ECLI:NL:RBOBR:2018:6042

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2018
Publicatiedatum
6 december 2018
Zaaknummer
C/01/322854 / HA ZA 17-441
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage in financiële administratie en geschil over intellectuele eigendomsrechten tussen samenwerkende auteurs

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, hebben twee partijen, [eiseres] en [gedaagde], een geschil over de financiële afwikkeling van hun samenwerking en de intellectuele eigendomsrechten op de Organizing Agenda. De rechtbank heeft op 5 december 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin [eiseres] vorderingen heeft ingesteld tegen [gedaagde] voor inzage in de financiële administratie over de periode van Q2 2016 tot en met Q1 2017, alsook voor betaling van een bedrag dat zij meent te vorderen uit hoofde van hun samenwerking. De rechtbank heeft geoordeeld dat [eiseres] recht heeft op inzage in de financiële administratie van [gedaagde] en heeft [gedaagde] bevolen om deze inzage te geven. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval [gedaagde] niet aan dit bevel voldoet. Daarnaast zijn de vorderingen van beide partijen met betrekking tot de intellectuele eigendomsrechten op de Organizing Agenda en de titel 'Organizing Agenda' afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat geen van beide partijen auteursrechtelijke bescherming kan inroepen voor het format of de titel van de agenda. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling van de financiële vorderingen van [eiseres].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/322854 / HA ZA 17-441
Vonnis van 5 december 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.C. van den Berg te Utrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. D.M. Lamers te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 augustus 2017
  • het proces-verbaal van comparitie van 24 januari 2018
  • de akte waaruit blijkt dat op 30 januari 2018 door mr. P.C. van den Berg de “Organizing Agenda 2008” en de “Organizing Agenda 2018” van [eiseres] ter griffie zijn gedeponeerd
- de akte waaruit blijkt dat op 9 februari 2018 door mr. D.M. Lamers huishoudagenda’s van 2005 en van 2018 van het Wit-Gele Kruis ter griffie zijn gedeponeerd
- de akte uitlaten van [gedaagde]
- de akte indienen nadere stukken, waarbij [gedaagde] haar producties 34, 35 en 36 in het geding brengt
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de akte overlegging producties (proceskostenspecificatie) zijdens [eiseres]
- de akte uitlaten producties van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is schrijver van boeken, columns en artikelen op huishoudgebied. Zij heeft een website:
[website]. Haar eenmanszaak is genaamd “ [naam eenmanszaak eiseres] ”. In 2007 heeft [eiseres] een agenda met de titel “De Organizing-Agenda 2008” uitgebracht via Karakter Uitgevers B.V.
2.2.
[gedaagde] geeft sinds 2006 de zogenaamde Homeplanner uit. Op 31 januari 2006 heeft zij een beschrijving van haar concept van de Homeplanner laten registreren bij een notaris (productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie).
2.3.
In 2010 zijn [eiseres] en [gedaagde] gaan samenwerken. In 2010 hebben zij gezamenlijk een agenda met de titel “De Organizing Agenda 2011” uitgebracht via uitgever [naam eenmanszaak gedaagde] , de eenmanszaak van [gedaagde] .
2.4.
In de daarop volgende jaren hebben [eiseres] en [gedaagde] gezamenlijk Organizing Agenda’s voor de jaren 2011 t/m 2017 uitgebracht, telkens via [naam eenmanszaak gedaagde] .
2.5.
De vormgeving/opmaak van de gezamenlijk uitgegeven Organizing Agenda’s werd verzorgd door [naam] (hierna: [naam] ).
2.6.
Op een gegeven moment heeft de samenwerking tussen [eiseres] en [gedaagde] zich uitgebreid tot het uitbrengen van meer producten, waaronder schoonmaakdoekjes en accessoires.
2.7.
Op 5 maart 2017 hebben partijen een bespreking gehad over het aandeel van [eiseres] in de inkomsten van 2016 en het eerste kwartaal van 2017, en over de samenwerking in de toekomst. Hiervan is een verslag opgemaakt (productie 6 bij dagvaarding). Blijkens dit verslag is het aandeel van [eiseres] in de inkomsten geraamd op € 22.500,00. Daarvan was
€ 2.000,00 al uitbetaald en zou in maart 2017 een bedrag van € 10.000,00 worden voldaan door [gedaagde] .
2.8.
Vervolgens is een vertrouwensbreuk ontstaan tussen [eiseres] en [gedaagde] . Op 13 maart 2017 heeft [eiseres] aan [gedaagde] geschreven dat zij denkt dat ze er na de afrekening in april maar een punt achter moeten zetten. Op 22 maart 2017 heeft [gedaagde] aan [eiseres] geschreven dat zij akkoord is met het op 13 maart 2017 beëindigen van de samenwerking gezien de ontstane vertrouwensbreuk en [eiseres] gevraagd om een voorstel tot afwikkeling. (productie 9 en 10 bij dagvaarding).
2.9.
Op 24 maart 2017 heeft [eiseres] het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“1. Het is nu zaak om de eindafrekening versneld af te ronden. De stappen daarvoor, op basis van ons gesprek van 5 maart, zijn al uitgewerkt in het document van 7 maart (kopie bijgevoegd). Van de verwachte 22.500 aandeel is inmiddels 2.000 + 10.000 reeds voldaan, resteert dus nog zo’n 10.500 euro tot en met maart 2017. Over de vaststelling en afrekening verleden staat er in de bijlage:
* [gedaagde]( [gedaagde] ,
rb.) (of boekhouder) checkt nu 2016 en Q1 2017 en meldt definitief bedrag voor eind april (met specificatie omzet minus directe productkosten is bruto marge per product).
* Op basis daarvan wordt restant uitgekeerd aan [eiseres]( [eiseres] ,
rb.), voor eind april.
2. Daarna volgt nog de afrekening over de verkopen gedurende de rest van 2017 van de Organizing Agenda editie 2017 zolang deze nog verkocht wordt (gebonden & losbladig).
