ECLI:NL:RBOBR:2018:5843

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 november 2018
Publicatiedatum
23 november 2018
Zaaknummer
01/860179-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting door behandelaar in traditionele Chinese geneeskunde met bewijsminimum en schadevergoeding aan slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 november 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als behandelaar in de traditionele Chinese geneeskunde werkzaam was. De verdachte werd beschuldigd van verkrachting van een 17-jarig slachtoffer tijdens een acupunctuur- en massagebehandeling op 15 januari 2018 in Eindhoven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die aanvoerde dat er geen steunbewijs was voor de verklaring van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van haar moeder en de omstandigheden van de behandeling.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 7.558,80 aan het slachtoffer. De rechtbank heeft geen beroepsverbod opgelegd, maar heeft wel de ernst van het delict en de gevolgen voor het slachtoffer in overweging genomen bij de strafoplegging. De rechtbank heeft benadrukt dat het handelen van de verdachte een ernstige schending van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer inhoudt, en dat het vertrouwen in hulpverleners door dit delict is geschaad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860179-18
Datum uitspraak: 26 november 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1955] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 oktober 2018.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 januari 2018 te Eindhoven door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] (geboren [2000] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (gedurende een acupunctuur- en/of massagebehandeling) onverhoeds
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of gestreeld en/of - de schaamstreek van die [slachtoffer] betast en/of gestreeld en/of gemasseerd en/of - een vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of die vinger(s) in die vagina bewogen en/of - die [slachtoffer] op haar mond gezoend/gekust;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 januari 2018 te Eindhoven, terwijl hij (toen) werkzaam was in de gezondheidszorg, te weten in zijn praktijk voor traditionele Chinese geneeskunde, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] (geboren op [2000] ), die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij verdachte (tijdens/gedurende een behandeling), - de borsten van die [slachtoffer] betast en/of gestreeld en/of - de schaamstreek van die [slachtoffer] betast en/of gestreeld en/of gemasseerd en/of - een vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of die vinger(s) in die vagina bewogen en/of - die [slachtoffer] op haar mond gezoend/gekust.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft primair aangevoerd dat het ten laste gelegde niet wettig bewezen kan worden, omdat voor de verklaring van de aangeefster steunbewijs ontbreekt. Bovendien acht de verdediging de verklaring van aangeefster niet betrouwbaar.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat er geen sprake is van dwang. Aangeefster heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat verdachte geen geweld heeft gebruikt en dat hij ook niet heeft gedreigd met het gebruiken van geweld. Er is geen sprake van een feitelijkheid waardoor aangeefster werd gedwongen. Er is geen psychische druk uitgeoefend in een zodanige afhankelijkheidsrelatie op grond waarvan zij zich niet tegen de ten laste gelegde handelingen kon verzetten.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen.
