ECLI:NL:RBOBR:2018:6396

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
18_1176
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een Natura 2000 beheerplan wegens onvoldoende onderzoek naar effecten op instandhoudingsdoelstellingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil over het Natura 2000 beheerplan Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. De eisers, Vereniging Groen en Heem Valkenswaard e.o. en een agrariër, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, dat het beheerplan had vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had onderzocht of bepaalde maatregelen, zoals het vergroten van de kwelflux en het verhogen van de grondwaterstanden, negatieve effecten konden hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000 gebied. De rechtbank concludeerde dat het beheerplan op deze punten vernietigd moest worden, omdat de maatregelen waren uitgezonderd van de vergunningplicht zonder adequate onderbouwing. De rechtbank oordeelde verder dat de eisers terecht vreesden voor verontreiniging van het grondwater door de voormalige stortplaats en dat de maatregelen in het beheerplan niet zonder meer konden worden uitgevoerd zonder vergunning. De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor zover het de genoemde maatregelen betreft. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 18/1176 en SHE 18/1292

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 december 2018 in de zaken tussen

Vereniging Groen en Heem Valkenswaard e.o. en inwoners van Dommelen-Zuid, eisers 1, te Valkenswaard

(gemachtigden: [naam] en [naam] ),

[naam] , te [woonplaats] , eiser 2 (gemachtigde [naam] )

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, verweerder

(gemachtigden: mr. S. Bouchiba en drs. J. van der Linden).

