ECLI:NL:RBOBR:2018:594

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2018
Publicatiedatum
9 februari 2018
Zaaknummer
01/865042-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot afpersing met geweld en bedreiging

Op 12 februari 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot afpersing. De feiten vonden plaats op 5 april 2017 in Budel, gemeente Cranendonck, waar de verdachte samen met een medeverdachte twee personen, genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], heeft bedreigd en gedwongen om geld over te maken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de slachtoffers fysiek heeft belet de woning te verlaten en hen met geweld en bedreigingen onder druk heeft gezet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar en TBS met dwangverpleging geëist, maar de rechtbank heeft de vordering tot TBS afgewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toegewezen en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] integraal toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van de vordering en de datum van de delicten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch,
Team strafrecht
Parketnummer: 01/865042-17
Datum uitspraak: 12 februari 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1969] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 juli 2017 en 29 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 juni 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.hij op of omstreeks 05 april 2017 te Budel, gemeente Cranendonck,, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
al dan niet met het oogmerk (een) ander(en), te weten die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen of niet te doen,
namelijk het (middels internetbankieren) overmaken van een hoeveelheid geld en/of het aangaan van een overeenkomst (strekkende tot terugbetaling van huurpenningen en/of borg), immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
in een woning aan de [adres 2] - zakelijk weergegeven -
- (meermalen) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd dat zij die woning niet mochten verlaten en/of niet weg mochten gaan en/of - de toegangsdeur(en) van een (woon)kamer waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich bevonden dichtgedaan en/of afgesloten en/of afgesloten gehouden en/of de sleutel(s) buiten bereik van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] fysiek belet die woning te verlaten en/of zodanig gepositioneerd dat hen het verlaten van die woning werd belet en/of belemmerd en/of
- zich continu in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opgehouden en/of
- (meermalen) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd dat als ze de woning zouden verlaten de aanwezige honden op hen losgelaten zouden worden en/of die honden hen op zouden vreten en/of woorden van gelijke aard of strekking en/of - die [slachtoffer 2] teruggeduwd (op een bank), nadat hij was opgestaan om die woning te verlaten, en/of (vervolgens) tegen hem gezegd: "Ga godverdomme zitten of ik breek je nek" en/of "Op dit moment ben je geen vrij man" en/of - tegen die [slachtoffer 1] gezegd, nadat zij was opgestaan om die woning te verlaten: "Blijf zitten we zijn nog niet klaar" en/of "Ik heb uit jouw mond nog niet gehoord wat ik wil horen, snap je?" en/of "Als je nu naar buiten gaat vreten mijn honden je op" en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd: "Ik begin het een beetje zat te worden. Ik zit er over na te denken om jullie met duckt tape in de kruipruimte te gooien, kanker, tyfus, stralen en morgen verder te gaan. Als dat is wat jullie willen moet je het zeggen" en/of - die [slachtoffer 2] , nadat hij bij een (buiten)deur was gaan staan om die woning te verlaten, hardhandig vastgepakt en/of op een bank geduwd en/of ten val gebracht en/of op die bank vastgehouden en/of daarbij tegen hem gezegd: "Ik snijd ter plekke je strot door, begrijp je" en/of - die [slachtoffer 1] , nadat zij aanstalten had gemaakt om die woning te verlaten, hardhandig tegen haar schouder geduwd en/of (op een bank) ten val gebracht en/of (daarbij en/of vervolgens) tegen haar gezegd: "Ga nou gewoon dat geld terug geven" en/of "Hé, als jij nog een keer lacht dan gaat je neus eraf" en/of "Ga zitten!" en/of "Je komt niet weg" en/of - tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd dat ze de woning niet mochten verlaten voordat er geld werd overgemaakt en/of - die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] woordelijk en/of met lichaamstaal geïntimideerd en/of bedreigd en/of een angstige situatie voor hen gecreëerd;
2.
