ECLI:NL:RBOBR:2018:5517

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
9 november 2018
Zaaknummer
18_2471
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning op grond van de Opiumwet na vondst van drugs en vuurwapen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Oss om zijn woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting was gepland voor de duur van drie maanden, te beginnen op 13 november 2018, na de vondst van drugs en een vuurwapen in de woning.

Tijdens de zitting heeft de verzoeker betoogd dat de hoeveelheid drugs die was gevonden, minder dan 30 gram was, en dat de burgemeester daarom had moeten volstaan met een waarschuwing in plaats van sluiting. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat er op ambtsbelofte was verklaard dat er 44,11 gram drugs was gevonden, en dat de hoeveelheid inclusief verpakking niet de hoeveelheid van 33,06 gram was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester terecht had besloten tot sluiting van de woning, mede gezien de verzwarende omstandigheid van het aangetroffen vuurwapen.

De voorzieningenrechter heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker in overweging genomen, maar oordeelde dat deze niet voldoende waren om van sluiting af te zien. De verzoeker had geen bijzondere omstandigheden aangedragen die afweken van die van andere personen wiens woningen ook gesloten werden. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit niet onrechtmatig was en dat er geen reden was om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek werd afgewezen, en de sluiting van de woning op 13 november 2018 blijft van kracht.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 18/2471
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 oktober 2018 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R.J. Laatsman),
en

de burgemeester van de gemeente Oss, de burgemeester

(gemachtigde: drs. M.H.M. van Rijbroek).

