Op 5 december 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon die in de jaren 2015 en 2016 meer kippen heeft gehouden dan toegestaan op basis van het pluimveerecht. De verdachte, een pluimveebedrijf gevestigd te Lage Mierde, werd beschuldigd van het houden van 66.712 pluimvee-eenheden in 2015 en 55.402 pluimvee-eenheden in 2016, terwijl het op het bedrijf rustende pluimveerecht slechts 19.446 pluimvee-eenheden toestond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. Tijdens de zitting op 21 november 2018 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord.
De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder een controle van de NVWA en de bekennende verklaring van de vertegenwoordiger van de verdachte, geoordeeld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk meer kippen heeft gehouden dan toegestaan, wat een inbreuk vormt op de Meststoffenwet. De rechtbank heeft de ernst van de feiten meegewogen in de strafbepaling en heeft besloten om een geldboete op te leggen van € 40.000,--, waarvan € 20.000,-- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten was veroordeeld.
De officier van justitie had een hogere geldboete geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de opgelegde straf passend was gezien de omstandigheden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank en is openbaar gemaakt op 5 december 2018.