In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 5 februari 2018 een beschikking gegeven in een wrakingsprocedure. Verzoeker heeft de rechters R.M.L. Heemskerk-Pleging, J.J.A. Donkersloot en A.E. van der Eijk gewraakt, omdat hij zich niet gehoord voelde tijdens de terechtzitting op 11 december 2017. Tijdens deze zitting heeft verzoeker gevraagd naar de samenstelling van de rechtbank, waarop de voorzitter, mr. Heemskerk-Pleging, hem tweemaal heeft medegedeeld dat zij het daar op dat moment niet over wilde hebben. Dit leidde tot de wraking door verzoeker, die van mening was dat de rechters niet onpartijdig waren.
De wrakingskamer, bestaande uit mr. H.M.H. de Koning, mr. E.C.P.M. Valckx en mr. T. van de Woestijne, heeft het wrakingsverzoek op 11 januari 2018 behandeld. Verzoeker heeft de wrakingskamer gewraakt, maar de wrakingskamer heeft aangegeven niet in de wraking te berusten. Het verzoek tot wraking van de wrakingskamer zelf is op 30 januari 2018 afgewezen. De wrakingskamer heeft vervolgens de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechters jegens verzoeker. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.
De wrakingskamer heeft uiteindelijk geoordeeld dat er geen grond is voor de wraking en heeft het verzoek tot wraking afgewezen. Tevens is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker jegens dezelfde rechters niet in behandeling zal worden genomen, omdat verzoeker misbruik heeft gemaakt van het rechtsmiddel wraking. Deze beschikking is openbaar uitgesproken op 5 februari 2018.