Procesverloop

Bij besluit van 4 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft de burgemeester besloten de woning aan het [adres] (de woning) op grond van artikel 13b van de Opiumwet vanaf 13 november 2018 te sluiten voor de duur van drie maanden, tot 13 februari 2019.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2018. Verzoeker is naar de zitting gekomen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk de hierna weergegeven mondelinge uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. De redenen daarvoor zijn de volgende.
2. In de eerste plaats stelt de voorzieningenrechter vast dat het hier gaat om een voorlopige voorziening. Dat betekent dus dat dit een procedure is waarin wordt gevraagd om de normale gang van zaken, namelijk doorgang van het bestreden besluit ondanks dat er bezwaar tegen is gemaakt, te doorkruisen door een voorlopige maatregel te treffen.
Wil dat mogelijk zijn, dan moet er in principe sprake zijn van ‘onverwijlde spoed’, zoals de wet dat noemt. Daarvan is hier wel sprake, dat is duidelijk, want de sluiting is op 13 november voorzien.
3. Vervolgens is de vraag of de voorzieningenrechter een voorlopig oordeel kan geven over hoe juist of onjuist het bestreden besluit is. Dat kan in dit geval wel. De voorzieningenrechter vindt niet dat het bestreden besluit onjuist of onrechtmatig is. En dat heeft te maken met het volgende.
4. U heeft betoogd dat het heel onwaarschijnlijk is dat er meer dan 30 gram hennep is gevonden. Uw advocaat heeft bevestigd dat u daarmee bedoelt: omdat er volgens u waarschijnlijk minder dan 30 gram aanwezig was, had de burgemeester moeten volstaan met een waarschuwing, in plaats van te sluiten; zo staat het immers in het beleid. U denkt dat de hoeveelheid van 33,06 gram die in het pv is genoemd, een hoeveelheid inclusief verpakking is en dat er wellicht nog iets mis is gegaan bij het wegen, zodat uiteindelijk minder dan 30 gram is gevonden.
5. Maar de voorzieningenrechter vindt niet aannemelijk gemaakt dat er minder dan 30 gram hennep is gevonden. Er staat immers in het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van 14 juni 2018 dat er – opgeteld – 44,11 gram is gevonden
inclusief verpakking. Dát is dus de hoeveelheid
inclusiefverpakking. En dan staat er in het proces-verbaal van 13 juni 2018 dat het totale gewicht
van de hennep33,06 gram is. Hieruit komt duidelijk naar voren dat de hoeveelheid mét verpakking niet de hoeveelheid van 33,06 gram is.
U heeft aangekondigd dat er een contraweging zou worden uitgevoerd, maar dat is niet of nog niet gebeurd, in elk geval kan de voorzieningenrechter daaraan geen aanknopingspunt ontlenen om aan te nemen dat er zoals u zegt, minder dan 30 gram is gevonden.
En zoals de voorzieningenrechter net al zei, is het ook niet voldoende als u zegt: op de foto’s kan ik duidelijk zien dat het minder dan 30 gram is geweest. Wat u meent te kunnen zien, is niet iets wat kan opwegen tegen een proces-verbaal van de politie.
Dat betekent dat uw standpunt hierover niet slaagt en dat de burgemeester in beginsel bevoegd was om tot sluiting over te gaan.
6. Vervolgens heeft u aangevoerd dat het wapen niet van u was, dat het niet in de woning maar in de brievenbus is gevonden en dat het dus niet mag meewegen. Daar gaat de voorzieningenrechter heel kort over zijn. Van wie het wapen is, maakt niet uit. Het is nu eenmaal gevonden in
uwbrievenbus en die hoort bij
uwwoning. En u zegt ook dat u het er zelf in heeft gelegd, en of dat nu op verzoek is van een vriend of niet, dat doet er niet zoveel toe.
7. U vindt dat de overschrijding erg gering is, namelijk slechts 3,06 gram. Het klopt dat dat geen gigantische overschrijding is. Maar de voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester hier heeft kunnen besluiten om direct tot sluiting over te gaan, mede omdat er een verzwarende omstandigheid is in de vorm van dat wapen. In het beleid staat dat er, als er zo’n verzwarende omstandigheid is, bijvoorbeeld een stap kan worden overgeslagen of voor een langere periode kan worden gesloten. Strikt genomen had de burgemeester, zo voert zij terecht aan, hier dus én direct kunnen sluiten én voor een langere duur, namelijk 6 maanden, kunnen sluiten. Dat heeft ze niet gedaan. Ze heeft direct gesloten, wat in overeenstemming is met het beleid, maar niet de verzwarende omstandigheid van het wapen mee laten wegen door langer te sluiten. Daarmee is het besluit naar het oordeel van de voorzieningenrechter in overeenstemming met het beleid en niet disproportioneel.
8. U heeft hier op de zitting verteld over meneer [naam] en dat er in zijn huis meer drugs zou zijn gevonden, terwijl zijn huis niet wordt gesloten. De voorzieningenrechter vindt dat u die stelling niet heeft onderbouwd. De voorzieningenrechter kan er daarom ook niet van uitgaan en, dat is zojuist tijdens de behandeling ook besproken, het kan niet worden getoetst. Daarom kan dit beroep op het gelijkheidsbeginsel, want zo interpreteert de voorzieningenrechter het, niet slagen.
9. Uw advocaat heeft tijdens de zitting nog aangestipt dat het ook al best een tijd geleden is, namelijk 5 maanden. Op 12 juni 2018 is de overtreding geconstateerd. Op 20 juli 2018 heeft de burgemeester laten weten dat hij van plan is te sluiten. Een maand later, op 20 augustus 2018, heeft uw advocaat een e-mail gestuurd met het verzoek om een hoorzitting te plannen. Vervolgens heeft die op 29 augustus 2018 plaatsgevonden. Daarna is op 4 oktober, iets meer dan een maand later, het besluit genomen. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester voldoende voortvarend te werk is gegaan en dat er ook geen lange tijd zit tussen de overtreding en de maatregel. Dat betoog faalt dus om die reden.
10. Dan heeft u tot slot aangevoerd dat er volgens u geen rekening is gehouden met uw persoonlijke omstandigheden. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester dat in voldoende mate heeft gedaan. De burgemeester heeft onderzocht en benoemd in het bestreden besluit waar u eventueel naartoe kunt zolang de sluiting van kracht is. Voor het overige heeft u geen bijzondere persoonlijke omstandigheden genoemd die in zo’n mate afwijken van de omstandigheden waarin andere mensen, van wie de woning ook gesloten wordt om deze reden, verkeren. U zegt dat u uw leven, gelet op hoe het vroeger met u ging, meer op de rit heeft, dat wil de voorzieningenrechter geloven en dat is ook te prijzen, maar dat maakt in dit geval niet dat de burgemeester van sluiting had moeten afzien. U heeft gewoon de regels overtreden en daar horen gevolgen bij. Ook voor mensen die bezig zijn om orde op zaken te stellen. Daarbij hoort immers ook: zorgen dat de Opiumwet niet wordt overtreden.
11. Het belangrijkst voor u, zegt u, is dat het besluit tot gevolg kan hebben dat de verhuurder het huurcontract gaat beëindigen. De hoogste rechter in dit soort zaken, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, heeft al meerdere uitspraken gedaan waarin deze vraag ook voorlag. De Afdeling vindt dat dat geen omstandigheid is die een sluitingsbesluit onevenredig kan maken omdat dat volgens de Afdeling een bevoegdheid is die de verhuurder toekomt en niet volgt uit de sluiting. Dat is dus hoe de hoogste rechter erover denkt en daarom kan deze stelling ook niet slagen.
12. Omdat wat u heeft aangevoerd, niet kan leiden tot de conclusie dat het bestreden besluit onrechtmatig is, is er ook geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Daarom wordt dat verzoek afgewezen. Dat betekent concreet dat de sluiting op 13 november 2018 doorgaat.
13. Omdat het verzoek wordt afgewezen, is er geen reden voor een proceskostenveroordeling.
14. Dat is de uitspraak, hoger beroep ervan is niet mogelijk, omdat het een voorlopige voorziening is. Wat de voorzieningenrechter vandaag in de uitspraak heeft gezegd, wordt allemaal opgenomen in een proces-verbaal en dat wordt naar u gezonden binnen 2 weken na vandaag.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Lie, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.C.T. Rabou-Coort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.