[slachtoffer] , geboren op [2000] (hierna: aangeefster), heeft verklaard dat zij op 15 januari 2018 van 10.00 uur tot 11.00 uur een afspraak had bij [verdachte] (hierna: verdachte), alternatief genezer te Eindhoven, in verband met haar hoofdpijnklachten. Zij verklaarde dat verdachte eerst de naalden plaatste en dat daarna een massage volgde. Bij het plaatsen van de naalden moest zij haar BH al uit doen en bij de massage vroeg verdachte haar of zij haar onderbroek uit wilde doen. Na de massage vroeg hij of zij zich om wilde draaien. Hij was toen een beetje op haar buik bezig. Verdachte ging haar benen masseren en kwam in de buurt van haar kruis. Zij vond dat raar en ze zei tegen hem dat ze zich niet comfortabel voelde. Verdachte zei haar toen dat ze moest ontspannen. Zij voelde toen in haar hoofd paniek. Het was nog nooit eerder gebeurd. [2] Verdachte wreef met twee vingers over haar kruis heen. Volgens aangeefster was het een soort inspecteren van haar vagina, hij keek ook heel erg naar haar vagina. Aangeefster voelde zich daar heel oncomfortabel bij. Als zij dat zei, dan zei verdachte dat ze moest relaxen en ging hij weer verder. Daarna ging hij over haar clitoris wrijven. Hij probeerde haar te stimuleren bij haar clitoris. Zij voelde stress, ze kon niets doen. Ze zei dat ze zich heel oncomfortabel voelde. Aangeefster verklaart dat zij dat vaak genoeg heeft gezegd en dat verdachte moest weten dat zij het niet fijn vond en het niet wilde. Aangeefster had ook angst, zij was in zijn huis, ze was bang dat hij boos zou worden. Verdachte heeft haar twee keer gekust op haar mond. [3] Toen hij haar kuste, deed zij haar ogen dicht en deed zij alsof zij sliep. Zij wist toen dat het fout zat. [4] Aangeefster weet niet of hij één of twee vingers in haar vagina stak. Hij ging een stukje in haar vagina waarop aangeefster meteen ging zitten. [5]
Zij zei toen: “Stop”. Ze wist niet wat zij moest doen, want ze was naakt in zijn kelder en ze kon niet zomaar naar buiten, ze was bang dat hij haar op zou sluiten als ze hem boos zou maken. Aangeefster heeft meteen na afloop haar moeder gebeld en haar alles verteld. [6]
De moeder van aangeefster heeft verklaard dat aangeefster haar op 15 januari 2018 om 11.50 uur huilend opbelde. Aangeefster kon niets uitbrengen en moest eerst tot bedaren worden gebracht. Toen aangeefster wat rustiger was geworden vertelde zij fragmenten van wat er tijdens de behandeling bij [verdachte] gebeurd was. Aangeefster vertelde haar dat zij tijdens de behandeling al haar kleren uit moest doen, dat hij haar tegen haar wil had betast en dat ze zich helemaal niet meer prettig of veilig voelde. Zij vertelde dat [verdachte] haar vagina had betast, dat hij haar had gekust op haar mond en dat zij dat niet prettig vond. Zij vertelde haar moeder dat toen ze zei dat ze zich niet prettig voelde, verdachte tegen haar zei ‘relax, ontspan’ en dat hij gewoon verder ging. [7]
Op de onder verdachte in beslag genomen computer zijn diverse pornografische filmpjes en afbeeldingen aangetroffen waarop artsen te zien zijn die seksuele handelingen verrichten met patiënten die op een behandeltafel liggen. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster op 15 januari 2018 een acupunctuur- en massagebehandeling heeft gegeven. Tevens heeft hij verklaard dat het klopt dat hij haar buik heeft gemasseerd. Dit was omdat zij buikpijn had. [9]
Bewijsminimum
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of er voldoende steunbewijs is indien de bewezenverklaring zwaar leunt op de verklaring van één getuige, zoals vaak het geval is bij zedenzaken, is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. Wel zijn daarvoor in de jurisprudentie enige regels geformuleerd. Zo moet het steunbewijs “voldoende steun” geven aan de verklaring van die getuige, dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband dient te staan met de inhoud van de verklaring van die getuige. Steunbewijs mag in beginsel niet enkel afkomstig zijn van dezelfde bron in die zin dat als steunbewijs zou kunnen worden gebruikt de verklaring van een ander aan wie de getuige heeft verteld wat haar of hem is overkomen. Enkel een de auditu verklaring levert op zichzelf niet voldoende steunbewijs op. Wel kunnen bepaalde waarnemingen of vaststellingen die niet van de getuige afkomstig zijn voldoende steunbewijs opleveren.
