6.4Het college heeft er op gewezen dat de keuze om aan de voor eiseres toegepaste wegingsfactor aan te passen, niet op instemming kon rekenen van het overgrote deel van de Osse muziekverenigingen, omdat dit tot herverdeling van het totale beschikbare subsidiebedrag zou leiden waardoor zij minder subsidie zouden ontvangen. Deze omstandigheid doet echter niet af aan het oordeel dat geen rechtvaardiging bestaat voor de ongelijkheid in behandeling. Ook de (bestuurlijke) wens dat een gemeentelijke herindeling geen geld mag kosten, waardoor ophoging van het subsidieplafond niet wenselijk wordt geacht, kan aan dit oordeel niet afdoen.
7. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat er geen rechtvaardiging bestaat voor de ongelijke behandeling van eiseres en [naam] en dat de primaire beroepsgrond van eiseres slaagt. Dit betekent dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, voor zover daarbij het bezwaar tegen het primaire besluit I ongegrond is verklaard. De subsidiaire beroepsgrond van eiseres behoeft daarom geen bespreking meer.
Het besluit om niet terug te komen op de in 2011 tot en met 2018 vastgestelde subsidie
8. Het besluit van het college om niet terug te komen op de besluiten om de subsidies van eiseres over de jaren 2011 tot en met 2017 vast te stellen, is een besluit in de zin van artikel 4:6 van de Awb. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn uitspraak van 23 november 2016aangegeven hoe een dergelijk besluit door de bestuursrechter moet worden getoetst. Als het bestuursorgaan de herhaalde aanvraag of het verzoek terug te komen van een besluit op inhoudelijke gronden afwijst, dan toetst de bestuursrechter het besluit op die aanvraag of dat verzoek aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden als ware dit het eerste besluit over die aanvraag of dat verzoek. In het bestreden besluit heeft het college de afwijzing van de aanvraag van eiseres op inhoudelijke gronden in stand gelaten, door te overwegen dat op grond van de vigerende beleidskaders er geen grondslag voor de toekenning van extra subsidie bestaat. De rechtbank toetst deze beslissing met inachtneming van het hiervoor genoemde toetsingskader.
9. Het besluit van het college om niet terug te komen op het besluit om de subsidie van eiseres over 2018 vast te stellen, wordt gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb geacht een aanvulling te zijn op het primaire besluit I.
10. Tijdens de zitting heeft het college toegezegd dat het een nieuwe beslissing op het bezwaar tegen het primaire besluit II zal nemen, als blijkt dat geen rechtvaardiging bestaat voor de ongelijke behandeling van eiseres en [naam] . Uit wat onder 7. is overwogen volgt dat deze situatie zich voordoet. Dit betekent dat het bestreden besluit evenmin in stand kan blijven, voor zover daarbij het bezwaar tegen het primaire besluit II ongegrond is verklaard.
11. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
12. De rechtbank ziet aanleiding deels zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit I te herroepen voor zover het de vaststelling van de subsidie van eiseres voor 2018 betreft. Uit wat hiervoor onder 7. is overwogen, volgt dat voor de berekening van de aan eiseres te verlenen basissubsidie, net als ten aanzien van [naam] , wegingsfactor 1 moet worden toegepast wat resulteert in een bedrag van € 4.503,–. Dit bedrag moet worden vermeerderd met de niet bestreden eenheidssubsidie van € 3.304,–. Dit betekent dat de aan eiseres verleende subsidie op een bedrag van € 7.807,– moet worden vastgesteld. De rechtbank zal de aan eiseres verleende subsidie over 2018 dan ook op dat bedrag vaststellen.
13. De rechtbank beschikt niet over de gegevens waaruit blijkt welke subsidiebedragen in de jaren 2011 tot en met 2017 hebben gecorrespondeerd met de wegingsfactor 1. De rechtbank kan daarom in zoverre niet zelf in de zaak voorzien en de subsidie over deze jaren gewijzigd vaststellen. Over de benodigde gegevens beschikt het college wel, waardoor de rechtbank van oordeel is dat het nemen van een nieuwe beslissing op het bezwaar tegen het primaire besluit II door het college de meest doelmatige en efficiënte afdoeningswijze is. Het college zal daarom in zoverre een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
14. Het college kan zich bij het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar tegen het primaire besluit II beperken tot een beslissing over de vastgestelde subsidies in de jaren 2011 tot en met 2017. Gelet op wat onder 12. is overwogen, heeft eiseres namelijk geen belang meer bij een beslissing op haar aanvraag van 27 februari 2018 voor zover het haar vastgestelde subsidie over 2018 betreft. De rechtbank zal, wat betreft de beslissing om niet terug te komen op de subsidievaststelling voor het jaar 2018, het primaire besluit II in zoverre herroepen.
15. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. Er is niet gebleken van door eiseres gemaakte kosten in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en het Besluit proceskosten bestuursrecht voorziet niet in een vergoeding van de (overige) door eiseres genoemde kosten. Wel moet het college het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.