Graag ontvang ik die specificatie (van bruto omzet minus directe productkosten) en betalingen vanaf april 2017 per maand, dus zodra de omzet van de afgelopen maand bekend is. …”
(productie 10 bij dagvaarding)
2.10.
Op 6 april 2017 heeft [gedaagde] het volgende aan [eiseres] geschreven:
“Met referte aan uw onderstaande bericht ter zake de beëindiging van de samenwerking tussen uzelf en [naam eenmanszaak gedaagde] alsook de daarmee samenhangende financiële afwikkeling, bericht ik u als volgt:
Zoals u zelf kenbaar maakte is er inmiddels een substantieel bedrag, te weten in totaal
€ 12.000,-- aan u uitbetaald.
Gezien het geschonden vertrouwen, het feit dat u de afgelopen jaren reeds heeft verzuimd mede te investeren evenals verzuimd heeft aan uw overige verplichtingen te voldoen, beschouw ik met de voormelde betaling e.e.a. in financiële zin afgewikkeld en de samenwerking als beëindigd. …”(productie 11 bij dagvaarding)
2.11.
[eiseres] heeft op 1 juni 2017 ten laste van [gedaagde] conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de ABN Amro Bank N.V.
2.12.
[eiseres] en [gedaagde] hebben ieder apart een Organizing Agenda 2018 uitgebracht.
2.13.
[eiseres] heeft [gedaagde] bij dagvaarding van 30 augustus 2017 in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter van deze rechtbank. In die procedure vorderden [eiseres] en [gedaagde] over en weer (onder meer) om iedere vorm van inbreuk op elkaars intellectuele eigendomsrechten op de Organizing Agenda te staken. Bij vonnis van 20 september 2017, gewezen onder rolnummer KG 17-535 (productie 29 van [gedaagde] ), heeft de voorzieningenrechter deze vorderingen afgewezen. Wel is [eiseres] veroordeeld om een rectificatie van een onjuiste mededeling te plaatsen op onder meer haar website.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] vordert samengevat –
I. [gedaagde] te bevelen om op de voet van artikel 162 dan wel 843a Rv volledige inzage te geven in haar financiële administratie over het tijdvak Q2 2016 t/m Q1 2017 ten behoeve van het verkrijgen van een rechtmatige financiële afwikkeling van de Organizing Agenda en van de overige gezamenlijk uitgebrachte producten overeenkomstig punt 31 t/m 37 van de dagvaarding, op verbeurte van een dwangsom € 1.000,00 per overtreding en € 500,00 voor iedere dag dat overtreding voortduurt,
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de uiteindelijke vergoeding aan [eiseres] overeenkomstig de afspraken ten aanzien van de reeds ontvangen en nog te ontvangen baten ter zake editie 2017 van de Organizing Agenda en van de overige gezamenlijk uitgebrachte producten, te weten een bedrag tot en met 31 maart 2017 door [eiseres] begroot op ten minste
€ 10.500,00, althans een door de rechtbank overeenkomstig de correcte en volledige boekhouding nader te bepalen bedrag,
III. althans een en ander voor zover het onder I en/of II gevorderde bedrag (nog) niet kan worden vastgesteld, [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade nader op te maken bij staat,
IV. te verklaren voor recht dat de intellectuele eigendomsrechten ten aanzien van de Organizing Agenda in haar geheel toekomen aan [eiseres] , te weten in ieder geval, maar niet beperkt tot het auteursrecht en de handelsnaam ter zake de Organizing Agenda, een en ander op straffe van een door de rechtbank te bepalen dwangsom,
V. [gedaagde] te bevelen om iedere vorm van inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van [eiseres] te staken en gestaakt te houden, inhoudende onder meer maar niet uitsluitend het uitbrengen van de Organizing Agenda en het staken van het veroorzaken van verwarring bij het publiek middels een door [naam eenmanszaak gedaagde] uit te brengen agenda, te vereenzelvigen met de Organizing Agenda, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding en
€ 500,00 per dag dat de overtreding voortduurt,
VI. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van buitengerechtelijke incassokosten, begroot volgens tarief Voorwerk II, vermeerderd met rente, alsmede in de beslagkosten van € 294,22,
VII. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de volledige proceskosten van [eiseres] ingevolge artikel 1019h Rv, voor zover naar redelijkheid en evenredigheid toegerekend aan de handhaving van de intellectuele eigendomsrechten, althans in de gebruikelijke proceskosten, rente en nakosten.
3.2.
Op de grondslag van de vorderingen en het verweer daartegen zal de rechtbank hierna bij de beoordeling ingaan.
in reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert samengevat –
(
I. en II. bevatten de conclusie in conventie)
III. te verklaren voor recht dat [eiseres] een bedrag ad € 3.177,29 aan [gedaagde] dient te voldoen uit hoofde van onverschuldigde betaling wegens overbedeling,
IV. indien en voor zover de benaming “Organizing Agenda” aangemerkt kan worden als handelsnaam, te verklaren voor recht dat deze handelsnaam toebehoort aan (de onderneming van) [gedaagde] ,
V. indien en voor zover het auteursrecht aan [gedaagde] toebehoort, [eiseres] te bevelen iedere vorm van inbreuk op dit auteursrecht te staken en gestaakt te houden, onder meer het uitbrengen van de Organizing Agenda alsook het staken van veroorzaken verwarring bij het publiek middels een door [eiseres] uit te brengen agenda, te vereenzelvigen met de Organizing Agenda van [gedaagde] , op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding en
€ 500,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt,
VI. indien en voor zover de handelsnaam aan [gedaagde] toebehoort, [eiseres] te bevelen iedere vorm van inbreuk op deze handelsnaam te staken en gestaakt te houden, inhoudende onder meer het voeren van de handelsnaam als ook het veroorzaken van verwarring bij het publiek middels het uitbrengen van welk product dan ook onder deze handelsnaam, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding en € 500,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt,
VII. indien en voor zover geen auteursrecht op de Organizing Agenda mogelijk is, voor recht te verklaren dat [eiseres] een agenda uitgeeft (Organizing Agenda) die een slaafse nabootsing vormt van de Organizing Agenda van [gedaagde] en dat deze nabootsing een onrechtmatige daad van [eiseres] jegens [gedaagde] oplevert,
VIII. indien de verklaring voor recht onder VII. wordt toegewezen, [eiseres] te verbieden om een agenda (Organizing Agenda) uit te geven die een (slaafse) nabootsing vormt ten aanzien van de Organizing Agenda van [gedaagde] , inhoudende onder meer het uitgeven van een Organizing Agenda als ook een agenda die in enigerlei opzicht de Organizing Agenda van [gedaagde] nabootst, hetzij de Organizing Agenda van [gedaagde] zodanig nabootst dat bij het publiek verwarring kan ontstaan tussen de nabootsing en de Organizing Agenda, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding en € 500,00 voor iedere dag dat overtreding voortduurt,
IX. voor recht te verklaren dat het door [eiseres] op de bankrekening van [gedaagde] gelegde conservatoir derdenbeslag onrechtmatig dan wel vexatoir is,
X. te gelasten dat het bedrag dat door [gedaagde] in depot is gestort bij haar raadsman vrij wordt gegeven,
XI. [eiseres] te bevelen de onrechtmatige inbreuk op het intellectuele eigendomsrecht van [gedaagde] op de foto’s van de poetsdoekjes te beëindigen, in het bijzonder maar niet alleen beperkt tot het verwijderen van deze foto’s van de website van [eiseres] en deze niet langer te gebruiken voor welk doeleinde dan ook, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding en € 500,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt,
XII. [eiseres] te veroordelen tot betaling van de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv voor zover toe te rekenen aan de handhaving van de intellectuele eigendomsrechten, althans in de gebruikelijke proceskosten, vermeerderd met rente als de proceskosten niet tijdig zijn voldaan, een en ander te vermeerderen met de nakosten.
3.4.
Op de grondslag van de vorderingen en het verweer daartegen zal de rechtbank hierna bij de beoordeling ingaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
De financiële afwikkeling tussen partijen
4.1.
[eiseres] legt aan haar vorderingen onder I t/m III het volgende ten grondslag.
[eiseres] wenst met [gedaagde] tot financiële afwikkeling van hun samenwerkingsverband te komen, maar [gedaagde] belemmert iedere afronding. Na het bericht van [gedaagde] op 6 april 2017 heeft de raadsman van [eiseres] het contact overgenomen en uit dien hoofde tweemaal een verzoek tot afwikkeling verstuurd op respectievelijk 28 april en 11 mei 2017. [gedaagde] heeft echter geen enkele reactie gegeven.
Partijen zijn vanaf de start van de samenwerking met elkaar overeengekomen dat de brutomarge oftewel de netto omzet, zijnde de gerealiseerde verkopen minus de directe productiekosten van de omzet (zoals grafisch ontwerper en drukwerk) terzake de agenda evenredig (50/50) wordt verdeeld tussen [gedaagde] en [eiseres] . Later is dit ook afgesproken terzake de andere producten die [eiseres] en [gedaagde] gezamenlijk verkochten. Gelet op de gemaakte afspraken heeft [eiseres] nog recht op ontvangst van de helft van de brutomarge op zowel de Organizing Agenda alsook ten aanzien van de overige producten. De partner van [eiseres] , de heer [naam partner eiseres] , heeft aan de hand van bij [gedaagde] aangetroffen financiële gegevens ingeschat dat [eiseres] nog € 10.500,00 zou moeten ontvangen per april 2017. Ondanks herhaalde verzoeken krijgt [eiseres] echter geen volledige inzage in de meest actuele cijfers over het tijdvak Q2 2016 tot en met Q1 2017. [eiseres] heeft er recht op en belang bij om inzage te krijgen in de boeken, bescheiden of geschriften van [gedaagde] die zij op grond van de wet houdt, maakt en bewaart. Op grond van artikel 162 Rv kan de rechter bevelen de boeken open te leggen. Subsidiair vordert [eiseres] inzage op de voet van artikel 843a Rv. [eiseres] is partij bij de rechtsbetrekking met [gedaagde] en er is sprake van bepaalde bescheiden.
Vervolgens dient [gedaagde] [eiseres] op grond van de tussen partijen gemaakte afspraken te betalen hetgeen haar blijkens de administratie toekomt.
4.1.1.
Het verweer hiertegen van [gedaagde] en de grondslag van haar vordering in dit verband houdt het volgende in.
[gedaagde] is in het kader van de uitgave van de Organizing Agenda een samenwerkingsverband met [eiseres] aangegaan door – als opdrachtgever – met [eiseres] een overeenkomst van opdracht (artikel 7:400 BW) te sluiten. Deze opdracht hield in dat [eiseres] teksten zou aanleveren en promotionele werkzaamheden zou uitvoeren. Daarnaast hebben [gedaagde] en [eiseres] afgesproken dat zij beiden 50 procent tijd zouden investeren en 50 procent van de kosten en investeringen zouden dragen, alsmede 50 procent van de bruto omzet zouden verkrijgen. De ratio achter deze regeling was dat de waarde van de werkzaamheden door [eiseres] wegens onduidelijkheid over de opbrengsten niet op voorhand was te bepalen.
[gedaagde] legt als productie 4 bij haar conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie een verklaring over van haar boekhouder de heer [naam boekhouder gedaagde] . Hij verklaart daarin dat [eiseres] is overbedeeld met € 3.177,29. Uit deze verklaring blijkt dat de afrekening jegens [eiseres] meer dan afgewikkeld is en dat [gedaagde] een vordering heeft op [eiseres] . In het verleden was het voor de financiële afwikkeling ook niet nodig dat [gedaagde] inzage gaf in de financiële gegevens. Toen volstond een verklaring van de boekhouder van [gedaagde] . [gedaagde] gaat ervan uit dat zulks thans niet anders is. [eiseres] heeft dus geen (rechtmatig) belang bij haar vordering tot het openleggen van de boeken door [gedaagde] .
4.1.2.