Procesverloop

Op 5 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder, met instemming van de minister van Infrastructuur en Water en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het Natura 2000 beheerplan Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux (beheerplan) vastgesteld.
Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld. Het beroep van eisers 1 is geregistreerd onder zaaknummer SHE 18/1176, dat van eiser 2 onder zaaknummer SHE 18/1292.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
De zaak is behandeld op 20 november 2018. Eisers 1 hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Eiser 2 en de gemachtigde zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. De rechtbank zal eerst enkele feiten op een rij zetten. Vervolgens zal de rechtbank aangeven tegen welke onderdelen van het bestreden besluit beroep kan worden ingesteld. Daarna zal de rechtbank de beroepsgronden van eisers 1 en eiser 2 beoordelen.
Feiten
2.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Het beheerplan “Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux, heeft betrekking op het gelijknamige Natura 2000-gebied. Dit gebied omvat een deel van de hogere dekzandruggen en tussenliggende beekdalen in het gebied tussen de Belgische grens en Eindhoven. In het gebied zijn uitgestrekte heidevelden en stuifzanden gelegen, vennen, laaglandbeken, bossen en vloeivelden. Het gebied is aangewezen als Natura 2000-gebied in verband met een aantal habitattypen en -soorten. De beken de Run en de Keersop zijn aangewezen vanwege de aanwezigheid van de habitatsoorten “drijvende waterweegbree” en “beekprik”.
2.2
Het ontwerpbeheerplan heeft van 2 december 2016 tot en met 13 januari 2017 ter inzage gelegen met de mogelijkheid een zienswijze in te dienen. Van die mogelijkheid hebben eisers 1 en eiser 2 gebruik gemaakt.
De rechtsbescherming tegen een Natura 2000 beheerplan
3.1
Er kan niet over het gehele Natura 2000-beheerplan en alle daarin opgenomen maatregelen worden geprocedeerd. De bestuursrechter kan alleen oordelen over beroepen tegen handelingen of projecten (die nadrukkelijk worden genoemd het beheerplan) die de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied niet in gevaar brengen. Door het beheerplan worden deze handelingen of projecten dan namelijk uitgezonderd van de vergunningplicht op basis van artikel 2.7 tweede lid van de Wet natuurbescherming (Wnb) of zijn de verboden in hoofdstuk 3 van de Wnb er niet op van toepassing (de verboden in artikel 3.1 en 3.2 zesde lid alsmede 3.5 en 3.6, tweede lid, al dan niet in samenhang met artikel 3.10 tweede lid van de Wnb). Als deze handelingen of projecten eenmaal in het beheerplan staan beschreven, kan er dan dus niet meer over worden geprocedeerd. Dat volgt ook uit artikel 8.1, tweede lid van de Wnb. Als men van mening is dat door de handelingen of projecten de instandhoudingsdoelstellingen wel in gevaar komen, zal men beroep moeten instellen tegen het beheerplan (zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 januari 2018, ECLI:NL: RVS:2018:222). De rechtbank merkt een beschrijving van een handeling die, of een project dat in een Natura 2000-beheerplan wordt uitgezonderd van de vergunningplicht aan als een apart besluitonderdeel.
3.2
In het beheerplan wordt een reeks van maatregelen in het kader van de programmatische aanpak stikstof (PAS) genoemd. Deze maatregelen worden daardoor uitgezonderd van de vergunningplicht op basis van artikel 2.7 tweede lid van de Wnb.
Het beroep van eisers 1
4.1
Eisers 1 hebben allen percelen in de directe nabijheid van het Natura 2000 gebied bij de beek de Keersop. Deze beek begrenst op een aantal plekken het Natura 2000 gebied. De Vereniging Groen en Heem Valkenswaard e.o. heeft zich tot taak gesteld de natuur in en bij het Natura 2000 gebied te beschermen.
4.2
Eisers 1 hebben beroepsgronden 1 tot en met 4 en 8 tot en met 12 ingetrokken.
5.1
Eisers 1 zijn van mening dat verweerder met de voorgenomen vernatting van de Keersopperbeemden te weinig rekening heeft gehouden met het risico op verspreiding van bodemverontreiniging vanaf de voormatige afvalstortplaats aan de Victoriedijk via het grondwater. Zij vrezen dat door de voorgenomen maatregelen ter bevordering van kwel verontreiniging in het diepe grondwaterpakket naar boven kan worden gevoerd en daardoor uiteindelijk in de Keersop terecht kan komen. Dit heeft nadelige gevolgen voor de beschermde beekprik in de Keersop en het habitattype “Vochtige alluviale bossen” (bossen bij de Keersop). Eisers 1 wijzen er in dit verband op dat er tot een diepte van 25 meter is gestort.
