ECLI:NL:RBOBR:2018:5760

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 november 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
01/879177-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting met levensgevaar en smaadschrift

Op 22 november 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van brandstichting en smaadschrift. De verdachte, geboren in 1939 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het opzettelijk stichten van brand in een pand in Eindhoven op 21 januari 2018, waarbij levensgevaar voor aanwezige personen en gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Daarnaast werd hem verweten dat hij in de periode van 1 mei 2017 tot en met 31 juli 2018, door het verspreiden van naaktfoto's en beledigende teksten, de eer en goede naam van het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft aangerand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en dat er geen gronden waren voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzettelijke brandstichting en smaadschrift, en legde een gevangenisstraf van drie jaar op, met aftrek van het voorarrest. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder immateriële schadevergoeding voor de slachtoffers van de brandstichting. De rechtbank hield rekening met de hoge leeftijd van de verdachte en zijn gezondheid, maar vond de ernst van de feiten zwaarder wegen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden en de impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/879177-18
Datum uitspraak: 22 november 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaast] op [1939] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 oktober 2018.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 21 januari 2018 te Eindhoven, althans in het
arrondissement Oost-Brabant,
opzettelijk
brand heeft gesticht in/aan een pand (gelegen aan de [adres] ),
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
- een paneel van de achterdeur van voornoemd pand verwijderd en/of
- (vervolgens) meerdere, althans één, (deels) geopende fles(sen) wasbenzine, althans een hoeveelheid brandversnellende (vloei)stof, bij voornoemd pand naar binnen gegooid en/of
- (vervolgens) een stuk textiel/stof met wasbenzine besprenkeld en/of - (vervolgens) dat stuk textiel/stof aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met dat stuk textiel/stof en/of - (vervolgens) dat stuk textiel/stof bij voornoemd pand naar binnen gegooid,
althans open vuur in aanraking gebracht met een brandende stof,
ten gevolge waarvan die achterdeur en/of inboedel geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor dat pand en/of voor zich in dat pand bevindende (andere)
goederen en/of voor (de inboedel van) belendende panden en/of woningen, in
elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in
voornoemd pand aanwezige perso(o)n(en) en/of voor de in die belendende
pand(en) en/of woningen aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar
en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 31 juli 2018 te Helmond, in elk geval in Nederland,
opzettelijk,
door middel van het verspreiden en/of openlijk tentoonstellen van (een) geschrift(en) en/of (een) afbeelding(en), de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 1]
heeft aangerand,
door telastlegging van een of meer bepaald(e) feit(en),
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
immers heeft verdachte met voormeld doel een of meer geschrift(en) en/of afbeelding(en), te weten meerdere foto's waarop die [slachtoffer 1] naakt (en/of met ontbloot bovenlichaam) stond afgebeeld en/of waarop seksuele gedragingen van die [slachtoffer 1] zichtbaar zijn en/of onder/bij voornoemde foto('s) teksten die beledigend en/of grievend en/of ranzig zijn voor genoemde [slachtoffer 1] , te weten: "i.v.m. warme weer komende week vluggertje 50 euro" en/of "even wat sperma proeven" en/of "ingang [naam] ",
verspreid en/of openlijk tentoongesteld door:
- voornoemde foto's met daarbij voornoemde teksten in de buurt waar die [slachtoffer 1] woonachtig is op te hangen en/of
- meerdere enveloppen met naaktfoto's erin naar de ouders van die [slachtoffer 1] te sturen en/of daarbij te vermelden dat hun dochter seksuele handelingen tegen betaling verricht;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 31 juli 2018 te Helmond, in elk geval in Nederland,
opzettelijk
[slachtoffer 1]
in het openbaar
bij geschrift en/of bij afbeelding,
heeft beledigd,
door
één of meerdere foto('s) waarop die [slachtoffer 1] naakt (en/of met ontbloot bovenlichaam) stond afgebeeld en/of waarop seksuele gedragingen van die [slachtoffer 1] zichtbaar zijn en/of onder/bij voornoemde foto('s) teksten die beledigend en/of grievend en/of ranzig zijn voor genoemde [slachtoffer 1] te weten: "i.v.m. warme weer komende week vluggertje 50 euro" en/of "even wat sperma proeven" en/of "ingang [naam] ",
ten toon te stellen en/of te verspreiden en/of voor derden zichtbaar te maken in de buurt waar die [slachtoffer 1] woonachtig is en/of
de ouders van die [slachtoffer 1] één of meerdere brief/brieven te sturen en/of te
bellen en te vermelden dat hun dochter seksuele handelingen tegen betaling
verricht
en/of