[eiseres] betwist dat [gedaagde] een vordering heeft op haar. Dat [gedaagde] geen vordering heeft op [eiseres] blijkt ook uit hetgeen [gedaagde] ter comparitie van partijen heeft gesteld. Desondanks heeft zij haar vordering niet ingetrokken, aldus [eiseres] .
4.1.3.
Hetgeen [gedaagde] heeft gesteld is onvoldoende om de conclusie te dragen dat zij als opdrachtgever van [eiseres] in de zin van artikel 7:400 BW is aan te merken. Bij een dergelijke overeenkomst past niet dat [eiseres] mee zou moeten investeren in het uitgeven van de Organizing Agenda, wat volgens [gedaagde] is afgesproken tussen partijen en wat volgens [eiseres] ook (in ieder geval voor de eerste editie) is gebeurd. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat partijen hebben samengewerkt op een (min of meer) gelijkwaardige basis.
4.1.4.
[gedaagde] betwist niet dat een verdeling van 50% van de netto omzet is afgesproken tussen partijen. [eiseres] heeft recht op betaling van hetgeen haar op grond van deze afspraak toekomt.
4.1.5.
Ter comparitie van partijen van 24 januari 2018 heeft [gedaagde] een berekening overgelegd aan de hand van een aantal boekhoudposten, waaruit volgens haar blijkt dat aan [eiseres] nog een bedrag van € 1.283,63 over 2016 en € 2.314,67 over 2017 toekomt. Vervolgens heeft [gedaagde] ná de comparitie van partijen een berekening aan [eiseres] gezonden, waaruit volgens haar blijkt dat aan [eiseres] een bedrag van in totaal van € 3.235,04 toekomt. [eiseres] legt deze berekening over als productie 36. [eiseres] betwist de diverse berekeningen van [gedaagde] , aangezien er geen onderbouwing van de kosten wordt gegeven. Bovendien worden er nu, anders dan in voorgaande jaren, ineens allerlei generieke bedrijfskosten doorberekend, aldus [eiseres] .
4.1.6.
Bij conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie stelde [gedaagde] nog, onder verwijzing naar de als productie 4 bij conclusie van antwoord overgelegde verklaring van haar boekhouder, dat zij een bedrag van € 3.177,29 tegoed zou hebben van [eiseres] . Gelet op het feit dat [eiseres] en [gedaagde] daarna berekeningen hebben overgelegd, waaruit blijkt dat [eiseres] kennelijk toch een vordering op [gedaagde] heeft, hecht de rechtbank geen waarde aan de verklaring van de boekhouder. Bij de steeds wisselende bedragen ontbreken de achterliggende stukken, zodat niet kan worden gecontroleerd of de bij de verschillende posten vermelde bedragen kloppen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] er, gelet op de tussen partijen bestaande rechtsbetrekking, recht op en belang bij om inzicht te krijgen in de administratie en de onderliggende stukken, zodat zij zelf kan berekenen wat haar nog toekomt op grond van de afspraak dat zij voor 50 % zou meedelen in de brutomarge. Dit geldt zowel voor de stukken betreffende de Organizing Agenda als voor de stukken betreffende de andere producten, waarvan [gedaagde] immers inmiddels heeft erkend dat die ook gezamenlijk werden verkocht. [gedaagde] kan er (in eerste instantie) mee volstaan inzage te verlenen aan [eiseres] . De rechtbank zal daarom de vordering van [eiseres] onder I toewijzen op grond van artikel 843a Rv en niet op grond van artikel 162 Rv, dat erop is gericht de boeken open te leggen voor de rechter. Het gaat dan om de volgende, door [eiseres] onder 31 t/m 37 van de dagvaarding genoemde stukken:
de afzonderlijke inkoopfacturen (kosten), de afzonderlijke verkoopfacturen (omzet) en de grootboekrekeningen, die verband houden met de door partijen gezamenlijk gerealiseerde omzet en de gemaakte kosten ter zake de door [eiseres] en [gedaagde] gezamenlijk verkochte producten, zijnde de Organizing Agenda, de schoonmaakdoekjes en de accessoires betreffende de editie 2017 (Q2 2016 t/m Q1 2017), met de bijbehorende kolommenbalans en proef- en saldibalans.
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen met ingang van 1 week na betekening van dit vonnis en er zal een maximum aan de dwangsom worden verbonden.
4.1.7.
De beslissing omtrent de vordering van [eiseres] tot betaling zal worden aangehouden, nu daarover zonder de hiervoor genoemde gegevens geen oordeel kan worden gegeven. [eiseres] zal in de gelegenheid worden gesteld om zich na kennisneming van de stukken waarin [gedaagde] haar inzage moet verlenen, uit te laten over haar vordering, waarna [gedaagde] de gelegenheid krijgt daarop te reageren. De zaak zal daartoe naar de rol worden verwezen.
4.1.8.
In het lichaam van de dagvaarding (onder 41) kondigt [eiseres] aan toegang te vorderen tot het gedeelte van de server van [naam eenmanszaak gedaagde] dat betrekking heeft op haar werkzaamheden ten aanzien van editie 2018 van de Organizing Agenda, althans overlegging door [gedaagde] c.q. [naam eenmanszaak gedaagde] van de louter door haar vervaardigde werkzaamheden van editie 2018 van de Organizing Agenda. Verder kondigt zij aan te vorderen dat [gedaagde] c.q. [naam eenmanszaak gedaagde] zich onthoudt van het gebruik van de door [eiseres] verrichte werkzaamheden ten aanzien van editie 2018 van de Organizing Agenda, daar het auteursrecht hiervan bij [eiseres] berust. In het petitum van de dagvaarding zijn deze vorderingen echter niet opgenomen. De rechtbank zal daarom niet verder op het onder 41 van de dagvaarding gestelde ingaan.
4.2.
Hierna zal de rechtbank ingaan op de overige in het petitum geformuleerde vorderingen over en weer.
Het beroep op intellectuele eigendomsrechten en de gestelde inbreuk daarop over en weer
4.3.
[eiseres] legt aan haar vorderingen onder IV en V het volgende ten grondslag.
