ECLI:NL:RBOBR:2018:5843
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verkrachting door behandelaar in traditionele Chinese geneeskunde met bewijsminimum en schadevergoeding aan slachtoffer
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 november 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als behandelaar in de traditionele Chinese geneeskunde werkzaam was. De verdachte werd beschuldigd van verkrachting van een 17-jarig slachtoffer tijdens een acupunctuur- en massagebehandeling op 15 januari 2018 in Eindhoven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die aanvoerde dat er geen steunbewijs was voor de verklaring van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van haar moeder en de omstandigheden van de behandeling.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 7.558,80 aan het slachtoffer. De rechtbank heeft geen beroepsverbod opgelegd, maar heeft wel de ernst van het delict en de gevolgen voor het slachtoffer in overweging genomen bij de strafoplegging. De rechtbank heeft benadrukt dat het handelen van de verdachte een ernstige schending van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer inhoudt, en dat het vertrouwen in hulpverleners door dit delict is geschaad.