die [slachtoffer 1] in haar tegenwoordigheid door een feitelijkheid heeft beledigd door die [slachtoffer 1] in het gezicht, althans in de richting van het gezicht, te spugen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich voor wat betreft een bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank volstaat, gelet op artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met een opgave van bewijsmiddelen, aangezien verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.
Feit 1
  • Proces-verbaal van bevindingen op ambtsbelofte respectievelijk ambtseed opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (dossierpagina 65-66);
  • Aangifte [aangever] (dossierpagina 72-73);
  • Verklaringen [getuige 1] (dossierpagina 75-76 en 78-79);
  • Verklaring [getuige 2] (dossierpagina 102-106);
  • Proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing op ambtsbelofte respectievelijk ambtseed opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en
[verbalisant 4] met bijlagen (dossierpagina 191-200, 202 en 204-267);
  • NFI-rapport “verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen, naar aanleiding van een brand in Eindhoven op 21 januari 2018” opgemaakt door dr. M.M.P. Grutters d.d. 14 februari 2018 (dossierpagina 273-276);
  • Verklaring verdachte d.d. 28 augustus 2018 (los opgenomen in dossier);
  • Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting.
Feit 2 primair
  • Aangifte [slachtoffer 1] d.d. 31 augustus 2018 te 12.37 uur met bijlage (los opgenomen in dossier);
  • Proces-verbaal ontvangst klacht d.d. 31 augustus 2018 te 13.28 uur (los opgenomen in dossier);
  • Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting.
Feit 2 subsidiair
  • Verklaring [slachtoffer 1] d.d. 10 mei 2017 (los opgenomen in dossier);
  • Aangifte [slachtoffer 1] d.d. 16 juli 2018 (dossierpagina 347);
  • Aangifte [slachtoffer 1] d.d. 24 juli 2018 (los opgenomen in dossier);
  • Proces-verbaal ontvangst klacht d.d. 31 augustus 2018 te 12.25 uur (los opgenomen in dossier);
  • Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven genoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. op 21 januari 2018 te Eindhoven opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een pand, gelegen aan de [adres] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
- een paneel van de achterdeur van voornoemd pand verwijderd en
- vervolgens meerdere (deels) geopende flessen wasbenzine bij voornoemd pand naar binnen gegooid en
- een stuk textiel/stof met wasbenzine besprenkeld en - dat stuk textiel/stof aangestoken en - dat stuk textiel/stof bij voornoemd pand naar binnen gegooid,
ten gevolge waarvan die achterdeur en inboedel gedeeltelijk zijn verbrand,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor dat pand en voor zich in dat pand bevindende woningen en goederen en voor (de inboedel van) het belendende pand te duchten was en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in voornoemd pand aanwezige personen en voor de in dat belendende pand aanwezige persoon te duchten was;
2. (primair)
op of omstreeks 24 juli 2018 te Helmond opzettelijk door middel van het openlijk tentoonstellen van geschriften en afbeeldingen de eer en de goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand, door telastlegging van bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel geschriften en afbeeldingen, te weten meerdere foto's waarop die [slachtoffer 1] naakt stond afgebeeld en waarop seksuele gedragingen van die [slachtoffer 1] zichtbaar zijn en onder/bij voornoemde foto's teksten die beledigend en grievend zijn voor genoemde [slachtoffer 1] , te weten: "i.v.m. warme weer komende week vluggertje 50 euro" en "even wat sperma proeven" en "ingang [naam] ", openlijk tentoongesteld door voornoemde foto's met daarbij voornoemde teksten in de buurt waar die [slachtoffer 1] woonachtig is op te hangen.
(subsidiair)
in de periode van 1 mei 2017 tot en met 24 juli 2018 in Nederland opzettelijk
[slachtoffer 1] heeft beledigd door de ouders van die [slachtoffer 1] meerdere brieven te sturen en te bellen en te vermelden dat hun dochter seksuele handelingen tegen betaling verricht en die [slachtoffer 1] in haar tegenwoordigheid door een feitelijkheid heeft beledigd door die [slachtoffer 1] in het gezicht te spugen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 primair:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte smaadschrift heeft gepleegd door meerdere enveloppen met naaktfoto’s erin naar de ouders van [slachtoffer 1] te sturen en daarbij te vermelden dat hun dochter seksuele handelingen tegen betaling verricht. De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte daarmee het kennelijke doel had om ruchtbaarheid aan die foto’s en bijlagen te geven. Onder ruchtbaarheid geven wordt verstaan het ter kennis van het publiek brengen en met publiek wordt een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden bedoeld. Niet kon worden verwacht dat de ouders van [slachtoffer 1] genoemde foto’s en bijlagen in de openbaarheid zouden brengen. De rechtbank zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 en 2 gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis rekening gehouden met de omstandigheden dat verdachte willens en wetens het leven van anderen in gevaar heeft gebracht door brand te stichten in het pand waar de massagesalon was gevestigd en dat dit voorval diep heeft ingegrepen op het gevoel van vrijheid en veiligheid van de studenten die boven de massagesalon woonden (feit 1). De officier van justitie heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden dat verdachte het leven van [slachtoffer 1] tot een hel heeft gemaakt door haar gruwelijk te beledigen en haar reputatie te grabbel te gooien, dat het handelen van verdachte een enorme impact op haar heeft gehad en dat verdachte daarvoor geen enkel berouw heeft getoond (feit 2). De officier van justitie heeft aangevoerd dat de ernst van de feiten meebrengen dat alleen een gevangenisstraf van substantiële duur gerechtvaardigd is en dat de hoge leeftijd van verdachte dit niet anders maakt.