hij op of omstreeks 05 april 2017 te Budel, gemeente Cranendonck, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich
en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen
tot de afgifte (al dan niet via internetbankieren) van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of tot het aangaan van een schuld (strekkende tot terugbetaling van ontvangen huurpenningen en/of borg) met zijn mededader, althans alleen - zakelijk weergegeven -
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd: "ik wil mijn geld terug en vandaag nog, mijn borg en vanaf oktober tot de tijd dat we hier weg kunnen" en/of "Dit is wat we gaan doen. We gaan een contract maken en dat gaan jullie tekenen" en/of (nadat die [slachtoffer 1] reageerde dat ze niets gingen tekenen) "Dan ben ik zometeen genoodzaakt om mijn maatje binnen te roepen" en "Dan ga ik effe weg" en/of "Hé, ga nou gewoon het geld terug geven", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of - video-opnames van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gemaakt en/of tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd - zakelijk weergegeven - dat ze/zij/hij werd(en) opgenomen en/of dat hetgeen door hen/haar/hem gezegd werd bindend was en/of - tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd - zakelijk weergegeven - dat zij geld moesten overmaken op een bankrekening via internetbankieren en/of daartoe een laptop en/of een random reader heeft gepakt en/of voorgehouden aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gefouilleerd op aanwezigheid van een mobiele telefoon en/of een bankpas, en/of - tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd: "Het maakt mij niet uit als ik sterf nu of over 4 maanden, als ik vanavond sterf, dan gaan jullie mee" en/of "Je hebt te maken met een meervoudig moordenaar, dat is waar je mee te maken hebt en dat had je niet aan zien komen, snap je?" en/of "Wees blij dat ik dit doe. Want als ik zometeen rustig ga praten, dan kun de vanuit gaan schat, dat je vanavond niet meer thuis komt, begrijp je? En maakt niet me niet uit, 2 getuigen, zij mogen me aangeven. Ze mogen zelfs getuigen , als ik het gedaan heb, want ik begraaf jullie hier ter plekke, op je eigen terreintje." en/of "Gaan we hier vanavond met z'n drieën sterven of gaan we het oplossen" en/of "Ik wil uit jouw mond horen: [naam] we gaan deze shit oplossen, snap je? Ik zeg tegen jou. Het zijn de eerste 3 woorden die ik nu hoor. Anders krijg je een klap op je bek, letterlijk." en/of "Ik zit er over na te denken om jullie met duckt tape in de kruipruimte te gooien, kanker, tyfus, stralen en morgen verder te gaan. Als dat is wat jullie willen dan moet je het zeggen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 2] hardhandig heeft vastgepakt en/of op een bank heeft geduwd en/of ten val heeft gebracht en/of op die bank heeft vastgehouden en/of daarbij tegen hem heeft gezegd: "Ik snijd ter plekke je strot door, begrijp je" en/of - die [slachtoffer 1] hardhandig tegen haar schouder heeft geduwd en/of ten val heeft gebracht en/of tegen haar heeft gezegd: "Ga nou gewoon dat geld terug geven" en/of "Hé, als jij nog een keer lacht dan gaat je neus eraf" en/of
- een intimiderende en/of bedreigende houding heeft aangenomen ten aanzien van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een angstige situatie voor hen heeft gecreëerd,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Hierna zal [verdachte] worden aangeduid als ‘verdachte’ of als ‘ [verdachte] ’. [medeverdachte] zal hierna verder worden genoemd ‘medeverdachte’ dan wel ‘ [medeverdachte] ’.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de twee ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs of de kwalificatie van de gedragingen van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, zoals ten laste gelegd onder feit 1, en het medeplegen van een poging tot afpersing, zoals ten laste gelegd onder feit 2.
De bewijsmiddelen.
De hierna te noemen pagina’s maken deel uit van het einddossier van de Politie, eenheid Oost-Brabant, Districtsrecherche Helmond, dossiernummer OB3R017033, onderzoeksnaam: Neumark, afgesloten op 23 april 2017, aantal doorgenummerde pagina’s: 142.

Verklaring [verdachte], proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.
9 april 2017 [pagina 34 t/m 40]

Verklaring aangeefster [slachtoffer 1], proces-verbaal van aangifte d.d.
