ECLI:NL:RBOBR:2018:5461
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van onbetaalde premie bedrijfspolis door Achmea
In deze zaak vorderde Achmea Schadeverzekeringen N.V. betaling van een onbetaalde premie van € 135,47 van [E.] Holding B.V. De vordering was gebaseerd op een verzekeringsovereenkomst waarbij [gedaagde] verplicht was om de premie tijdig te betalen. Achmea had herhaaldelijk herinneringen en aanmaningen gestuurd, maar de betaling bleef uit. Tijdens de comparitie van partijen op 26 september 2018 werd duidelijk dat [gedaagde] niet meer betwistte dat er een bedrag verschuldigd was, maar bezwaar maakte tegen de rente en bijkomende kosten.
De kantonrechter oordeelde dat Achmea de vordering voldoende had onderbouwd en dat de hoofdsom en de gevorderde rente toewijsbaar waren. De kantonrechter wees de vordering toe, met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten, die Achmea had ingetrokken. [gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten, die door de rechter werden begroot op een totaal van € 105,79 aan explootkosten, € 119,00 aan griffierecht en € 60,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is uitgesproken op 25 oktober 2018 door mr. G.J. Roeterdink.