5.2
In het beheerplan wordt een reeks van maatregelen in het kader van PAS genoemd. Een van deze maatregelen is het vergroten van de kwelflux in het maaiveld nabij de Keersop en het verhogen van de grondwaterstanden. In kader van de PAS wordt gestreefd naar functioneel herstel van de hydrologie in de Keersop en de kavelsloten om de drainerende werking te verminderen en de kwelflux te verhogen. In de nota van antwoord is het onderwerp stortplaats besproken. Verweerder geeft aan dat er vooralsnog geen indicaties zijn dat de vuilstort negatieve gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstelling en dat om die reden de vuilstort niet is beschreven in het beheerplan. Er is tussen 1958 en 1980 op de gemeentelijke stortplaats gestort in een ontgronding tot een diepte van 2 tot 6 meter beneden het maaiveld. In de periode 1985 t/m 2016 zijn er meerdere onderzoeken uitgevoerd naar de kwaliteit van het grondwater. De eindconclusie is dat er geen sprake is van een verspreidingsrisico van verontreinigende stoffen via het grondwater. De stikstof en andere eutrofiërende stoffen die uit de stortplaats komen bewegen zich in noordelijke richting. In vergelijking met het verspreiden van mest op landbouwgronden langs de beek en depositie vanuit de lucht is het effect van deze stoffen, mochten ze de beek al bereiken, op de waterkwaliteit in de beken en de instandhoudingsdoelstellingen niet noemenswaardig. Het uit de stortplaats tredende grondwater wordt gemengd met op andere plaatsen inzijgend water en de beken worden voortdurend doorstroomd met oppervlaktewater vanuit de bovenlopen. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitattype is het beekbegeleidende bos in de Keersopperbeemden, maar dit ligt op ca. 1,5 km van de stortplaats en aan de andere zijde van de beek, dus hier zal naar verwachting geen sprake zijn van een waarneembare eutrofiërende werking van de stortplaats. De kwaliteit van de deklaag van de stortplaats heeft geen invloed op de noordelijk gelegen natuurgebieden, aldus verweerder in de nota van antwoord.
5.3
De rechtbank vindt de vrees van eisers niet op voorhand geheel onterecht. Als door de beschreven maatregelen het risico op verspreiding van verontreiniging vanuit de voormalige stortplaats naar de Keersop toeneemt, is de maatregel een handeling die een nadelig effect kan hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000 gebied ten aanzien van de in de Keersop voorkomende soorten en de habitattypen die van de Keersop afhankelijk zijn. In dat geval is de maatregel een handeling die vergunningplichtig is op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb. Doordat de maatregel expliciet wordt genoemd in het beheerplan, is de handeling echter uitgezonderd van de vergunningplicht. De rechtbank concludeert dat het beroep van eisers zich richt tegen een onderdeel van het beheerplan waar beroep tegen kan worden ingesteld.
5.4
De rechtbank beoordeelt hierna inhoudelijk of de handeling terecht is uitgezonderd van de vergunningplicht. Ter zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat het door verweerder genoemde onderzoek van Tritium slechts is uitgevoerd tot een diepte van ongeveer 6 meter. De kwaliteit van het diepe grondwaterpakket is niet onderzocht. Bovendien hebben eisers onweersproken gesteld dat een deel van de bodem onder de voormalige stortplaats (waar thans het Eurocircuit op ligt) ook niet is onderzocht. De rechtbank kan niet vaststellen (maar verweerder heeft ook niet kunnen weerspreken) dat in het verleden tot 25 meter diepte is gestort. De rechtbank sluit dit niet uit. In dat geval is onduidelijk wat de invloed van de voormalige stortplaats is op het grondwaterpakket op grotere diepte. Verweerder acht het zeer onwaarschijnlijk dat het diepe grondwaterpakket zich kan gaan vermengen met het ondiepe grondwaterpakket (waar de maatregelen ter bevordering van kwelflux op zijn gericht) maar verweerder heeft dit niet onderbouwd. Hierbij wreekt zich dat de overige benodigde vergunningen voor de betreffende maatregel (waaronder mogelijk een vergunning op grond van de Waterwet) nog niet zijn verleend. Verweerder gaat daarom volgens de rechtbank iets te kort door de bocht. Zonder nadere onderzoeken of een nadere onderbouwing gaat het te ver om in het beheerplan zonder meer de maatregel uit te zonderen van de vergunningplicht, temeer omdat verweerder zich hierdoor de mogelijkheid ontneemt om te handhaven op basis van de Wnb. De rechtbank acht het beroep tegen dit besluitonderdeel gegrond.
