Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 juli 2018
- het proces-verbaal van comparitie van 5 november 2018 en de daarin genoemde stukken.
2.De verdere beoordeling
3.475,00(5,0 punten × tarief € 695,00)
Rechtbank Oost-Brabant
In deze civiele procedure, die plaatsvond voor de Rechtbank Oost-Brabant, heeft de rechtbank op 12 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, eiseres, en het waterschap AA en Maas, gedaagde. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.J.M. Vannisselroy, stelde dat het waterschap zijn zorgplicht had geschonden door onvoldoende maatregelen te treffen naar aanleiding van wateroverlast. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Jacobse, betwistte deze stelling en voerde aan dat het waterschap adequaat had gereageerd op de klachten van eiseres.
De rechtbank heeft in haar vonnis de relevante wetgeving, waaronder de Waterschapswet en de Waterwet, besproken en de zorgplicht van het waterschap uiteengezet. De rechtbank oordeelde dat het waterschap adequaat had gereageerd op de klachten van eiseres door een onderzoek in te stellen en maatregelen te treffen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat het waterschap tekort was geschoten in zijn zorgplicht. De eiseres werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die op € 5.404,00 werden begroot, te vermeerderen met wettelijke rente.
De rechtbank benadrukte dat de lange duur van de wateroverlast mogelijk door andere factoren was veroorzaakt, zoals extreme neerslag en de ligging van het perceel van eiseres. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.