[eiseres] is de oorspronkelijke bedenker en uitvinder en daarmee auteursrechthebbende (op het format
(door partijen ook wel aangeduid als “concept” )) van de Organizing Agenda.
Ook gebruikt [eiseres] sinds 2007 de titel “Organizing Agenda”. Het auteursrecht van die titel behoort toe aan [eiseres] . [eiseres] had overigens aanvankelijk zich in dit verband beroepen op het recht van de handelsnaam, maar heeft ter comparitie de grondslag van haar vordering in bovenbedoelde zin gewijzigd. Verder heeft [eiseres] werkzaamheden verricht ten aanzien van editie 2018. Zij had naar eigen inschatting reeds 60% van de inhoud van editie 2018 voltooid. Het auteursrecht hierop berust bij [eiseres] .
[gedaagde] maakt inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van [eiseres] door het uitbrengen van de editie 2018 van de Organizing Agenda. [eiseres] wenst dat [gedaagde] met onmiddellijke ingang stopt met het doen van inbreukmakende (rechts)handelingen ten aanzien van de titel en de afzonderlijke Organizing Agenda’s zelf.
4.3.1.
[gedaagde] betwist dat [eiseres] auteursrechtelijke bescherming kan inroepen voor de titel, het format en de (afzonderlijke) Organizing Agenda.
Voor zover er auteursrecht mogelijk is op de titel en/of het format van de Organizing Agenda, is niet [eiseres] , maar [gedaagde] de auteursrechthebbende. [gedaagde] is voorts rechthebbende op alle overige intellectuele eigendomsrechten in dat verband, met uitzondering van de vormgeving, waarop [naam] de intellectuele eigendomsrechten heeft. [gedaagde] betwist dat sprake is van enige inbreukmakende handeling aan haar zijde.
Indien en voor zover de titel “Organizing Agenda” aangemerkt zou kunnen worden als de naam van een onderneming van [eiseres] , dan is deze onderneming inmiddels beëindigd, althans is deze niet feitelijk gedreven gedurende de periode waarin de Organizing Agenda door [gedaagde] is uitgegeven. Daar [gedaagde] deze naam thans gebruikt, terwijl [eiseres] het gebruik daarvan heeft gestaakt gedurende een langere periode, komt het recht op het gebruik van de handelsnaam aan [gedaagde] toe. [eiseres] dient het gebruik van de handelsnaam en het veroorzaken van verwarring bij het publiek middels het uitbrengen van een met de Organizing Agenda van [gedaagde] te vereenzelvigen agenda te staken.
Het format van de Organizing Agenda is door [gedaagde] op 31 januari 2006 bij de notaris neergelegd in een akte van depot, welke in escrow is gegeven bij Ideesafe. Hoewel dit format is gedeponeerd onder de benaming van “Homeplanner”, is dit vrijwel identiek aan de Organizing Agenda. Hierdoor behoort het auteursrecht op het format van de Organizing Agenda toe aan [gedaagde] en derhalve niet aan [eiseres] .
[gedaagde] heeft, handelend onder de handelsnaam [naam eenmanszaak gedaagde] , de Organizing Agenda sinds 2010 uitgegeven. Daarmee is het auteursrecht op de titel (stilzwijgend) overgedragen aan [gedaagde] .
De door [eiseres] aangeleverde teksten zijn niet geheel eigenstandig tot stand gebracht. [gedaagde] heeft hierin een dusdanige inspraak gehad en correcties daarop uitgevoerd, dat ten minste 50 procent van het auteursrecht bij [gedaagde] berust.
Het auteursrecht op de vormgeving en lay-out van de Organizing Agenda behoort toe aan [naam] . Alleen [gedaagde] heeft toestemming van [naam] voor het gebruik van dit auteursrecht. Aldus maakt [eiseres] inbreuk op het (afgeleide) auteursrecht waar [gedaagde] dan wel [naam] recht op hebben.
[eiseres] dient de inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van [gedaagde] middels het uitbrengen van een met de Organizing Agenda van [gedaagde] te vereenzelvigen agenda te staken.
4.3.2.
[eiseres] betwist dat [gedaagde] aan de Handelsnaamwet bescherming kan ontlenen voor de naam “Organizing Agenda”. De naam is slechts de titel van de agenda en niet de naam van de onderneming van [gedaagde] . Van een handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet is geen sprake.
[eiseres] betwist voorts dat [gedaagde] als de maker van de Organizing Agenda in de zin van de Auteurswet kan worden aangemerkt. Hooguit heeft [gedaagde] een auteursrecht op de verticale weekindeling met de daaronder opgenomen lijstjes, nu zij deze ook al in haar Homeplanner gebruikte. [eiseres] heeft in haar Organizing Agenda 2018 weer haar oude horizontale indeling uit de oorspronkelijke agenda van 2008 gebruikt. Gelet hierop is van een inbreuk op enig auteursrecht geen sprake.
[eiseres] betwist voorts dat zij het auteursrecht op de titel “Organizing Agenda” (stilzwijgend) heeft overgedragen, zoals [gedaagde] stelt. Op grond van artikel 2 Auteurswet kan overdracht van een auteursrecht slechts schriftelijk geschieden middels een daartoe bestemde akte.
In hoeverre komt aan de Organizing Agenda’s auteursrechtelijke bescherming toe?
4.4.
De rechtbank stelt het volgende voorop.
Een werk komt voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking indien het een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt (o.a. HR 22 februari 2013, LJN B71529 (Stokke/H3)). Het HvJEU heeft de maatstaf aldus geformuleerd dat het moet gaan om de uitdrukking van een eigen intellectuele schepping van de auteur van het werk. Daartoe behoort in elk geval niet al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen (HvJEU 16 juli 2009, zaak C-5/08, ECLI:EU:C2009:465 (Infopaq I)).
Het format van de Organizing Agenda
4.5.
Een format komt in beginsel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking indien het voldoet aan de hiervoor onder 4.4 genoemde eisen. Voor een format betekent dit met name dat (1) het werk voldoende oorspronkelijk moet zijn en (2) het werk voldoende uitgewerkt moet zijn.
