ECLI:NL:RBOBR:2018:558

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 februari 2018
Publicatiedatum
7 februari 2018
Zaaknummer
WR 17-25
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak door verzoeker, beoordeling van vooringenomenheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 5 februari 2018 een beschikking gegeven in een wrakingsprocedure. Verzoeker heeft de rechters R.M.L. Heemskerk-Pleging, J.J.A. Donkersloot en A.E. van der Eijk gewraakt, omdat hij zich niet gehoord voelde tijdens de terechtzitting op 11 december 2017. Tijdens deze zitting heeft verzoeker gevraagd naar de samenstelling van de rechtbank, waarop de voorzitter, mr. Heemskerk-Pleging, hem tweemaal heeft medegedeeld dat zij het daar op dat moment niet over wilde hebben. Dit leidde tot de wraking door verzoeker, die van mening was dat de rechters niet onpartijdig waren.

De wrakingskamer, bestaande uit mr. H.M.H. de Koning, mr. E.C.P.M. Valckx en mr. T. van de Woestijne, heeft het wrakingsverzoek op 11 januari 2018 behandeld. Verzoeker heeft de wrakingskamer gewraakt, maar de wrakingskamer heeft aangegeven niet in de wraking te berusten. Het verzoek tot wraking van de wrakingskamer zelf is op 30 januari 2018 afgewezen. De wrakingskamer heeft vervolgens de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechters jegens verzoeker. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

De wrakingskamer heeft uiteindelijk geoordeeld dat er geen grond is voor de wraking en heeft het verzoek tot wraking afgewezen. Tevens is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker jegens dezelfde rechters niet in behandeling zal worden genomen, omdat verzoeker misbruik heeft gemaakt van het rechtsmiddel wraking. Deze beschikking is openbaar uitgesproken op 5 februari 2018.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
Zaaknummer: WR 17/025
Beschikking van 5 februari 2018
in de zaak van
[verzoeker]
verzoeker,
tegen
mrs. R.M.L. Heemskerk-Pleging, J.J.A. Donkersloot en A.E. van der Eijk,
in hun hoedanigheid van voorzitter respectievelijk leden van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van de rechtbank Oost-Brabant bij de behandeling van de zaak met [parketnummer]
Partijen zullen hierna respectievelijk ‘de verzoeker’ en ‘de rechters’ worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting op 11 december 2017 met daarin het verzoek tot wraking;
  • de schriftelijke reactie van de rechters op het wrakingsverzoek van 18 december 2017;
  • het dossier in de hoofdzaak.
1.2
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op
11 januari 2018. Verschenen zijn verzoeker en zijn [advocaat]
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker de wrakingskamer, bestaande uit mr. H.M.H. de Koning, voorzitter, mr. E.C.P.M. Valckx en mr. T. van de Woestijne gewraakt. De wrakingkamer heeft daarop aangegeven niet in de wraking te berusten. Dit wrakingsverzoek onder nummer WR 18/001 is op 25 januari 2018 mondeling behandeld door de wrakingskamer, bestaande uit mr. J.W. Brunt, voorzitter, mr. M.F.M.T. Franke en mr. C.A. Mandemakers. Het verzoek tot wraking van de mrs. H.M.H. de Koning, E.C.P.M. Valckx en T. van de Woestijne is op 30 januari 2018 door de wrakingskamer afgewezen, waarbij tevens is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker jegens mr. H.M.H. de Koning, mr. E.C.P.M. Valckx en mr. T. van de Woestijne in de procedure met betrekking tot het wrakingsverzoek met zaaknummer 17/025 niet in behandeling wordt genomen.
1.3
Nu het verzoek tot wraking van de wrakingskamer bestaande uit mrs. H.M.H. de Koning, E.C.P.M. Valckx en T. van de Woestijne is afgewezen, dient deze wrakingskamer alsnog een beslissing te nemen op het verzoek tot wraking van mrs. R.M.L. Heemskerk-Pleging, J.J.A. Donkersloot en A.E. van der Eijk.