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de hoge leeftijd van verdachte, zijn broze gezondheid en het advies van de reclassering tot het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft verzocht het onvoorwaardelijke deel van de straf fors te beperken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting, waarbij hij een groot gevaar heeft veroorzaakt voor de studenten die boven in het pand lagen te slapen. Het is maar toeval dat één van de studenten verdachte heeft gehoord op het moment dat hij de brand stichtte en alarm heeft kunnen slaan. Gezien de snelle rookontwikkeling en de gedegen wijze van aanpak van de brandstichting had het veel ernstiger kunnen aflopen. Verdachte is van tevoren bij de achterzijde van het pand geweest om poolshoogte te nemen en hij wist ook – gelet op zijn eerste verklaring afgelegd bij de politie, het feit dat hij regelmatig in de massagesalon kwam en de diverse naambordjes bij de voordeuren van het pand – dat er mensen in het pand woonden. Verdachte heeft verklaard de brand te hebben gesticht om te bereiken dat [slachtoffer 1] , voor wie hij amoureuze gevoelens had gekregen, zou stoppen met haar werk in de massagesalon. Wat daarvan zij, verdachte is alleen maar gericht geweest op zijn eigen doel zonder te denken aan de gevolgen voor anderen. Ook later heeft verdachte weinig blijk gegeven van berouw of inzicht getoond in de ernst van de zaak. De rechtbank houdt daar in strafverzwarende zin rekening mee. De rechtbank houdt bij de strafoplegging verder rekening met de omstandigheid dat de brandstichting een grote impact heeft gehad op de in het pand woonachtige studenten, zoals blijkt uit de slachtofferverklaring van
[getuige 1] en de diverse toelichtingen op de vorderingen benadeelde partij.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan smaadschrift door beledigende en grievende teksten en naaktfoto’s van het slachtoffer [slachtoffer 1] in haar buurt op te hangen. Ook heeft hij [slachtoffer 1] beledigd door in haar gezicht te spugen, hetgeen een zeer nare beleving voor haar was, en haar ouders brieven te sturen met daarin grievende teksten over haar werkzaamheden bij de massagesalon.
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met de hoge leeftijd van verdachte, te weten 79 jaar.
De rechtbank houdt verder rekening met het door G.M. Jansen, GZ-psycholoog, omtrent verdachte opgemaakte psychologische rapport d.d. 10 oktober 2018. Dit rapport houdt onder meer in dat geen sprake is van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er wordt geadviseerd de ten laste gelegde feiten volledig aan verdachte toe te rekenen. Een substantieel recidiverisico kan niet worden onderbouwd en er bestaat geen noodzaak voor behandeling en/of begeleiding binnen een juridisch kader, aldus de psycholoog.
De rechtbank houdt ook rekening met het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsadvies “rechtszitting” van Reclassering Nederland. Dit rapport houdt onder meer in dat verdachte zijn gehele leven zonder problemen heeft weten te functioneren. Hij heeft zijn eigen zaak gehad, heeft geen schulden en nam actief deel aan de samenleving. De reclassering heeft een aantal factoren genoemd die het risico op recidive, dat als laag wordt ingeschat, kunnen verhogen, te weten de houding van verdachte jegens [slachtoffer 1] , het gebrek aan sociale contacten, gevoelens van eenzaamheid, ervaren onrecht en het feit dat hij gepland gehandeld heeft. De reclassering adviseert het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor de omgeving van massagesalons waar [slachtoffer 1] werkt, te controleren middels elektronisch toezicht.
De rechtbank gaat op grond van het psychologisch rapport en de reclasseringsrapportage uit van een laag recidiverisico. Daarbij past naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat geen noodzaak bestaat voor behandeling/begeleiding binnen een juridisch kader. Gelet op die conclusie en gezien de leeftijd van verdachte en het feit dat hij volgens het uittreksel van de Justitiële Documentatie slechts eenmaal en zeer lang geleden met justitie in aanraking is gekomen, acht de rechtbank oplegging van een voorwaardelijk strafdeel niet noodzakelijk.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal daarop in mindering worden gebracht.
De rechtbank zal aldus een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
De vorderingen benadeelde partij