Bij de beantwoording van de vraag of het format een voldoende eigen oorspronkelijk karakter heeft, ofwel het persoonlijk stempel van de maker draagt is niet van belang of de verschillende elementen waaruit het format bestaat ieder afzonderlijk auteursrechtelijk beschermd zijn of niet. Het gaat erom of het totaal van alle elementen tezamen een zodanige eenheid oplevert dat van een oorspronkelijk werk gesproken kan worden. Voor de vraag of het format voldoende is uitgewerkt is verder beslissend of het voldoende geconcretiseerd is ofwel voldoende vormbepalende elementen bevat (Hof Amsterdam 27-06-2002, ECLI:NL:GHAMS:2002:AE4818 (Big Brother).
4.5.1.
[eiseres] omschrijft het door haar bedachte format van “De Organizing Agenda 2008” als volgt: ‘een agenda met duidelijke organizing componenten: specifieke planners die in geen andere agenda’s voorkomen, (leen- en uitleenplanner, klusplanner) reminderstickers, tips van professional organizers, plastic mapjes (niet doorgevoerd in de eerste editie wegens kostenplaatje, maar wel door mij bedacht, zie e-mailwisseling Karakter), basislijst boodschappen etc.’
Volgens [eiseres] is de Organizing Agenda van 2008 het resultaat van haar creatieve keuzes en toepassingen en draagt de agenda haar persoonlijke stempel als professional organizer waarmee het een eigen gezicht heeft gekregen en daarmee een persoonlijk en persoonsgebonden werk is. De agenda is gebaseerd op haar jarenlange kennis en vakmanschap opgebouwd op haar specialistisch domein, professional organizing, vandaar ook de door haar bedachte, unieke titel. De Organizing Agenda onderscheidt zich in functie en uiterlijke verschijningsvorm van andere agenda’s in de markt door haar unieke titel, concept, format en typerende thema voor een specifieke doelgroep.
4.5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is de omschrijving van het format zoals [eiseres] die geeft, te abstract, in die zin dat het een opsomming is van een aantal algemene elementen waaruit het concept is opgebouwd. De ideeën of gedachten achter die elementen zijn vrij en komen niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking. Deze algemene elementen zijn onvoldoende concreet uitgewerkt en bevatten onvoldoende vormbepalende elementen om, in combinatie gezien, voor ‘format’-bescherming in aanmerking te komen, althans heeft [eiseres] haar stelling op dit punt niet nader feitelijk onderbouwd.
4.5.3.
Het door [gedaagde] in escrow gegeven format van de Homeplanner is als volgt beschreven:
“In deze drukke tijd met een gezin, baan en clubjes dient er veel georganiseerd te worden. Om hier meer inzicht in te krijgen is de HOMEPLANNER ontwikkeld. Je kunt eenvoudig de activiteiten plannen en overzichtelijk zien wie, wat, wanneer te doen heeft en welke zaken niet vergeten mogen worden. De HOMEPLANNER is ingedeeld in weken en voorzien van de volgende handige items:
* Feestdagen zijn aangegeven
* Verjaardagen zijn te vermelden
* Middels een ochtend, middag en avondindeling kan per dag gezien worden welke activiteiten gedaan gaan worden
* Handige rubrieken met een kookplanning per dag, ruimte om klusjes te noteren, boodschappen en notities in te vullen
* Extra pagina’s met een boodschappenlijst, taakplanner, huishoudtips en eerstehulptips
* Eenvoudig op te hangen
* A4 formaat
De homeplanner is uit te breiden met meerdere pagina’s, agenda’s en b.v. receptkaarten, programma’s en eventueel meerdere kolommen, die betrekking hebben op huishoudelijke taken en zaken in en rondom het huis. …”
4.5.4.
Ook voor het format van [gedaagde] geldt dat deze niet voor formatbescherming in aanmerking komt, op grond van dezelfde overwegingen als in punt 4.5.2. Hieraan doet niet toe of af dat [gedaagde] haar concept/format in escrow heeft gegeven.
4.5.5.
Dit betekent dat [eiseres] noch [gedaagde] auteursrechtelijke bescherming kan inroepen voor het format van de Organizing Agenda.
De titel “Organizing Agenda”
4.6.
[eiseres] noch [gedaagde] onderbouwt waarom de titel “Organizing Agenda” te beschouwen zou zijn als een werk in de hiervoor onder 4.4. omschreven zin. Naar het oordeel van de rechtbank is in de combinatie van de woorden “Organizing” en “Agenda” geen “eigen intellectuele schepping van de auteur” te vinden. Het woord “Agenda” geeft enkel aan dat het gaat om een agenda. Het woord “Organizing” geeft daarbij aan dat het gaat om een agenda, die gebruikt kan worden om (het dagelijks leven) te organiseren. In de samenvoeging van deze twee woorden valt geen creatieve arbeid van welke aard ook aan te wijzen.
4.6.1.
Dit betekent dat [eiseres] noch [gedaagde] auteursrechtelijke bescherming kan inroepen voor de titel “Organizing Agenda”.
De afzonderlijke Organizing Agenda’s
4.7.
[gedaagde] heeft op 10 januari 2018 8 agenda’s en 3 homeplanners ter griffie gedeponeerd. Het betreft de gezamenlijk uitgegeven Organizing Agenda’s van de jaren 2011 tot en met 2017, de Organizing Agenda 2018 van [naam eenmanszaak gedaagde] en de [naam eenmanszaak gedaagde] Homeplanners van de jaren 2006, 2008 en 2017.
[eiseres] heeft op 30 januari 2018 haar Organizing Agenda 2008 overgelegd.
Aan de hand van deze agenda’s en aan de hand van de stellingen van partijen overweegt de rechtbank als volgt.