6.1
Eisers 1 stellen ook dat het Eurocircuit ten onrechte is uitgezonderd van de vergunningplicht op grond van artikel 2.7, tweede lid van de Wnb. Het Eurocircuit veroorzaakt veel lawaai en er zijn emissies van motoren. Dit alles kan volgens eisers nadelig zijn voor de flora en fauna in het Natura 2000 gebied. Zij stellen verder ook dat het bestaand gebruik van hun agrarische percelen buiten het Natura 2000 gebied ten onrechte is uitgezonderd van de vergunningplicht op grond van artikel 2.7, tweede lid van de Wnb.
6.2
Verweerder heeft aangegeven dat het Eurocircuit niet in het beheerplan wordt genoemd maar in de PAS gebiedsanalyse die afzonderlijk van het beheerplan ter inzage heeft gelegen.
6.3
Het gebruik of de aanwezigheid van het Eurocircuit worden in het beheerplan niet genoemd als maatregel of project met gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen. Hetzelfde geldt voor het bestaande agrarische gebruik van percelen buiten het Natura 2000 gebied. Het beheerplan brengt dus geen verandering in het bestaan van een eventuele vergunningplicht vanwege het Eurocircuit of het bestaande agrarische gebruik. Het beroep van eisers is in zoverre niet-ontvankelijk.
7.1
Volgens eisers is het beheerplan in strijd met de Kaderrichtlijn Water (richtlijn 2000/60/EG) (KRW).
`7.2 Eisers miskennen evenwel dat bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de uitzondering van bepaalde handelingen van de vergunningplicht op grond van artikel 2.7, tweede lid van de Wnb of de verboden in hoofdstuk 3 van de Wnb, de KRW niet het toetsingskader is maar de Wnb. De Wnb vormt de implementatie van de Habitatrichtlijn (richtlijn 92/43/EEG) en de Vogelrichtlijn (richtlijn 2009/147/EEG) en niet van de KRW. Dit volgt mede uit de aanhef van de Wnb. Dit neemt niet weg dat voor maatregelen waar een vergunning op grond van andere wetten voor nodig is (bijvoorbeeld de Waterwet), de KRW wel een rol speelt, maar deze vergunningen zijn nog niet verleend. De rechtbank kan er dus ook niet over oordelen.
8.1
Eisers vragen tot slot aandacht voor de lopende procedure rond de PAS en het recente arrest van het Europese Hof van Justitie (HvJ) en de gevolgen hiervan voor het beheerplan.
8.3
Eisers doelen op het arrest van het HvJ van 7 november 2018 (ECLI:EU:C:2018:882). De rechtbank ziet echter niet in welke gevolgen dit arrest zou kunnen hebben voor de rechtmatigheid van het beheerplan. Al zou de PAS als gevolg van het arrest geheel worden ingetrokken, de maatregelen in kader van dit programma zijn en blijven genoemd in het beheerplan.
Het beroep van eiser 2
9. Eiser 2 is agrariër met gronden langs de beek de Keersop. Hij is daarmee belanghebbende.
10.1
Eiser 2 merkt in de eerste plaats op dat in het definitieve beheerplan niet alleen de beek “De Keersop” staat ingetekend als Natura 2000 gebied maar ook een brede strook naast de beek die (o.a. door eiser 2) agrarisch wordt gebruikt.
10.2
Het Natura 2000 gebied wordt met de vaststelling van het beheerplan niet gewijzigd. Dat kan alleen met een aanwijzingsbesluit in de zin van artikel 2.1 van de Wnb. Voor zover eiser zich verzet tegen een wijziging van de begrenzing van het Natura 2000 gebied, hoeft hij niet bang te zijn. De begrenzing is niet gewijzigd bij het beheerplan.
11.1
Eiser 2 verzet zich tegen drie maatregelen in het beheerplan. Hij vreest dat door deze maatregelen een peilverhoging van de beken in het natuurgebied gaat optreden waardoor de kans groter wordt dat zijn percelen worden overstroomd met vervuild water. Dat is in 2016 gebeurd. Eiser is het in dit kader in de eerste plaats niet eens met het maaibeleid van de Keersop (genoemd in tabel 1 en paragraaf 4.4.1 van het beheerplan. Eiser vindt het huidige beleid van het waterschap (waarbij maar één keer per jaar wordt gemaaid) niet goed. Hierdoor verlaagt de stroomsnelheid van de Keersop en dat is nadelig voor de beschermde beekprik in de Keersop. Door veel vegetatie en slecht maaibeleid ontstaat verstikking en verrotting van planten in de beken. Hierdoor neemt het zuurstofgehalte in het water af, wat ten koste gaat van de beekprik en andere gewenste soorten, aldus eiser.
