasfoto van verdachte, als ware het echt en onvervalst, danwel opzettelijk
voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden
dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen.
De officier van justitie heeft de schorsing van de vervolging op grond van artikel 16 van het Wetboek van Strafvordering gevorderd.
De raadsman van verdachte heeft verzocht de zaak aan te houden teneinde getuigen te horen en de stukken uit het rijksrecherche-onderzoek te ontvangen.
De rechtbank oordeelt dat er gronden zijn voor schorsing van de vervolging. Dienaangaande overweegt de rechtbank het navolgende.
Ingevolge artikel 16 van het Wetboek van Strafvordering schorst de rechtbank de vervolging, in welke stand zij zich ook bevindt, indien de verdachte aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt, dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolgens te begrijpen.
Verdachte wordt verdacht van een aantal strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag. Verdachte is bij de aanhouding door de politie ernstig gewond geraakt en heeft daarbij ernstig hersenletsel opgelopen.
Vanaf de eerste behandeling ter terechtzitting van 28 juni 2013 deed zich de vraag voor of verdachte, gelet op zijn fysieke gesteldheid, begreep waarvoor hij wordt vervolgd.
Ter terechtzitting van 13 september 2013 heeft de rechtbank opdracht gegeven een deskundige te benoemen die diende te onderzoeken of verdachte in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen en zo nee, een prognose te geven wanneer verdachte hiertoe mogelijk wel in staat zou zijn. Tevens is toen bepaald dat de verhoren van de toegewezen getuigen eerst dan plaats zullen vinden, nadat het onderzoek van de door de rechter-commissaris te benoemen deskundige is afgerond, zulks met het oog op de eventuele uitkomsten van het onderzoek. Daartoe is het onderzoek geschorst tot de terechtzitting van 6 december 2013 en is de zaak verwezen naar de rechter-commissaris.
Ter terechtzitting van 6 december 2013 heeft de rechtbank het onderzoek tot de terechtzitting van 13 december 2013 zodat verdachte alsnog ter terechtzitting kan verschijnen. Ter terechtzitting van 13 december 2013 heeft de rechtbank het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis toegewezen, omdat zij van oordeel is dat, op grond van de uitzonderlijke medische situatie van verdachte, het belang dat verdachte heeft bij schorsing van de voorlopige hechtenis moet prevaleren boven het belang van de strafvordering en het belang dat de maatschappij heeft bij het voortduren van de voorlopige hechtenis van verdachte. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting geschorst in afwachting van het beschikbaar komen van de psychiatrische en neurologische rapportages en de eventueel daarna na te houden getuigenverhoren en de zaak terugverwezen naar de rechter-commissaris.
Op 13 december 2013 heeft prof. dr. C. Jonker, gedragsneuroloog, gerapporteerd, inhoudende onder meer:
“Betrokkene is een 51-jarige man die bij een schietincident op 21 februari 2013 ernstig hersenletsel heeft opgelopen: het kogeltraject loopt van de rechter slaapkwab naar de linker oogkas, heeft ernstige schade aangericht aan de basofrontale gedeelten van de hersenen (rechts meer dan links) en aan de rechter slaapkwab, en heeft meerdere aangezichts- en schedelfracturen veroorzaakt. (…) Betrokkene is volledig blind. Betrokkene heeft als gevolg van het hersenletsel een ernstig (baso)frontaalsyndroom, dat zich manifesteert als extreme apathie (‘apathie-syndroom’) en gekenmerkt wordt door verlies van motivatie en aandrift, en vervlakking van het affect. Dit houdt in dat betrokkene, als hij geen prikkels krijgt, geen enkel initiatief neemt om in actie te komen. Passend bij het (baso)frontaalsyndroom zijn het ontbreken van ziekte-inzicht, het gebrek aan mentale flexibiliteit en het onvermogen om impulsen onder controle te houden. (…) Dankzij een gestructureerd en vertrouwd dagpatroon is betrokkene thans in staat om – zij het met toezicht – op een basaal niveau te functioneren, dat uitsluitend gericht is op de bevrediging van elementaire behoeftes. (…) Antwoord geven op eenvoudige, eendimensionale vragen zal vermoedelijk wel lukken. Zodra de vragen complexer worden en meer abstractie vereisen, zal betrokkene waarschijnlijk afhaken omdat hij het niet begrijpt. Wordt dan besloten om de zitting af te breken, dan is de kans groot dat betrokkene bij de tweede zitting het eerder besprokene vergeten is. Bovendien heeft betrokkene door het hersenletsel een geheugenverlies van enkele dagen voor het schietincident tot meerdere weken na het incident. Het geheugenverlies in de aanloop naar het tenlastegelegde betekent dat betrokkene een toetsingskader mist voor de feiten die hem tenlastegelegd worden. Het is derhalve niet waarschijnlijk dat betrokkene de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging volledig zal begrijpen en onthouden. (…)
In een onbekende omgeving met voor betrokkene niet-vertrouwde geluiden en stemmen is de kans groot dat hij in de war raakt, omdat hij dan zijn vaste dagprogramma mist. (…)”.
Op 12 december 2013 heeft G.H.E. van Hoecke, psychiater, gerapporteerd, luidende onder meer:
“ Onderzochte kan enkel eenvoudige, een dimensionele vragen begrijpen, maar complexere vragen die meer abstractievermogen vergen, zal hij niet kunnen beantwoorden.
Uit de duur van de onderzoekcontacten, blijkt dat hij een beperkt en wisselend vermogen heeft om te communiceren. Hij is snel vermoeid (…)Er wordt ingeschat dat hij overvraagd zou worden door een rechtszitting die langer duurt dan 15 minuten, los van de mogelijke complexe inhoud van de vragen die aan hem gesteld zouden kunnen worden…
Er wordt verondersteld dat het transport naar een rechtbank en een retour naar de afdeling als een erg grote stressor wordt ervaren. Dit verkleint nog verder zijn mogelijkheid om überhaupt aan de rechtszitting, zelfs van zeer beperkte duur, deel te nemen. (…)
Er kan dus geconcludeerd worden, dat onderzochte niet in staat zal zijn om bewijsvoering tegen hem volledig te begrijpen of te onthouden. Hij zal tevens moeite hebben om de procedures van de rechtsgang te vatten. Hij mist de mentale weerbaarheid om zich te verdedigen, indien informatie wordt aangebracht, waarmee hij niet akkoord gaat. (….)
Bij onderzochte is er tevens sprake van amnesie van enkele weken na het schietincident. Hij mist dan ook een concreet toetsingskader voor de feiten die hem ten laste gelegd worden onder het sub 1 (poging doodslag)(….)
Hij zal zich vermoedelijk meer dan een andere justitiabele afhankelijk van de input van een advocaat moeten opstellen, omdat hij de impact van de rechtsgang in zijn geheel niet meer kan vatten. (….)”.
Op grond van voormelde rapportages oordeelt de rechtbank dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 16 van het Wetboek van Strafvordering. Immers het hersenletsel van verdachte is zodanig dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen.
De rechtbank schorst derhalve de vervolging in de stand waarin deze zich thans bevindt.
Nu de vervolging wordt geschorst, zal de rechtbank geen verdere beslissingen meer in de zaak nemen. Dit heeft niet alleen betrekking op de inhoudelijke behandeling van de zaak, maar ook op het horen van de getuigen en op het beslissen op de vorderingen van de benadeelde partijen.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Schorst de vervolging.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. J.W.H. Renneberg en mr. P.T. Heblij, leden,
in tegenwoordigheid van F.H.M. Klerkx, griffier,
en is uitgesproken op 1 april 2014.
Mr. Heblij is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.