6 april 2017 [pagina 81 t/m 86]

Verklaring aangever [slachtoffer 2], proces-verbaal van aangifte d.d. 6 april 2017 [pagina 87 t/m 90]

Relaas verbalisant [verbalisant 1], proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 april 2017 [pagina 110 t/m 121]

Relaas verbalisanten [slachtoffer 2] en [verbalisant 2], proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2017 [pagina 141 en 142]
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.op 05 april 2017 te Budel, gemeente Cranendonck, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
al dan niet met het oogmerk die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, namelijk het (middels internetbankieren) overmaken van een hoeveelheid geld en het aangaan van een overeenkomst (strekkende tot terugbetaling van huurpenningen en borg),
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader, in een woning aan de [adres 2] - zakelijk weergegeven -
  • (meermalen) tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gezegd dat zij die woning niet mochten verlaten en niet weg mochten gaan en
  • de toegangsdeur van een (woon)kamer waarin die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden dichtgedaan en afgesloten en afgesloten gehouden en de sleutel(s) buiten bereik van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gehouden en
  • die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] fysiek belet die woning te verlaten en zodanig gepositioneerd dat hen het verlaten van die woning werd belet en belemmerd en
  • zich continu in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opgehouden en
  • (meermalen) tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gezegd dat als ze de woning zouden verlaten de aanwezige honden op hen losgelaten zouden worden en/of die honden hen op zouden vreten en
  • die [slachtoffer 2] teruggeduwd (op een bank), nadat hij was opgestaan om die woning te verlaten, en (vervolgens) tegen hem gezegd: "Ga godverdomme zitten of ik breek je nek" en "Op dit moment ben je geen vrij man" en
  • tegen die [slachtoffer 1] gezegd, nadat zij was opgestaan om die woning te verlaten: "Blijf zitten we zijn nog niet klaar" en "Ik heb uit jouw mond nog niet gehoord wat ik wil horen, snap je?" en "Als je nu naar buiten gaat vreten mijn honden je op" en
  • tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gezegd: "Ik begin het een beetje zat te worden. Ik zit er over na te denken om jullie met duckttape in de kruipruimte te gooien, kanker, tyfus, stralen en morgen verder te gaan. Als dat is wat jullie willen moet je het zeggen" en
  • die [slachtoffer 2] , nadat hij bij een (buiten)deur was gaan staan om die woning te verlaten, hardhandig vastgepakt en op een bank geduwd en ten val gebracht en op die bank vastgehouden en daarbij tegen hem gezegd: "Ik snijd ter plekke je strot door, begrijp je" en
  • die [slachtoffer 1] , nadat zij aanstalten had gemaakt om die woning te verlaten, hardhandig tegen haar schouder geduwd en (op een bank) ten val gebracht en (daarbij en/of vervolgens) tegen haar gezegd: "Ga nou gewoon dat geld terug geven" en "Hé, als jij nog een keer lacht dan gaat je neus eraf" en "Ga zitten!" en "Je komt niet weg" en
  • tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gezegd dat ze de woning niet mochten verlaten voordat er geld werd overgemaakt en
  • die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] woordelijk en met lichaamstaal geïntimideerd en bedreigd en een angstige situatie voor hen gecreëerd;
2.
op 05 april 2017 te Budel, gemeente Cranendonck, tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en
anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte (al dan niet via internetbankieren) van een hoeveelheid geld, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en/of tot het aangaan van een schuld (strekkende tot terugbetaling van ontvangen huurpenningen en borg) met zijn mededader, - zakelijk weergegeven -
  • tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd: "ik wil mijn geld terug en vandaag nog, mijn borg en vanaf oktober tot de tijd dat we hier weg kunnen" en "Dit is wat we gaan doen. We gaan een contract maken en dat gaan jullie tekenen" en (nadat die [slachtoffer 1] reageerde dat ze niets gingen tekenen) "Dan ben ik zo meteen genoodzaakt om mijn maatje binnen te roepen" en "Dan ga ik effe weg" en "Hé, ga nou gewoon het geld terug geven" en
  • video-opnames van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gemaakt en tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gezegd - zakelijk weergegeven - dat zij werden opgenomen en dat hetgeen door hen gezegd werd bindend was en
  • tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gezegd - zakelijk weergegeven - dat zij geld moesten overmaken op een bankrekening via internetbankieren en daartoe een laptop en een random reader heeft gepakt en voorgehouden aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
