In deze zaak vordert eiser, vertegenwoordigd door mr. E.H.H. Schelhaas, dat de voorzieningenrechter de besloten vennootschap Food Center Berghem B.V. (FCB) zal veroordelen om de bedrijfsruimte, gelegen aan [adres], binnen twee dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Eiser stelt dat FCB tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, omdat de huur niet tijdig is betaald en de exploitatie van de supermarkt gebrekkig is. FCB heeft de huurovereenkomst opgezegd per 25 januari 2019, maar eiser heeft er belang bij dat het gehuurde voor die datum wordt ontruimd om schade door leegstand te voorkomen.
De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen. De rechter oordeelt dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij een eerdere ontruiming dan per 25 januari 2019. FCB heeft de huur tot en met oktober 2018 betaald en er is slechts sprake van één maand huurachterstand. De supermarkt wordt nog geëxploiteerd, zij het met gebrekkige bevoorrading. Eiser heeft bovendien al een nieuwe huurder die na de beëindiging van de huurovereenkomst de bedrijfsruimte zal gaan exploiteren. De rechter concludeert dat de belangen van eiser niet opwegen tegen de belangen van FCB, en wijst de vordering af.
Eiser wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van FCB zijn begroot op € 400,00. Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Wiggers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2018.