4.7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle agenda’s afzonderlijk, evenals de [naam eenmanszaak gedaagde] Homeplanners te beschouwen als een werk in de hiervoor onder 4.4 omschreven zin. Duidelijk is dat het auteursrecht op de Organizing Agenda 2008 aan [eiseres] en het auteursrecht op de Homeplanners aan [gedaagde] toekomt. In het midden kan blijven aan wie de auteursrechten op de gezamenlijk uitgebrachte Organizing Agenda’s toekomen. Partijen hebben die agenda’s samen geëxploiteerd en uit de financiële gegevens die [gedaagde] aan [eiseres] moet laten inzien, zal blijken of [eiseres] nog een vordering tot betaling op [gedaagde] heeft.
Wel volgt uit de stellingen van partijen dat de meeste tekst in de gezamenlijk uitgegeven agenda’s is aangeleverd door [eiseres] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] het auteursrecht op de door haar geschreven teksten, ongeacht de vraag of [gedaagde] (die naar het oordeel van de rechtbank in dit opzicht als uitgever valt te beschouwen) aan deze teksten nog heeft geschaafd.
Aangezien er ieder jaar een nieuwe agenda met nieuwe inhoud wordt uitgebracht, gaat het uiteindelijk alleen om de vraag of er auteursrechtelijk beschermde elementen uit de eerder alleen dan wel gezamenlijk uitgebrachte agenda’s/Homeplanners zijn overgenomen in respectievelijk de Organizing Agenda 2018 van [gedaagde] en de Organizing Agenda 2018 van [eiseres] en zo ja, of dit de conclusie rechtvaardigt dat sprake is van een inbreuk op het auteursrecht.
4.7.2.
Volgens [eiseres] is de verdeling van de kaft in zes vlakken, zoals [eiseres] die al heeft toegepast op haar Organizing Agenda 2008, door [gedaagde] overgenomen in haar Organizing Agenda 2018. [eiseres] onderbouwt echter niet dat sprake is van een auteursrechtelijk beschermd element. Bovendien blijkt uit de door [gedaagde] als producties 13, 16 en 17 overgelegde foto’s van boekomslagen dat verschillende (kook)boeken van respectievelijk 2003, 2007 en 2006 min of meer dezelfde vlakverdeling kennen, zodat niet kan worden gezegd dat de door [eiseres] toegepaste vlakverdeling oorspronkelijk is. Van inbreuk op een auteusrecht is dan ook geen sprake.
4.7.3.
Uit de stellingen van partijen volgt dat de weekindeling in de gezamenlijk uitgegeven agenda’s op dezelfde wijze was vormgegeven als de weekindeling van de Homeplanners van [gedaagde] . [gedaagde] gebruikt deze vormgeving in de door haar uitgebrachte Organizing Agenda 2018 nog steeds. De weekindeling zoals [eiseres] die thans in haar Organizing Agenda 2018 gebruikt is anders vormgegeven. Indien en voor zover de weekindeling kan worden aangemerkt als een auteursrechtelijk beschermd element, is deze niet door [eiseres] overgenomen,
4.7.4.
Zowel de Organizing Agenda 2018 van [eiseres] als die van [gedaagde] bevatten stickervellen, zoals eerder ook de gezamenlijk uitgebrachte agenda’s en de Organizing Agenda 2008 van [eiseres] . Het idee voor deze stickers is kennelijk afkomstig van [eiseres] . Uit de colofons van beide agenda’s blijkt echter dat de illustraties op deze stickers zijn gemaakt door [naam Illustrator] (van Karakter Uitgevers BV, zo blijkt uit het colofon van de agenda van [gedaagde] ). Het auteursrecht op de vormgeving van deze stickers berust dan ook niet bij [eiseres] of [gedaagde] . Louter het opnemen van een algemeen element als een stickervel (los van de vormgeving) kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezien als de overname van een auteursrechtelijk beschermd element en kan dan ook niet tot een inbreuk op het auteursrecht leiden.
4.7.5.
Gesteld noch gebleken is dat één van partijen door de ander geschreven tekst heeft gebruikt in haar Organizing Agenda 2018. In zoverre is er ook geen sprake van enige auteursrechtinbreuk.
4.7.6.
De conclusie is dat geen sprake is van inbreuk op enig auteursrecht. De op auteursrechtinbreuk geënte vorderingen over en weer zullen daarom worden afgewezen.
Valt de naam “Organizing Agenda” te beschouwen als handelsnaam?
4.8.
[gedaagde] heeft, in tegenstelling tot [eiseres] , haar beroep op bescherming van de naam “Organizing Agenda” uit hoofde van de Handelsnaamwet gehandhaafd. [gedaagde] heeft echter geen onderbouwing gegeven van haar stelling dat sprake is van een handelsnaam. De naam “Organizing Agenda” is slechts een titel voor de agenda’s en niet de (voormalige) naam van een onderneming, noch van die van [eiseres] noch van die van [gedaagde] . Van een handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet is dan ook geen sprake. Dit betekent dat de vorderingen van [gedaagde] die op de Handelsnaamwet zijn gebaseerd (haar vorderingen IV en VI) zullen worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten
4.9.
De beslissing met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten en de beslagkosten zal worden aangehouden totdat op de vorderingen onder 1 t/m III wordt beslist.
Proceskosten
4.10.
Ook de beslissing met betrekking tot de proceskosten zal worden aangehouden.
Conclusie in conventie tot zover
4.11.
De conclusie in conventie tot zover is dat de vordering onder I wordt toegewezen en dat de beslissing op de vorderingen onder II en III wordt aangehouden, totdat partijen zich hebben kunnen uitlaten over de hoogte van de vordering van [eiseres] uit hoofde van de financiële afrekening tussen partijen. Over de buitengerechtelijke incassokosten, de beslagkosten en de proceskosten zal worden beslist bij het eindvonnis. De overige vorderingen in conventie zullen (bij het eindvonnis) worden afgewezen.
Conclusie in reconventie tot zover
4.12.
De conclusie in reconventie tot zover is dat de vorderingen onder III, IV, V en VI (bij het eindvonnis) zullen worden afgewezen.
in reconventie voorts
Is sprake van slaafse nabootsing?
4.13.