  • die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gefouilleerd op aanwezigheid van een mobiele telefoon en een bankpas, en
  • tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gezegd: "Het maakt mij niet uit als ik sterf nu of over 4 maanden, als ik vanavond sterf, dan gaan jullie mee" en "Je hebt te maken met een meervoudig moordenaar, dat is waar je mee te maken hebt en dat had je niet aan zien komen, snap je?"en "Wees blij dat ik dit doe. Want als ik zo meteen rustig ga praten, dan kun de vanuit gaan schat, dat je vanavond niet meer thuis komt, begrijp je? En maakt niet me niet uit, 2 getuigen, zij mogen me aangeven. Ze mogen zelfs getuigen , als ik het gedaan heb, want ik begraaf jullie hier ter plekke, op je eigen terreintje." en "Gaan we hier vanavond met z'n drieën sterven of gaan we het oplossen" en "Ik wil uit jouw mond horen: [naam] we gaan deze shit oplossen, snap je? Ik zeg tegen jou. Het zijn de eerste 3 woorden die ik nu hoor. Anders krijg je een klap op je bek, letterlijk." en "Ik zit er over na te denken om jullie met duckttape in de kruipruimte te gooien, kanker, tyfus, stralen en morgen verder te gaan. Als dat is wat jullie willen dan moet je het zeggen", en
  • die [slachtoffer 2] hardhandig heeft vastgepakt en op een bank heeft geduwd en ten val heeft gebracht en op die bank heeft vastgehouden en daarbij tegen hem heeft gezegd: "Ik snijd ter plekke je strot door, begrijp je" en
  • die [slachtoffer 1] hardhandig tegen haar schouder heeft geduwd en ten val heeft gebracht en tegen haar heeft gezegd: "Ga nou gewoon dat geld terug geven" en "Hé, als jij nog een keer lacht dan gaat je neus eraf" en
  • een intimiderende en bedreigende houding heeft aangenomen ten aanzien van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een angstige situatie voor hen heeft gecreëerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregelen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de rapportages van de Pro Justitia rapporteurs (psychiater en psycholoog) d.d. 1 en 6 juli 2017 ter zijde geschoven dienen te worden en dat er - in afwijking van de inhoud van deze rapportages - aangenomen dient te worden dat er ten tijde van het plegen van de delicten sprake was een stoornis van de geestvermogens die tot het plegen van de delicten heeft geleid en waarvoor verdachte behandeld dient te worden. In dit verband wijst de officier van justitie er op dat de aanleiding voor het plegen van het indexdelict, waarvoor verdachte in 1990 van de rechtbank in Amsterdam TBS opgelegd net als in deze zaak dierenleed betrof. Op grond van het voorgaande alsmede op grond van het aanwezige recidiverisico en de beveiliging van de maatschappij dient dan ook naast voornoemde gevangenisstraf TBS met dwangverpleging opgelegd te worden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat de strafeis van de officier van justitie aanzienlijk gematigd dient te worden gelet op wat er feitelijk gebeurd is. Daarnaast dient de vordering tot het opleggen van TBS met dwangverpleging afgewezen te worden. Volgens de verdediging is er niet voldaan aan de juridische vereisten voor het opleggen van de maatregel. Zij wijst daarbij op de wettelijke criteria, de jurisprudentie op dit punt en de inhoud van de Pro Justitia rapportages d.d. 1 en 6 juli 2017. Zowel de psychiater als de psycholoog hebben geconcludeerd dat er geen sprake was van een stoornis van de geestvermogens bij verdachte ten tijde van het plegen van de delicten. Voorts bevinden er zich geen andere rapportages in het dossier op grond waarvan de rechtbank tot een ander oordeel kan komen, ook niet de rapportage betreffende het delict waarvoor verdachte in 1990 TBS opgelegd heeft gekregen. De verdediging is van mening dat een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, al dan niet gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf, een passende sanctie zou zijn in deze zaak.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank houdt bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Strafverzwarende omstandigheden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk twee personen wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden en het medeplegen van een poging tot afpersing van deze personen. Door hen van de vrijheid te beroven, geweld toe te passen en door hen met geweld en de dood te bedreigen, hebben verdachte en de medeverdachte geprobeerd de aangevers te dwingen een groot geldbedrag aan verdachte over te maken en een contract te ondertekenen. Alleen doordat de aangevers geen bankpassen bij zich hadden, kon er geen geld overgemaakt worden, waardoor het bij een poging tot afpersing is gebleven. Verdachte