2.Het verzoek en het verweer

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de procedure met
[parketnummer] .
2.2
Verzoeker heeft tijdens de terechtzitting op 11 december 2017 twee keer gevraagd waarom de rechtbank weer in een andere samenstelling zitting hield, waarna de voorzitter, mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging hem tweemaal heeft medegedeeld dat zij het daar op dat moment niet over wilde hebben. Verzoeker heeft vervolgens medegedeeld de rechters te wraken.
2.3
De rechters hebben aangegeven niet in de wraking te berusten en hebben hun
standpunt als volgt toegelicht.
De wraking door verzoeker vond plaats tijdens de behandeling van een formaliteit, kort na de aanvang van de zitting, en daarmee voor de voordracht door de officier van justitie en voordat met de behandeling van de feiten in de strafzaak kon worden begonnen. Uit hetgeen ter zitting is besproken kan op geen enkele wijze worden afgeleid dat de meervoudige kamer niet onpartijdig zou zijn of dat bij verdachte de objectief gerechtvaardigde vrees hiervoor zou kunnen ontstaan. De rechters stellen zich daarom op het standpunt dat de wraking dient te worden afgewezen.

3.De beoordeling

3.1
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 11 januari 2018 heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt en heeft hij direct daarop uit eigen beweging de zittingszaal verlaten. Verzoeker heeft daarbij opgemerkt dat hij weer niet werd gehoord. Nadat [advocaat] met verzoeker buiten de zittingszaal overleg had gevoerd, deelde [advocaat] mede dat verzoeker geen behoefte had om in de zittingzaal terug te keren en ter zitting zelf een nadere toelichting te geven op zijn verzoek. [advocaat] heeft het wrakingsverzoek gemotiveerd met de mededeling dat verzoeker geen vertrouwen heeft in de rechtbank als geheel en heeft vervolgens medegedeeld dat hij niet zal verschijnen bij een volgende wrakingszitting. Gelet op deze omstandigheden bepaalt de wrakingskamer dat een nieuwe zitting voor de behandeling van het onderhavige wrakingsverzoek achterwege blijft.
3.2
Ingevolge artikel 512 Sv dient te worden beoordeeld of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.3
De wrakingskamer stelt voorop dat de rechters uit hoofde van hun
aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechters met betrekking tot een procespartij vooringenomen zijn, althans dat de dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoeker daarover is niet doorslaggevend.
3.4
Verder heeft als uitgangspunt te gelden dat beslissingen en mededelingen van een rechter in het algemeen geen grond vormen om te veronderstellen dat de rechter een vooringenomenheid jegens de verzoeker koestert of dat de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Wraking kan niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige beslissingen. Vrees voor vooringenomenheid kan slechts objectief gerechtvaardigd zijn als in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de rechter een beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring kan worden gevonden dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is gegeven.
3.5
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 december 2017 is de kenbron van hetgeen op die terechtzitting is voorgevallen. De wrakingskamer ziet geen reden om aan de juistheid van dit proces-verbaal te twijfelen. Gelet op dat proces-verbaal en de schriftelijke reactie van de voorzitter van de meervoudige kamer, mede namens de leden van die kamer, oordeelt de wrakingskamer dat, voor wat betreft de bejegening van verzoeker door de rechter, er geen sprake is van enige aanwijzing voor vooringenomenheid bij de rechter jegens verzoeker, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.6
Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die tot de conclusie
kunnen leiden dat de bij verzoeker ontstane vrees voor vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is. De wrakingskamer komt daarom tot de conclusie dat er geen grond is voor wraking. Het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.
3.7
In de beslissing van 30 januari 2018 is geoordeeld dat verzoeker misbruik heeft gemaakt van het rechtsmiddel wraking. Ook tijdens de zitting van 11 december 2017 is verzoeker in wezen zonder grond overgegaan tot wraking. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker jegens de rechters mrs. R.M.L. Heemskerk-Pleging, J.J.A. Donkersloot en A.E. van der Eijk in de zaak met [parketnummer] niet in behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer,
wijst af het verzoek tot wraking van mrs. R.M.L. Heemskerk-Pleging, J.J.A. Donkersloot en A.E. van der Eijk, in hun hoedanigheid van voorzitter respectievelijk leden van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van de rechtbank Oost-Brabant bij de behandeling van de zaak met [parketnummer] .
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker jegens de rechters mrs. R.M.L. Heemskerk-Pleging, J.J.A. Donkersloot en A.E. van der Eijk in de zaak met parketnummer [parketnummer] niet in behandeling wordt genomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter, mr. E.C.P.M. Valckx en mr. T. van de Woestijne, leden, en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.