De verklaring van aangeefster vindt naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun in de overige bewijsmiddelen. Zo vindt haar verklaring allereerst steun in de verklaring van verdachte dat aangeefster op 15 januari 2018 bij hem is geweest voor een behandeling en dat hij haar buik masseerde. De rechtbank stelt vast dat de patiëntenkaart van aangeefster, die deel uitmaakt van het dossier, niets vermeldt over buikklachten, terwijl dit volgens verdachte de aanleiding was voor het masseren van de buik van aangeefster. Ook wordt haar verklaring ondersteund door de verklaring van haar moeder, die heeft aangegeven dat aangeefster haar kort na haar afspraak met verdachte overstuur en huilend opbelde en haar vertelde dat verdachte haar tegen haar zin in had betast.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
Voor het standpunt van de verdediging dat de verklaring van aangeefster onbetrouwbaar en daarom niet bruikbaar is voor het bewijs, ziet de rechtbank ook overigens geen aanknopingspunten. Zij overweegt daartoe dat de verklaringen van aangeefster die zij ten overstaan van de politie heeft afgelegd authentiek en gedetailleerd zijn. Bij de rechter-commissaris heeft aangeefster nogmaals verklaard over hetgeen haar is overkomen en deze verklaring is gelijkluidend aan de bij de politie door haar afgelegde verklaring. Ook is de verklaring van aangeefster consistent met hetgeen zij aan haar moeder heeft verteld. Voor de stelling van de verdediging dat aangeefster de aan verdachte ten laste gelegde handelingen verzonnen zou hebben, ziet de rechtbank geen enkele aanwijzing in het dossier. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanwijzingen in het dossier voor het standpunt dat aangeefster wellicht een motief zou hebben gehad om niet naar waarheid te verklaren.
De rechtbank hecht geen geloof aan de ontkenning van het ten laste gelegde feit door verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte op zijn computer filmpjes en afbeeldingen heeft opgeslagen van artsen die op de behandeltafel seksuele handelingen verrichten met hun patiënten. De verklaring van verdachte ter zitting, dat hij toevallig op die filmpjes en afbeeldingen terecht is gekomen, acht de rechtbank ongeloofwaardig, mede gelet op het feit dat uit het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van die afbeeldingen blijkt dat deze afkomstig waren van de sites ‘ [site 1] ’ en ‘ [site 2] ’ en de drie aangetroffen filmpjes door verdachte niet alleen online waren bekeken, maar ook waren opgeslagen op zijn computer.
Bovendien heeft verdachte op de patiëntenkaart van aangeefster niet vermeld dat hij haar op enig moment ook op de buik gemasseerd heeft. Op deze kaart is bij de afspraak op 15 januari 2018 ook geen enkele aantekening gemaakt over de behandeling, terwijl verdachte -naar eigen zeggen ter terechtzitting - altijd notities maakte van bijzonderheden/afwijkende behandelmethoden.
Dwang, psychische druk en afhankelijkheidsrelatie.
Door de verdediging is voorts aangevoerd dat aangeefster niet door een feitelijkheid is gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde handelingen.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat de seksuele handelingen voor haar volledig onverwacht kwamen. Aanvankelijk ging zij er nog vanuit dat hetgeen verdachte bij haar deed onderdeel uitmaakte van haar behandeling. Maar toen hij – zo begrijpt de rechtbank uit haar verklaring – volkomen onverwachts haar clitoris begon te stimuleren en vervolgens zijn vinger(s) in haar vagina stak, ging zij meteen zitten, zei zij stop, en is verdachte gestopt. De ten laste gelegde handelingen vonden plaats tijdens een behandeling van aangeefster voor haar hoofdpijnklachten en aangeefster behoefde dan ook op geen enkele wijze rekening te houden met de mogelijkheid dat haar behandelaar seksuele handelingen bij haar zou verrichten. Bovendien heeft de rechtbank in ogenschouw genomen dat aangeefster ten tijde van het ten laste gelegde feit pas 17 jaar oud was, zich naakt in de behandelruimte onderin de woning van verdachte bevond, waar op dat moment behalve de verdachte en zijzelf niemand aanwezig was en de verdachte als haar behandelaar een zeker overwicht op haar uitoefende.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat aangeefster werd gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde handelingen doordat verdachte onverhoeds en voor haar onvoorzien handelde.