heeft door zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid en de lichamelijke integriteit van de aangevers. Verdachtes gedrag heeft ervoor gezorgd dat de aangevers ten tijde van het plegen van de delicten erg bang zijn geweest en zich bedreigd hebben gevoeld. Tot op de dag van heden bestaat bij de aangevers angst dat verdachte en medeverdachte alsnog uitvoering zullen geven aan de door hen geuite bedreigingen. Uit de toelichting op de vorderingen van de benadeelde partijen alsmede uit de namens mevrouw [slachtoffer 1] ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat het hele gebeuren een grote impact op aangevers heeft gehad en dat zij de psychische gevolgen nog dagelijks met zich meedragen. Feiten als de onderhavige veroorzaken ook in de samenleving als geheel gevoelens van onrust en onveiligheid. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen belangen en financiële motieven. Verdachte verkeerde naar zijn zeggen in de veronderstelling verkeerde dat hij terminaal ziek was en niet meer lang te leven had, waardoor hij zijn partner en kinderen goed wilde achterlaten. Het uit de wereld helpen van het conflict met de aangevers maakte hier volgens hem onderdeel van uit. Dit is echter geen excuus om voor eigen rechter te spelen en dergelijke ernstige en brutale strafbare feiten te plegen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de duur van de vrijheidsberoving en de omstandigheid dat er door verdachte en de medeverdachte geweld is toegepast op de aangevers. Voorts houdt de rechtbank rekening met de leidende rol van verdachte bij de feiten. Hij was de initiator en hij is degene die de situatie gecreëerd heeft. Hij is nagenoeg continue bij de aangevers aanwezig geweest en heeft hen al die tijd onder druk gezet. Daarnaast is verdachte degene geweest die de medeverdachte aanstuurde. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden wederom van het rechte pad af te wijken. Kennelijk neemt verdachte het niet zo nauw met de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van anderen en de mogelijke gevolgen van zijn handelen. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
De rechtbank overweegt dat verdachte er ter terechtzitting blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet en berouw heeft getoond.
De strafmodaliteit
TBS-maatregel
Uit artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht en de heersende jurisprudentie met betrekking tot het opleggen van een mogelijke TBS-maatregel volgt dat de rechtbank de TBS-maatregel alleen kan opleggen indien is vastgesteld dat er bij verdachte tijdens het begaan van de strafbare feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. In deze zaak hebben een psychiater en psycholoog onderzoek gedaan naar de geestvermogens van verdachte. Verdachte heeft hieraan meegewerkt. De psychiater heeft in het rapport van 6 juli 2017 geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten leed aan een stoornis in alcoholgebruik, thans in vroege remissie, en dat er verder waarschijnlijk sprake was van een nagebootste stoornis en een conversiestoornis. Volgens de psychiater kan niet worden uitgesloten dat sprake was van simulatie bij verdachte. Deze stoornissen hebben volgens de psychiater niet doorgewerkt bij de keuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. De psychiater is dan ook van mening dat de feiten, indien bewezen, volledig aan verdachte kunnen worden toegerekend en zijn er geen argumenten voor een behandeling in een gedwongen kader.
De psycholoog komt in het rapport van 1 juli 2017 tot de conclusie dat er bij verdachte ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten geen sprake was van een stoornis die vanuit forensisch oogpunt relevant is. De kenmerken die verdachte heeft van antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken zijn volgens de psycholoog onvoldoende in omvang en sterkte aanwezig om daarop de kwalificatie persoonlijkheidsstoornis daarop van toepassing te laten zijn. Ook de psycholoog is van mening dat de feiten, indien bewezen, volledig aan verdachte kunnen worden toegerekend en ook de psycholoog is van mening dat er geen argumenten naar voren gekomen zijn om een behandeling - al dan niet in een gedwongen kader - aan te bevelen.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde rapportages niet het oordeel kan volgen dat verdachte ten tijde van het plegen van de huidige feiten leed aan stoornis waarvoor behandeling in een gedwongen kader noodzakelijk zou zijn. De rechtbank overweegt voorts dat in het dossier geen andere - al dan niet verouderde informatie - over de geestvermogens van verdachte aanwezig is. Zo beschikt de rechtbank niet over de Pro Justitia rapportages betreffende het indexdelict waarvoor verdachte in 1990 de TBS-maatregel opgelegd heeft gekregen.