11.2
In paragraaf 4.4.1 van het beheerplan wordt een reeks van activiteiten genoemd die geen relatie hebben met knelpunten. Hiertoe behoort het maaien van de begroeiing in en bij de beek Dit maaien kan effecten kan hebben op de waterweegbree, waterrankonkels en beekprik. Dat zijn beschermde soorten waarop normaliter een vergunningplicht op basis van artikel 2.7, tweede lid of hoofdstuk 3 van de Wnb van toepassing is. In het beheerplan staat dat het waterschap De Dommel protocollen heeft om de effecten te beperken, dat het maaien vooral is gericht op economische functies en dat het waterschap tot maatwerk wil komen. In het beheerplan is vervolgens aangegeven dat deze activiteiten kunnen worden voorgezet zolang ze niet wezenlijk veranderen in aard, omvang of intensiteit aangezien ze geen relatie hebben met bestaande knelpunten in het gebied. Zodra de activiteiten (waaronder dus het maaien) wezenlijk veranderen zal altijd moeten worden beoordeeld of een Wnb vergunningplicht aan de orde kan zijn.
11.3
De rechtbank is van oordeel dat het huidige maaibeleid een handeling is die is uitgezonderd van de Wnb vergunningplicht op basis van artikel 2.7, tweede lid, of hoofdstuk 3 van de Wnb. Het wordt expliciet genoemd in het beheerplan. Het beroep van eiser 2 is dus ontvankelijk.
Alleen, wat is het huidige maaibeleid? Het beheerplan is op dit onderdeel niet duidelijk. Er staat niet beschreven wat het huidige maaibeleid is, welke protocollen precies worden gehanteerd door het Waterschap. Op deze manier kan ook nooit worden beoordeeld of er sprake is van een wezenlijke verandering. Op de zitting kon verweerder hier geen verdere duidelijkheid over bieden. Gesteld dat er één keer per jaar wordt gemaaid, kon verweerder evenmin weerleggen of dit nadelige effecten heeft op de beekprik omdat door het laten staan van begroeiing, de stroomsnelheid van de Keersop wordt verlaagd. Deze beroepsgrond slaagt.
Eiser 2 is eigenaar van gronden die zijn direct tegen het Natura 2000 gebied zijn gelegen en wil beheerder worden van gronden in het Natura 2000 gebied. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding deze beroepsgrond van eiser buiten beschouwing te laten vanwege artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
12.1
Eiser 2 verzet zich ook tegen het realiseren van meanders in de Keersop. Dat is geen natuurlijke ontwikkeling en daardoor negatief voor het behoud van de beekprik.
12.2
Het laten meanderen van de Keersop wordt op pagina 226 van het beheerplan als hydrologische maatregel genoemd. Het is daarmee een activiteit die wordt uitgezonderd van de vergunningplicht op basis van de Wnb. Eiser heeft echter niet kunnen aangeven waarom het laten meanderen van de Keersop slecht is voor de beekprik. Deze beroepsgrond slaagt niet.
13.1
Eiser 2 verzet zich tot slot tegen de peilverhoging in de Keersop. Dit heeft extra vernatting tot gevolg en is nadelig voor de percelen van eiser.
13.2
In paragraaf 4.4.2 wordt aangegeven dat met de maatregelen om de gewenste grondwaterstand te bereiken geen significante negatieve effecten zullen gaan optreden. Het vergroten van de grondwaterstand is echter ook de maatregel in kader van de PAS die eisers 1 hebben genoemd. In voetnoot 23 op pagina 169 van het beheerplan staat overigens vermeld dat peilopzet in de Keersop niet noodzakelijk is, de opgave kan worden gerealiseerd met andere maatregelen. De nieuwe inzichten worden meegenomen in de jaarlijkse actualisatie van de gebiedsanalyse die in 2018 wordt vastgesteld. Dit is ter zitting door verweerder bevestigd.
13.3
De peilopzet is een maatregel die in het beheerplan wordt uitgezonderd van de vergunningplicht op basis van de Wnb. Hetzelfde geldt voor overige maatregelen die worden uitgevoerd om de gewenste grondwaterstand te bereiken. Het beroep van eiser 2 is ook wat betreft dit besluitonderdeel ontvankelijk.
13.4
De rechtbank ziet niet in waarom peilopzet in de Keersop als maatregel in het beheerplan wordt genoemd als vaststaat dat de maatregel niet noodzakelijk is. De noodzaak van het noemen van deze maatregel en het uitzonderen van de vergunningplicht, ontgaat de rechtbank. Het bestreden besluit is op dit onderdeel niet gemotiveerd. De overige maatregelen om de gewenste grondwaterstand te bereiken, worden mogelijk getroffen door het risico op verspreiding van verontreiniging vanuit de voormalige stortplaats naar de Keersop, dat eisers 1 hebben genoemd. Dit risico wordt weliswaar niet genoemd door eiser 2 maar hij wijst wel op de risico’s van een hoger peil door overstroming met vervuild water van zijn percelen en nadelige effecten voor de beschermde soorten en flora in de Keersop. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een ander oordeel over deze maatregelen dan het hierboven genoemde oordeel in rechtsoverweging 5.4.