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van [getuige 1] , [getuige 2] , [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] en [benadeelde 6] toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [slachtoffer 1] deels toe te wijzen, te weten tot een bedrag van € 10.000,00 voor immateriële schade en niet-ontvankelijk te verklaren voor wat betreft de overige gevorderde immateriële schadevergoeding. De officier van justitie heeft gevorderd de gevraagde vergoeding voor materiële schade af te wijzen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht de vordering van [getuige 1] niet-ontvankelijk te verklaren voor wat betreft de gevorderde vergoeding voor verhuiskosten, kosten Studiemeester, MNRI-therapie en collegegeld. De raadsman heeft aangevoerd dat de verhuiskosten onvoldoende zijn onderbouwd, dat voor wat betreft de kosten Studiemeester en collegegeld geen inzicht is gegeven in de studieresultaten in voorgaande jaren en dat de post MNRI-therapie toekomstige schade betreft. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de gevorderde vergoeding voor reiskosten. De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor EMDR. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de raadsman opgemerkt dat het bedrag hem hoog voorkomt en hij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft verzocht de vordering van [getuige 2] af te wijzen voor wat betreft de gevorderde vergoeding voor plaatsingskosten VPS + brandpakket, eigen risico 2018-2019 (therapie), mogelijke reiskosten en toekomstige medicijnkosten. De raadsman heeft aangevoerd dat geen causaal verband bestaat tussen het ten laste gelegde en de plaatsingskosten VPS + brandpakket, dat het eigen risico 2018-2019 (therapie) en de toekomstige medicijnkosten toekomstige schade betreft en dat de mogelijke reiskosten te onduidelijk zijn. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de overige materiële schade, te weten medicijnkosten, wasmachine, plaatsingskosten en eigen risico. De raadsman heeft zich ook gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de gevorderde vergoeding voor immateriële schade tot een bedrag van € 550,00. De raadsman heeft verzocht het meer gevorderde af te wijzen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de door [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gevorderde materiële schade en de gevorderde immateriële schade tot het oorspronkelijk gevraagde bedrag van € 550,00. De raadsman heeft verzocht het meer gevorderde niet toe te wijzen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de door [benadeelde 3] gevorderde immateriële schade tot het oorspronkelijk gevraagde bedrag van € 550,00. De raadsman heeft verzocht het meer gevorderde niet toe te wijzen.
De raadsman heeft verzocht de vordering van [benadeelde 5] af te wijzen. De raadsman heeft aangevoerd dat de verhuiskosten onvoldoende onderbouwd zijn, dat de huurkosten de periode betreffen voorafgaand aan het ten laste gelegde en dat de immateriële schade niet onderbouwd is.
De raadsman heeft verzocht de vorderingen van [benadeelde 4] en [benadeelde 6] af te wijzen en daartoe aangevoerd dat zij in eerste instantie geen vordering hebben ingediend en dat de huidige vorderingen niet zijn onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank.
Inleiding immateriële schade brandstichting
De rechtbank acht het gelet op de aard van het delict aannemelijk dat alle ten tijde van de brandstichting in het betreffende pand aanwezige studenten immateriële schade hebben geleden. Het moet een bijzonder angstige ervaring voor hen zijn geweest en dat blijkt ook uit de toelichtingen op de vorderingen benadeelde partij. Bij de beoordeling van de hoogte van de toe te kennen immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank gelet op uitspraken in andere zaken en de rechtbank acht alles overziend een bedrag van € 1.000,00 als uitgangspunt passend. De rechtbank heeft verder gelet op de persoonlijke gevolgen van de brandstichting, zoals verwoord in de verschillende toelichtingen op de vorderingen. De rechtbank ziet daarin aanleiding om aan [getuige 1] en [getuige 2] een hogere vergoeding dan het uitgangspunt toe te kennen. [getuige 1] heeft onder meer - onderbouwd - aangegeven dat zij EMDR-therapie heeft gevolgd en nog steeds last heeft van nachtmerries en paniekaanvallen. [getuige 2] heeft onder meer - onderbouwd - aangegeven dat hij slaapproblemen heeft waarvoor hij medicatie gebruikt.
De vordering van [getuige 1]
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een deel van de gevorderde vergoeding voor materiële schade, te weten de posten EMDR (€ 433,00) en reiskosten (€ 27,36), en een deel van de gevorderde vergoeding voor immateriële schade, te weten een bedrag van € 2.000,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft de gevorderde vergoeding voor verhuiskosten, kosten Studiemeester, MNRI-therapie en collegegeld. Ten aanzien van de kosten Studiemeester, MNRI-therapie en collegegeld is niet eenvoudig vast te stellen of deze schade rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit is toegebracht onder meer aangezien de bewijstukken thans ontbreken. De verhuiskosten en de meer gevorderde vergoeding voor immateriële schade zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van deze onderdelen van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan deze onderdelen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van [getuige 2]