Bij gebreke van andersluidende informatie ziet de rechtbank geen aanleiding de inhoud van het psychiatrisch en psychologisch rapport als hierboven genoemd, ter zijde te schuiven.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de deskundigen dan ook over. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte gepleegde delicten volledig aan hem kunnen worden toegerekend. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot oplegging van de maatregel van TBS met dwangverpleging dan ook af.
Onvoorwaardelijke gevangenisstraf
De rechtbank overweegt dat oplegging van de door de verdediging voorgestelde straf geen recht zou doen aan de ernst van het bewezen verklaarde. Naar het oordeel van de rechtbank zou dit een te geringe bestraffing zijn, te meer nu verdachte al eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf, nu de rechtbank van oordeel is dat oplegging van de gevorderde gevangenisstraf van 3 jaar de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen. Het totaal toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente, waarbij aan de verdachte de verplichting ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd dient te worden tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden nu de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dit gelet op het feit dat verdachte wellicht een tegenvordering heeft op aangevers voor wat betreft het geschil over de huurpenningen, de borg en de stallen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gematigd dient te worden. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat de immateriële schadevergoeding onderbouwd is met jurisprudentie die geenszins in verhouding staat tot hetgeen er in de onderhavige zaak heeft plaatsgevonden.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij een vordering heeft ingediend ten behoeve van de vergoeding van de materiële en immateriële schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van de door verdachte en de medeverdachte gepleegde strafbare feiten.
De rechtbank verwerpt het verweer dat de vordering een onevenredige belasting van het geding zou opleveren. Indien al juist is dat verdachte zelf een tegenvordering op aangevers heeft, staat dat niet in verhouding met de door verdachte gepleegde strafbare feiten als gevolg waarvan aangever stelt schade te hebben geleden. De rechtbank gaat dan ook over tot beoordeling van de vordering.
De gevorderde materiële schadevergoeding bedraagt € 25,-- en ziet blijkens de toelichting op de vordering op de kosten die voortvloeien uit het doen van aangifte, zoals reis- en telefoonkosten. De gevorderde immateriële schade bedraagt € 2.000 en bestaat blijkens de schriftelijke toelichting op de vordering uit lichamelijk letsel en psychische schade.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten toegebrachte schade, de gevorderde materiële schadevergoeding ad € 25,--.
De rechtbank overweegt dat de hoogte van het bedrag aan immateriële schadevergoeding onvoldoende onderbouwd is aangezien bewijsstukken hiervoor ontbreken. De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op het leed dat benadeelde partij is aangedaan naar redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 500,-- aan immateriële schadevergoeding dient te worden toegewezen. Voor het overige zal de rechtbank de vordering tot immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal bepalen dat het toe te wijzen bedrag van € 25,-- vermeerderd dient te worden met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de vordering is ingediend, zijnde
26 januari 2018, tot aan de dag der algehele voldoening en dat het toe te wijzen bedrag van
€ 500,-- vermeerderd dient te worden met de wettelijke rente vanaf de datum van de delicten, zijnde 5 april 2017, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens benadeelde [slachtoffer 2] hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het bedrag aan materiële schadevergoeding zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de vordering is ingediend (26 januari 2018) en het bedrag aan immateriële schadevergoeding zal worden vermeerderd vanaf de datum waarop de delicten zijn gepleegd (5 april 2017) tot aan de dag der algehele voldoening
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen. Het totaal toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente, waarbij aan de verdachte de verplichting ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd dient te worden tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden nu de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dit gelet op het feit dat verdachte wellicht een tegenvordering heeft op aangevers voor wat betreft het geschil over de huurpenningen, de borg en de stallen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gematigd dient te worden. Volgens de verdediging dienen de reiskosten te worden vastgesteld op basis van € 0,19 per kilometer in plaats van de gevorderde € 0,26 per kilometer. Daarnaast is de immateriële schadevergoeding onderbouwd met jurisprudentie die geenszins in verhouding staat tot hetgeen er in de onderhavige zaak heeft plaatsgevonden.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij een vordering heeft ingediend ten behoeve van de vergoeding van de materiële en immateriële schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de door verdachte en de medeverdachte gepleegde strafbare feiten.
