De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Zij op 4 september 2015 in de gemeente Eindhoven aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam, onzorgvuldig en nalatig werknemers arbeid heeft laten verrichten in het [gebouw] op het terrein van de TU aldaar,
door bij sloopwerkzaamheden in een liftschacht de werknemers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ,
- die werkzaamheden te laten verrichten zonder voortdurend een valbeveiliging te laten dragen en
- die werkzaamheden te laten verrichten zonder voortdurend toezicht en
- die werkzaamheden te laten verrichten, terwijl zij daarvoor onvoldoende waren geïnstrueerd, en onvoldoende vaardigheden en deskundigheid hadden.
waardoor het aan haar schuld te wijten is dat de liftcabine met daarop die werknemers naar beneden is gestort waardoor [slachtoffer 1] zodanig letsel heeft bekomen dat hij aan de gevolgen daarvan is overleden en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel (te weten onder meer een dwarslaesie, een verbrijzelde arm, beenbreuken, een schouderbreuk en een klaplong) heeft bekomen;
Zij op 4 september 2015 in de gemeente Eindhoven, in het [gebouw] , op het terrein van de TU aldaar als werkgever, bij sloopwerkzaamheden in een liftschacht, opzettelijk, handelingen heeft nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en de daarop rustende bepalingen, door in strijd met artikel:
- 3, eerste lid sub c van de Arbeidsomstandighedenwet niet te zorgen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en daarbij in acht te nemen dat de werkmethoden en de bij de arbeid gebruikte arbeidsmiddelen, zoveel als redelijkerwijs kon worden gevergd, aan de persoonlijke eigenschappen van de werknemers werden aangepast, aangezien werknemer [slachtoffer 2] de handleiding van de Hit-Trac niet kon lezen en werknemer [slachtoffer 1] geen ervaring had met het slopen van de liften en gebruiken van een elektrische kabellier en
- 5, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid niet in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast te leggen welke risico’s de arbeid met betrekking tot sloop in een liftschacht met zich brengt en
- 8, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet er niet voor te zorgen dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] doeltreffend werden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico’s en de maatregelen die erop gericht waren deze risico’s te beperken en
- 8, vierde lid van de Arbeidsomstandighedenwet de arbeidsmiddelen niet toe te zien op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het beperken van de in het eerste lid genoemde risico’s alsmede op het juist gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen,
terwijl daardoor, naar zij wist, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ontstond of te verwachten was;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.