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een deel van de gevorderde vergoeding voor materiële schade, te weten de posten medicijnkosten (€ 80,33), wasmachine (€ 50,00), plaatsingskosten (€ 75,00) en eigen risico (€ 45,00) en een deel van de gevorderde vergoeding voor immateriële schade, te weten een bedrag van € 1.500,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft de gevorderde vergoeding voor plaatsingskosten VPS + brandpakket, eigen risico 2018-2019 (therapie), mogelijke reiskosten, toekomstige medicijnkosten en de meer gevorderde vergoeding voor immateriële schade. De post plaatsingskosten VPS + brandpakket en de meer gevorderde vergoeding voor immateriële schade zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd en de posten eigen risico 2018-2019 (therapie), mogelijke reiskosten en toekomstige medicijnkosten betreffen toekomstige schade waarvan op dit moment niet vaststaat dat deze kosten zullen worden gemaakt. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van deze onderdelen van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan deze onderdelen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vorderingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2]
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, de volledig gevorderde vergoeding voor materiële schade, te weten voor [benadeelde 1] een bedrag van € 572,88 (posten matras, wasmachine, plaatsingskosten en verlofuren) en voor [benadeelde 2] een bedrag van € 125,00 (posten wasmachine en plaatsingskosten) en een deel van de gevorderde vergoeding voor immateriële schade, te weten een bedrag van € 1.000,00.
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen voor wat betreft de meer gevorderde vergoeding voor immateriële schade. Deze vergoeding is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vorderingen in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit onderdeel van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partijen kunnen dit onderdeel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vorderingen van [benadeelde 3] en [benadeelde 4]
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een deel van de gevorderde vergoeding voor immateriële schade, te weten een bedrag van € 1.000,00.
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen voor wat betreft de meer gevorderde vergoeding voor immateriële schade. Deze vergoeding is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vorderingen in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit onderdeel van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partijen kunnen dit onderdeel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van [benadeelde 5]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft de post huur 1 januari tot en met 21 januari. Deze post heeft betrekking op de periode voorafgaande aan het bewezenverklaarde, zodat in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade. De rechtbank zal de benadeelde partij ook niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering. De verhuiskosten en de gevorderde vergoeding voor immateriële schade zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat deze meer onderbouwing vergt dan de vorderingen van een aantal andere benadeelden op dit punt, nu [benadeelde 5] niet in de woning aanwezig was ten tijde van de brand. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van deze onderdelen van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan deze onderdelen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van [benadeelde 6]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De gevorderde vergoeding voor immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat de vordering van immateriële schade meer onderbouwing vergt dan de vorderingen van een aantal andere benadeelden op dit punt, nu [benadeelde 6] niet in de woning aanwezig was ten tijde van de brand. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van [slachtoffer 1]
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een deel van de gevorderde vergoeding voor immateriële schade, te weten een bedrag van € 750,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft de gevorderde vergoeding voor materiële schade. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade. De rechtbank zal de benadeelde partij ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft de meer gevorderde vergoeding voor immateriële schade. Deze vergoeding is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit onderdeel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit onderdeel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de toegewezen vergoedingen voor materiële schade vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van deze schade, en in het geval dat dit onduidelijk is vanaf de datum van indiening van de vordering, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de toegewezen vergoedingen voor immateriële schade vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Kostenveroordeling
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen
[getuige 1] , [getuige 2] , [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [slachtoffer 1] , tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor wat betreft de vorderingen van [benadeelde 5] en [benadeelde 6] de kosten van partijen compenseren aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal telkens voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedings-maatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hiervoor weergegeven.
Aangezien aan verdachte telkens meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 57, 157, 261, 266.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde onder 1, 2 primair en 2 subsidiair bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten isT.a.v. feit 2 primair:
smaadschriftT.a.v. feit 2 subsidiair:
eenvoudige belediging, meermalen gepleegdVerklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.