De rechtbank verwerpt het verweer dat de vordering een onevenredige belasting van het geding zou opleveren. Indien al juist is dat verdachte zelf een tegenvordering op aangevers heeft, staat dat niet in verhouding met de door verdachte gepleegde strafbare feiten als gevolg waarvan aangever stelt schade te hebben geleden. De rechtbank gaat dan ook over tot beoordeling van de vordering.
De gevorderde materiële schadevergoeding bedraagt € 2.656,94 en ziet op de volgende posten:
Tel. porto kosten ad € 50,--
Reiskosten ad € 242,22
Kosten behandeling ad € 2.364,72
De reiskosten zijn berekend op grond van het aantal kilometers maal een bedrag van € 0,26 per kilometer. Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - ziet de rechtbank niet op welke grond een kilometervergoeding van € 0,26 moet worden toegekend in plaats van de gebruikelijke € 0,19 per kilometer. De rechtbank stelt de reiskosten dan ook vast op een bedrag van [931,60 kilometer x € 0,19 = ] € 177,--.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank toewijsbaar, als rechtstreeks door de bewezen verklaarde strafbare feiten toegebrachte schade, een totaalbedrag van € 2.591,72 aan materiële schadevergoeding, bestaande uit de volgende posten:
Tel. porto kosten ad € 50,--
Reiskosten ad € 177,00
Kosten behandeling ad € 2.364,72 +
Totaal € 2.591,72
De rechtbank zal bepalen dat het totaal toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd dient te worden met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de vordering is ingediend, zijnde 23 januari 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering betreffende de materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De gevorderde immateriële schade bedraagt € 1.750,00 en bestaat blijkens de schriftelijke toelichting op de vordering uit de psychische klachten die de benadeelde partij heeft ervaren en ervaart.
Naar het oordeel van de rechtbank is de immateriële schadevergoeding voldoende onderbouwd. Gelet op het leed dat de benadeelde partij is aangedaan alsmede op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen wordt toegewezen voor soortgelijke feiten acht de rechtbank de gevorderde vergoeding toewijsbaar.
De rechtbank zal bepalen dat het totaal toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd dient te worden met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de delicten zijn gepleegd, zijnde 5 april 2017, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens benadeelde [slachtoffer 1] hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het bedrag aan materiële schadevergoeding zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de vordering is ingediend (23 januari 2018) en het bedrag aan immateriële schadevergoeding zal worden vermeerderd vanaf de datum waarop de delicten zijn gepleegd (5 april 2017) tot aan de dag der algehele voldoening
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 47, 55, 57, 60a, 282, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het onder
feiten 1 en 2 ten laste gelegdebewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:

medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2:

poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Feit 1 en 2 zijn in eendaadse samenloop begaan.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1, feit 2:

Gevangenisstrafvoor de duur van
42 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1, feit 2:

Maatregel van schadevergoeding van 525,00 eurosubsidiair 10 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer 2]van een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderd en vijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 25,00 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 500,00 aan immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het bedrag aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2018 en het bedrag aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van
€ 525,00 (zegge: vijfhonderd en vijfentwintig euro). Het bedrag bestaat uit een bedrag van
€ 25,00 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 500,00 aan immateriële schadevergoeding.
Het bedrag aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2018 en het bedrag aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde [slachtoffer 2] bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan de hem opgelegde verplichting tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 1, feit 2:

Maatregel van schadevergoeding van € 4.341,72subsidiair 53 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer 1]van een bedrag van € 4.341,72 (zegge: vierduizend driehonderdeenenveertig euro en tweeënzeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 53 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 2.591,72 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 1.750,-- euro aan immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het bedrag aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2018 en het bedrag aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 4.341,72 (zegge: vierduizend driehonderdeenenveertig euro en tweeënzeventig eurocent). Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 2.591,72 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 1.750,-- aan immateriële schadevergoeding.
Het bedrag aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2018 en het bedrag aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde [slachtoffer 1] bevrijd voorzover hij of zijn mededader heeft voldaan aan de hem opgelegde verplichting tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.E.L. Hendriks, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. R.H. van Marle, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.E.M. de Haas, griffier,
en is uitgesproken op 12 februari 2018.