Conclusie
14. Het beroep van eisers 1 tegen de vermeende uitzondering van het Eurocircuit en het bestaande agrarische gebruik van percelen bij het Natura 2000 gebied is niet-ontvankelijk.
Het beroep van eisers 1 en eiser 2 tegen de maatregelen en activiteiten ter vergroting van de kwelflux in het maaiveld en de verhoging van grondwaterstanden(genoemd op pagina 169 van het beheerplan) is gegrond.
Het beroep van eiser 2 tegen de maatregel maaibeleid (pagina 116 van het beheerplan) en peilopzet in de Keersop (pagina 116, pagina 169 en voetnoot 23) is eveneens gegrond. Het beroep van eisers 1 en eiser 2 tegen de overige delen van het beheerplan is ongegrond.
15. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een bestuurlijke lus. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat nader onderzoek nodig is alvorens de maatregel ter vergroting van de kwelflux in het maaiveld en de verhoging van grondwaterstanden en het functioneel herstel in de Keersop uit te zonderen. Bovendien zijn hier mogelijk vergunningen op basis van andere wetten voor vereist en is niet bekend op welk moment in de planperiode deze maatregelen worden uitgevoerd. De rechtbank kan dus niet overzien of het praktisch is om nadere onderzoeken nu al uit te laten voeren.
16. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen voor zover hierin maatregelen en activiteiten ter vergroting van de kwelflux in het maaiveld en de verhoging van grondwaterstanden (genoemd op pagina 169 van het beheerplan) en de maatregelen maaibeleid zijn uitgezonderd van de vergunningplicht op basis van artikel 2.7, tweede lid en hoofdstuk 3 van de Wnb. Dit betekent overigens niet dat de maatregelen uit het beheerplan worden geschrapt. Echter, als deze maatregelen worden uitgevoerd, dan zal verweerder moeten beoordelen of hiervoor een vergunning op basis van de Wnb vereist is. De maatregelen kunnen niet worden uitgevoerd alvorens dit is beoordeeld, anders is sprake van een overtreding van de Wnb. De maatregel peilopzet in de Keersop is niet eens nodig. De rechtbank zal daarom het beheerplan vernietigen voor zover hierin peilopzet in de Keersop als maatregel wordt genoemd.
17. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hun betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand aan eiser 2 vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Eisers 1 kunnen daarnaast aanspraak maken op een reiskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van eisers 1 tegen de vermeende uitzondering van het Eurocircuit en het bestaande agrarische gebruik van percelen bij het Natura 2000 gebied niet-ontvankelijk.
  • verklaart de beroepen van eisers 1 en eiser 2 tegen de maatregelen maaibeleid in de Keersop en peilopzet (pagina 116 beheerplan) en de maatregelen ter vergroting van de kwelflux in het maaiveld en de verhoging van de grondwaterstanden nabij de Keersop (pagina 169 beheerplan) gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de maatregelen en activiteiten in verband met het maaibeleid in de Keersop en de maatregelen en activiteiten ter vergroting van de kwelflux in het maaiveld en de verhoging van de grondwaterstanden nabij de Keersop alsmede de maatregel maaibeleid in de Keersop zijn uitgezonderd van de vergunningplicht op grond van artikel 2.7, tweede lid en van de verboden in artikel 3.1 en 3.2, zesde lid, alsmede 3.5 en 3.6, tweede lid, al dan niet in samenhang met 3.10, tweede lid, van de Wnb.
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover hierin de maatregel peilopzet in de Keersop wordt genoemd;
  • bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eisers 1 en eiser 2 te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers 1 tot een bedrag van € 38,40 en in de proceskosten van eiser 2 tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. D.J. de Lange en mr. J.H.G van den Broek, leden, in aanwezigheid van mr. M.P.C. Moers-Anssems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Bijlage
Artikelen uit de Wet natuurbescherming