[gedaagde] legt aan haar vorderingen onder VII en VIII het volgende ten grondslag. De Organizing Agenda van [gedaagde] onderscheidt zich in uiterlijke verschijningsvorm van andere, gelijksoortige producten op de markt door haar typerende vormgeving en lay-out. Deze agenda heeft zogezegd een eigen gezicht. Dit eigen gezicht van de agenda van [gedaagde] wordt door [eiseres] nagebootst. De Organizing Agenda 2018 die [eiseres] uitgeeft is naar vormgeving en lay-out (look & feel) een directe, slaafse, nabootsing van de Organizing Agenda’s zoals door [gedaagde] uitgegeven. Deze nabootsing veroorzaakt verwarring bij het publiek. [eiseres] schiet tekort in haar verplichting om bij het nabootsen van de Organizing Agenda van [gedaagde] alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door gelijkheid van beide producten gevaar voor verwarring ontstaat. Bij de klanten van [naam eenmanszaak gedaagde] is inmiddels ook verwarring ontstaan door uitlatingen van [eiseres] op social media, waaronder de stelling dat de [naam eenmanszaak gedaagde] producten er in 2018 niet zouden zijn. Daarnaast maakt [eiseres] gebruik van de recensies van de eerdere [naam eenmanszaak gedaagde] Organizing Agenda’s. Dit is onrechtmatig en [gedaagde] lijdt hierdoor schade.
Het moet [eiseres] verboden worden de Organizing Agenda van [gedaagde] na te bootsen. Daarbij is een prikkel in de vorm van een dwangsom gewenst en noodzakelijk opdat de rechten en belangen van [gedaagde] gewaarborgd zijn en blijven.
4.13.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] haar stellingen met betrekking tot de slaafse nabootsing onvoldoende (feitelijk) onderbouwd, zoals [eiseres] ook terecht opmerkt. Zo onderbouwt [gedaagde] niet dat de Organizing Agenda zich onderscheidt van andere gelijksoortige producten op de markt. Ook onderbouwt [gedaagde] niet dat [eiseres] tekort schiet in haar verplichting om gevaar voor verwarring te vermijden. Voor zover verwarring is ontstaan door uitlatingen van [eiseres] op social media, heeft [eiseres] dat op grond van het vonnis van de voorzieningenrechter moeten rectificeren. De vorderingen onder VII en VIII zullen daarom worden afgewezen.
Is het door [eiseres] gelegde beslag onrechtmatig?
4.14.
Volgens [gedaagde] is het door [eiseres] gelegde beslag onrechtmatig, aangezien de vordering van [eiseres] dient te worden afgewezen. Voor zover [eiseres] toch een vordering op [gedaagde] mocht hebben van een aanzienlijk lager bedrag dan waarvoor beslag is gelegd
(€ 13.650,00), dan dient het beslag wegens misbruik van recht als onrechtmatig te worden aangemerkt. Immers beschikte [eiseres] ten tijde van de beslaglegging over onvoldoende informatie om correct te beoordelen ter verzekering van welk bedrag beslag gelegd diende te worden.
4.14.1.
De rechtbank zal de onder IX gevorderde verklaring voor recht afwijzen. Zoals [eiseres] terecht opmerkt, erkent [gedaagde] inmiddels dat [eiseres] een vordering op haar heeft. Zelfs als de vordering van [eiseres] maar gedeeltelijk zou worden toegewezen, heeft dat niet tot gevolg dat het gelegde beslag ten onrechte zou zijn gelegd.
De vordering het door [gedaagde] in depot gestorte bedrag vrij te geven
4.15.
[gedaagde] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij bij haar raadsman een bedrag in depot heeft gestort teneinde het beslag op te laten heffen. Dit bedrag dient volgens [gedaagde] te worden vrijgegeven, omdat het beslag onrechtmatig is.
4.15.1.
Ook deze vordering zal worden afgewezen, aangezien het beslag niet onrechtmatig is.
De vordering met betrekking tot de foto’s van de poetsdoekjes
4.16.
[gedaagde] legt aan deze vordering ten grondslag dat zij het auteursrecht heeft op foto’s gemaakt van poetsdoekjes. [eiseres] maakt inbreuk op het auteursrecht van [gedaagde] door deze foto’s op de website van [eiseres] te plaatsen. Deze inbreuk dient beëindigd te worden, aldus [gedaagde] .
4.16.1.
[eiseres] voert aan dat de foto’s van de poetsdoekjes een natuurgetrouwe en duidelijke close-up van poetsdoekjes zijn. [eiseres] betwist dat aan dergelijke foto’s auteursrechtelijke bescherming toekomt.
4.17.
De rechtbank overweegt als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd welke aspecten op een persoonlijk stempel zouden kunnen duiden. De foto’s komen dan ook niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking. De vordering met betrekking tot het gebruik van deze foto’s door [eiseres] zal daarom worden afgewezen.
Conclusie en proceskosten
4.18.
De conclusie is dat alle vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen. [gedaagde] zal worden veroordeeld in de proceskosten van [eiseres] . De rechtbank houdt de begroting van deze kosten en de beslissing aan totdat in conventie en in reconventie eindvonnis kan worden gewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
beveelt [gedaagde] om [eiseres] volledige inzage te geven in haar financiële administratie over het tijdvak Q2 2016 tot en met Q1 2017 ten behoeve van het verkrijgen van een rechtmatige financiële afwikkeling van de Organizing Agenda, alsook ter zake de overige, gezamenlijk uitgebrachte producten overeenkomstig het hiervoor in rechtsoverweging 4.1.6 bepaalde,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van éénmalig € 1.000,00 en vervolgens van € 500,00 voor iedere dag dat zij na één week na betekening van dit vonnis niet geheel aan het onder 5.1 uitgesproken bevel voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
16 januari 2019voor het nemen van een akte door [eiseres] omtrent haar vordering als bedoeld onder 4.1.7, waarna [gedaagde] de gelegenheid krijgt om op de rol van vier weken later daarop te reageren.
in conventie en in reconventie
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang, mr. M.E. Bartels en mr. H.A.J.M. van Kaam en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2018.