Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[eiser] ,
[eiseres],
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 23 mei 2018
- het proces-verbaal van descente en comparitie van 29 oktober 2018.
2.De feiten
“Ik kan me nog goed herinneren dat jullie hier op ons hofje kwamen wonen in 1979 (…) Ik weet (…)ook nog heel goed hoe jullie perceel eruit zag: De tuin was en is diep en loopt achterin taps toe met aan het eind een poortje naar de straat. Vanuit jullie huis gezien was de tuin (…) begrensd (…) aan de linkerkant door gedeeltelijk een houten schutting en verder naar achteren tot het einde door paaltjes met draad. (…)”
“ (…) Wij woonden al op [adres] (Kadaster nr. [kadastraal nummer] ) voordat jullie huis aan de [adres] (Kadaster nr. [kadastraal nummer] ) gebouwd werd. Ons perceel grensde aan de achterzijde aan jullie perceel (…) Als we naar jullie op bezoek gingen, of als de kinderen bij jullie gingen spelen, werd er altijd gebruik gemaakt van jullie pad dat langs onze coniferenhaag liep. Ook als ik de haag knipte maakte ik gebruik van dit pad. Het pad heeft bestaan vanaf ons eerste contact in 1979. Op onderstaande foto is duidelijk dit pad langs onze haag, aan de andere zijde afgezet met een draad, te zien zoals wij ons dat herinnerden. (…).”
“Verklaren uit eigen waarneming te hebben gezien, dat de achtertuin van [eisers] sinds 1979 duidelijk is afgescheiden van het naastgelegen perceel [adres] en dat hun tuin altijd een pad heeft gehad dat via een poortje toegang geeft tot de openbare weg. (…) Vrij snel na aankoop zijn wij gaan kijken hoe hun huis en tuin er uit zag. Daarom weten wij heel goed dat hun perceel van meet af aan met ca één meter grensde aan het openbare terrein dat toegang gaf naar de bushalte op de Santheuvel (toen Dickbierweg) (…)”
3.Het geschil
in conventie
- een verklaring voor recht dat zij door middel van verjaring eigenaar zijn geworden van de ten processe bedoelde strook grond,
- veroordeling van [gedaagden] in de kosten welke gepaard gaan met inschrijven van onderhavig vonnis in de openbare registers,
- veroordeling om binnen 14 dagen na vonniswijzing de poort te verwijderen die het ten processe bedoelde stuk grond van [eisers] afsluit, onder verbeurte van een dwangsom ineens van € 10.000,-
- veroordeling van [gedaagden] om de twee opgehangen camera’s die waarneembaar zijn vanaf het perceel van [eisers] te verwijderen en verwijderd te houden onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag(deel) voorzover binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis deze camera’s niet zijn verwijderd,
- [gedaagden] te gebieden niet op een dusdanige manier te (laten) parkeren dat hierdoor de toe- en uitgang voor [eisers] wordt versperd, eveneens onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag(deel) voor elke keer dat [eisers] door middel van een gedateerde foto vastlegt dat [gedaagden] dit verbod overtreden,
1. onder de voorwaarde dat de rechtbank heeft vastgesteld dat van verkrijgende verjaring geen sprake is, te verklaren voor recht dat de strook grond toebehoort aan [gedaagden] en [eisers] te veroordelen tot ontruiming en ontruimd houden van deze strook grond, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag(deel) dat [eisers] hier niet aan voldoen,
4.De beoordeling
5.De beslissing
19 december 2018voor het nemen van een akte door [eisers] over hetgeen is vermeld onder punt 4.23,
19 december 2018voor uitlating door [eisers] of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwillen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
getuigenwillen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen, dinsdagen en donderdagen in de maanden februari tot en met april 2019 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,