Artikel 2.7, tweede lid Wnb

Het is verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen.

Artikel 3.1 Wnb

1. Het is verboden opzettelijk van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te doden of te vangen.
2 Het is verboden opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren van vogels als bedoeld in het eerste lid te vernielen of te beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen.
3 Het is verboden eieren van vogels als bedoeld in het eerste lid te rapen en deze onder zich te hebben.
4 Het is verboden vogels als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te storen.
5 Het verbod, bedoeld in het vierde lid, is niet van toepassing indien de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort

Artikel 3.2, zesde lid Wnb

Het is verboden, anders dan voor verkoop, vogels, delen of producten als bedoeld in het eerste lid, onder zich te hebben of te vervoeren, tenzij deze vogels, delen of producten aantoonbaar overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn gedood of gevangen, onderscheidenlijk verkregen.

Artikel 3.5 Wnb

1. Het is verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, met uitzondering van de soorten, bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen.
2 Het is verboden dieren als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te verstoren.
3 Het is verboden eieren van dieren als bedoeld in het eerste lid in de natuur opzettelijk te vernielen of te rapen.
4 Het is verboden de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in het eerste lid te beschadigen of te vernielen.
5 Het is verboden planten van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel b, bij de Habitatrichtlijn of bijlage I bij het Verdrag van Bern, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.

Artikel 3.6 tweede lid Wnb

Het is verboden, anders dan voor verkoop, dieren of planten als bedoeld in het eerste lid onder zich te hebben of te vervoeren.

Artikel 3.10, Wnb

1. Onverminderd artikel 3.5, eerste, vierde en vijfde lid, is het verboden:
a. in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in de bijlage, onderdeel A, bij deze wet, opzettelijk te doden of te vangen;
b. de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in onderdeel a opzettelijk te beschadigen of te vernielen, of
c. vaatplanten van de soorten, genoemd in de bijlage, onderdeel B, bij deze wet, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.
2 Artikel 3.8, met uitzondering van het derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op de verboden, bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat, in aanvulling op de redenen, genoemd in het vijfde lid, onderdeel b, de noodzaak voor de ontheffing of vrijstelling ook verband kan houden met handelingen:
a. in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden of van kleinschalige bouwactiviteiten, met inbegrip van het daarop volgende gebruik van het gebied of het gebouwde;
b. ter voorkoming van schade of overlast, met inbegrip van schade aan sportvelden, schietterreinen, industrieterreinen, kazernes, of begraafplaatsen;
c. ter beperking van de omvang van de populatie van dieren, in verband met door deze dieren ter plaatse en in het omringende gebied veelvuldig veroorzaakte schade of in verband met de maximale draagkracht van het gebied waarin de dieren zich bevinden;
d. ter voorkoming of bestrijding van onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren;
e. in het kader van bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw;
f. in het kader van bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of in het kader van natuurbeheer;
g. in het kader van bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied;
h. in het algemeen belang, of
i. bestendig gebruik.
3 De verboden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, en b, zijn niet van toepassing op de bosmuis, de huisspitsmuis en de veldmuis voor zover deze dieren zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevinden.

Artikel 8, tweede lid Wnb

Een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een beheerplan als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, of van een programma als bedoeld in artikel 1.13 heeft uitsluitend betrekking op de beschrijvingen van projecten of andere handelingen als bedoeld in artikel 2.9, eerste lid, handelingen als bedoeld in artikel 3.3, zevende lid, onderdeel b, artikel 3.8, zevende lid, onderdeel b, al dan niet in samenhang met artikel 3.10, tweede lid.