De rechtbank verwerpt de verweren en acht bewezen hetgeen hierna onder de bewezenverklaring is vermeld.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 15 januari 2018 te Eindhoven door een feitelijkheid [slachtoffer] (geboren [2000] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte gedurende een acupunctuur- en massagebehandeling onverhoeds
- de schaamstreek van die [slachtoffer] betast en gestreeld en gemasseerd en - (een) vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en- die [slachtoffer] op haar mond gekust.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van primair:
-een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
-ontzetting van de verdachte uit zijn recht tot het uitoefenen van een beroep in de traditionele Chinese geneeskunde voor de duur van twee jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. Hij heeft tijdens een behandeling in het kader van de traditionele Chinese geneeskunst zijn vinger(s) in de vagina van aangeefster gebracht, die op dat moment pas 17 jaar oud was. Hij heeft daarmee ernstig misbruik gemaakt van haar lichamelijke integriteit, zijn positie als behandelaar en de daaruit voortvloeiende afhankelijkheid van aangeefster. Hij heeft niet alleen het vertrouwen dat aangeefster in hem stelde geschaad, maar ook het vertrouwen van aangeefster in andere hulpverleners. Het feit heeft voor aangeefster tot op heden ernstige psychische gevolgen waarvoor zij thans nog een behandeling ondergaat. Dat verdachte het laakbare van zijn handelen inziet, is de rechtbank op geen enkele wijze gebleken.
De rechtbank rekent dit verdachte aan.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Vanwege de ernst van het bewezen verklaarde komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende sanctie is. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte onvoldoende aanleiding om van de oplegging van een (gedeeltelijk onvoorwaardelijke) gevangenisstraf af te zien.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf deels voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Hoewel verdachte het ten laste gelegde delict heeft gepleegd in de uitoefening van zijn beroep als behandelaar in de traditionele Chinese geneeskunde en het recidiverisico moeilijk kan worden ingeschat aangezien verdachte de seksuele handelingen stellig ontkent, zal de rechtbank, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, niet overgaan tot het opleggen van de bijkomende straf van ontzetting uit zijn beroep van beoefenaar van de traditionele Chinese geneeskunst. Daarbij heeft de rechtbank van belang geacht dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat niet is gebleken dat verdachte gedurende de acht jaren dat hij zijn eigen praktijk uitoefende, eerder strafbare feiten heeft gepleegd in de uitoefening van zijn beroep.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering geheel toe te wijzen tot een bedrag van € 7.558,80, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar. Immers, de rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en de verdediging heeft de hoogte van de gevorderde schadevergoeding niet weersproken.
De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de gevorderde materiële schade vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het indienen van de vordering tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 242 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair verkrachting; verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straffen en maatregel;
t.a.v. primair: gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
t.a.v. primair: maatregel van schadevergoeding van € 7.558,80 subsidiair 72 dagen hechtenis;
legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 7.558,80, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 72 dagen hechtenis; het bedrag bestaat uit een bedrag van € 7.500 immateriële schadevergoeding en € 58,80 materiële schadevergoeding;
de toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op;
het bedrag van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het indienen van de vordering, te weten 6 november 2018, tot aan de dag der algehele voldoening;
het bedrag van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, te weten 15 januari 2018, tot aan de dag der algehele voldoening;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 7.558,80, te weten € 7.500,- immateriële schadevergoeding en € 58,80 materiële schadevergoeding;
het bedrag van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het indienen van de vordering, te weten 6 november 2018, tot aan de dag der algehele voldoening;
het bedrag van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, te weten 15 januari 2018, tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil;
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Soeteman, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. dr. T. Kraniotis, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 26 november 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche Zeden, genummerd 2018011100; onderzoek “Raiche”, aantal pagina’s: 99. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Verklaring van [slachtoffer] (aangeefster) d.d. 30 januari 2018, proces-verbaal pag. 28-29.
3.Verklaring van [slachtoffer] (aangeefster) d.d. 30 januari 2018, proces-verbaal pag. 32.
4.Verklaring van [slachtoffer] (aangeefster) d.d. 30 januari 2018, proces-verbaal pag. 28-29.
5.Verklaring van [slachtoffer] (aangeefster) d.d. 30 januari 2018, proces-verbaal pag. 32.
6.Verklaring van [slachtoffer] (aangeefster) d.d. 30 januari 2018, proces-verbaal pag. 28-29.
7.Verklaring van [getuige] d.d. 5 februari 2018, proces-verbaal pag. 44.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 mei 2018, proces-verbaalnummer PL2100-2018011100-24.
9.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 november 2018.