T.a.v. feit 1, feit 2 primair, feit 2 subsidiair:Gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

T.a.v. feit 1:Maatregel van schadevergoeding van € 2.460,36 subsidiair 34 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[getuige 1]van een bedrag van € 2.460,36 (zegge: tweeduizendvierhonderdzestig euro en zesendertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 34 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van
€ 460,36 materiële schadevergoeding (EMDR € 433,00 en reiskosten € 27,36) en een bedrag van € 2.000,00 immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het bedrag voor materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2018 (EMDR) en 8 november 2018 (reiskosten) tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag voor immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [getuige 1] , van een bedrag van € 2.460,36 (zegge: tweeduizendvierhonderdzestig euro en zesendertig eurocent). Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 460,36 materiële schadevergoeding (EMDR € 433,00 en reiskosten € 27,36) en een bedrag van € 2.000,00 immateriële schadevergoeding.
Het bedrag voor materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2018 (EMDR) en 8 november 2018 (reiskosten) tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag voor immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

T.a.v. feit 1:Maatregel van schadevergoeding van € 1.750,33 subsidiair 27 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[getuige 2]van een bedrag van € 1.750,33 (zegge: duizendzevenhonderdvijftig euro en drieëndertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van
€ 250,33 materiële schadevergoeding (medicijnkosten € 80,33 en wasmachine € 50,00 en plaatsingskosten € 75,00 en eigen risico € 45,00) en een bedrag van € 1.500,00 immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het bedrag voor materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2018 (medicijnkosten), 13 februari 2018 (wasmachine), 21 januari 2018 (plaatsingskosten) en 8 november 2018 (eigen risico) tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag voor immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [getuige 2] , van een bedrag van € 1.750,33 (zegge: duizendzevenhonderdvijftig euro en drieëndertig eurocent). Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 250,33 materiële schadevergoeding (medicijnkosten € 80,33 en wasmachine
€ 50,00 en plaatsingskosten € 75,00 en eigen risico € 45,00) en een bedrag van € 1.500,00 immateriële schadevergoeding.
Het bedrag voor materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2018 (medicijnkosten), 13 februari 2018 (wasmachine), 21 januari 2018 (plaatsingskosten) en 8 november 2018 (eigen risico) tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag voor immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

T.a.v. feit 1:Maatregel van schadevergoeding van € 1.572,88 subsidiair 25 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 1]van een bedrag van € 1.572,88 (zegge: duizendvijfhonderdtweeënzeventig euro en achtentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van
€ 572,88 materiële schadevergoeding (matras € 184,00 en wasmachine € 50,00 en plaatsingskosten € 75,00 en verlofuren € 263,88) en een bedrag van € 1.000,00 immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het bedrag voor materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 april 2018 (matras), 13 februari 2018 (wasmachine), 21 januari 2018 (plaatsingskosten) en 1 maart 2018 (verlofuren) tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag voor immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] , van een bedrag van € 1.572,88 (zegge: duizendvijfhonderdtweeënzeventig euro en achtentachtig eurocent). Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 572,88 materiële schadevergoeding (matras € 184,00 en wasmachine
€ 50,00 en plaatsingskosten € 75,00 en verlofuren € 263,88) en een bedrag van € 1.000,00 immateriële schadevergoeding.
Het bedrag voor materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 april 2018 (matras), 13 februari 2018 (wasmachine), 21 januari 2018 (plaatsingskosten) en 1 maart 2018 (verlofuren) tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag voor immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

T.a.v. feit 1:Maatregel van schadevergoeding van € 1.125,00 subsidiair 21 dagen hechtenis

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 2]van een bedrag van € 1.125,00 (zegge: duizendhonderdvijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 125,00 materiële schadevergoeding (wasmachine € 50,00 en plaatsingskosten € 75,00) en een bedrag van € 1.000,00 immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het bedrag voor materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2018 (wasmachine) en 21 januari 2018 (plaatsingskosten) tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag voor immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] , van een bedrag van € 1.125,00 (zegge: duizendhonderdvijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 125,00 materiële schadevergoeding (wasmachine € 50,00 en plaatsingskosten € 75,00) en een bedrag van
€ 1.000,00 immateriële schadevergoeding. Het bedrag voor materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2018 (wasmachine) en 21 januari 2018 (plaatsingskosten) tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag voor immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

T.a.v. feit 1:Maatregel van schadevergoeding van € 1.000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 3]van een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat geheel uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] , van een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro). Het bedrag bestaat geheel uit immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

T.a.v. feit 1:Maatregel van schadevergoeding van € 1.000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 4]van een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat geheel uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] , van een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro). Het bedrag bestaat geheel uit immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

T.a.v. feit 1:Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 5] in de vordering.

Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
T.a.v. feit 1:
Niet-ontvankelijkverklaringvan de benadeelde partij
[benadeelde 6]in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.

T.a.v. feit 2 primair, feit 2 subsidiair:Maatregel van schadevergoeding van € 750,00 subsidiair 15 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1]van een bedrag van € 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat geheel uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro). Het bedrag bestaat geheel uit immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Bernsen, voorzitter,
mr. R.J. Bokhorst en mr. C.J. Sangers- de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier.
en is uitgesproken op 22 november 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, Districtsrecherche Eindhoven, onderzoeksnummer OB2R018004, onderzoeksnaam [onderzoeksnaam] , aantal pagina’s: 395. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.