ECLI:NL:RBOBR:2018:5222

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2018
Publicatiedatum
23 oktober 2018
Zaaknummer
18_318
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een nieuwe beslissing op bezwaar inzake Wob-verzoek over Eurocircuit Valkenswaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging Groen en Heem, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard, gedaagde. De zaak betreft een Wob-verzoek van eiseres over de besluitvorming rond het Eurocircuit te Valkenswaard. Eiseres had bij het college een verzoek ingediend om informatie, maar het college had dit verzoek gedeeltelijk afgewezen. Eiseres maakte bezwaar en stelde beroep in tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaarschrift. Het college trok later het bestreden besluit in, maar de rechtbank oordeelde dat de nieuwe beslissing op bezwaar niet zorgvuldig was voorbereid en niet deugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat het college niet overtuigend had aangetoond dat de verzochte informatie zo omvangrijk was dat het verstrekken ervan in de vorm van een samenvatting gerechtvaardigd was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres, op straffe van een dwangsom. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 18/318

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2018 in de zaak tussen

Vereniging Groen en Heem, te Valkenswaard, eiseres

(gemachtigde: drs. L.F.H.C. de Brouwer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard, het college
(gemachtigde: mr. M.C.L. Walta).

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2017 (het primaire besluit) heeft het college het verzoek om informatie over de besluitvorming rond het Eurocircuit te Valkenswaard gedeeltelijk toegewezen en gedeeltelijk afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres op 13 juli 2017 bezwaar gemaakt. Op 31 januari 2018 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaarschrift.
Bij ongedateerd besluit, verzonden op 8 maart 2018, (het bestreden besluit I) heeft het college het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en met een aanvullende motivering de gedeeltelijke afwijzing gehandhaafd.
Eiseres heeft haar beroep gehandhaafd.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het vooronderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juli 2018. Eiseres en het college hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Bij besluit van 25 september 2018 (het bestreden besluit II) heeft het college het bestreden besluit I ingetrokken, het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, de motivering aangevuld en een deel van de gevraagde informatie alsnog openbaar gemaakt.
Bij brief van 25 september 2018 heeft het college op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en daarbij verzocht om beperkte kennisneming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op 9 oktober 2018 heeft eiseres erin toegestemd dat de rechtbank mede op grondslag van die stukken uitspraak doet.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2018. Daar zijn dezelfde personen verschenen als bij de zitting van 20 juli 2018.

Overwegingen

De aanleiding voor deze procedure
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres heeft bij brief van 15 juni 2017 een informatieverzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) ingediend bij het college met betrekking tot het Eurocircuit. Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is het beroep van eiseres erop gericht de volgende informatie verstrekt te krijgen:
1.1.
correspondentie met de gebruikers van het Eurocircuit met betrekking tot de voorwaarden/gemaakte afspraken/anderszins, e-mails, en dergelijke, vanaf september 2016,
1.2.
interne en externe correspondentie, alsmede onderzoeksverslagen/resultaten/ rapporten met betrekking tot de van rechtswege ontstane geluidszone,
1.3.
correspondentie met de provincie Noord-Brabant (de provincie) aangaande het Eurocircuit, vanaf 2016,
1.4.
verslagen van intern ambtelijk overleg, waarbij wordt verzocht om feitelijke informatie en niet om beleidsopvattingen,
1.5. (
(concept)rapportages/opdrachten en dergelijke aangaande ruimte vanuit Programmatische Aanpak Stikstof en met betrekking tot vergunningverlening Wet natuurbescherming en
1.6.
het onderzoeksrapport van BRO Adviseurs “voorstel onderzoek haalbaarheid Leisure & Pleasure zone Valkenswaard-Zuid”.
2. Ter zitting heeft eiseres de beroepen ter zake het niet tijdig beslissen op haar bezwaar en tegen het bestreden besluit I ingetrokken. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, is het beroep van eiseres mede gericht tegen het bestreden besluit II. Bij het bestreden besluit II heeft het college om per document(groep) specifieke redenen besloten de onder 1. genoemde informatie niet te verstrekken. Tussen partijen is in geschil of het college hiermee een juiste beslissing heeft genomen. Eiseres stelt dat dit niet het geval is en dat het college de weigering niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Dit wordt door het college betwist.
De beoordeling door de rechtbank
3. De wettelijke regels die van belang zijn voor de inhoudelijke beoordeling van de zaak zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
4. Het college heeft ten aanzien van de onder 1.1. tot en met 1.4. genoemde gegevens aangegeven dat de verzochte informatie vervat zou zijn in duizenden e-mailberichten. Het beoordelen daarvan met het oog op al dan niet (gedeeltelijke) weigering informatie daaruit te verstrekken en het daadwerkelijk anonimiseren van die informatie, kan volgens het college redelijkerwijs niet van hem worden gevergd. Het college heeft evenwel niet overtuigend aannemelijk gemaakt dat de gevraagde informatie is vervat in duizenden e-mails. Dit had eenvoudig gekund door het overleggen van een overzicht van de zoekresultaten van de op de e-mailserver van de gemeente aangetroffen e-mails over het onderwerp. Het bestreden besluit II is daarom in strijd met artikel 3:2 van de Awb onzorgvuldig voorbereid en in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb niet voorzien van een deugdelijke motivering.
4.1.
Verder overweegt de rechtbank het volgende. Indien, zoals het college stelt, verstrekking en anonimiseren van informatie praktisch niet uitvoerbaar is, kan het naar het oordeel van de rechtbank gerechtvaardigd zijn om de gevraagde informatie op een andere wijze dan kopieën daarvan te verstrekken. Bijvoorbeeld door kennisneming van de inhoud toe te staan of het geven van een samenvatting van de inhoud van de gevraagde informatie. De in het bestreden besluit II gegeven samenvatting van de informatie is echter zo algemeen en nietszeggend, dat redelijkerwijs niet van openbaarmaking van informatie kan worden gesproken. Daar komt nog bij dat het college alleen een als samenvatting bedoelde tekst in het bestreden besluit II heeft opgenomen van de onder 1.1. genoemde informatie. Vanzelfsprekend kan dat niet tevens als samenvatting van de onder 1.2 tot en met 1.4. genoemde informatie dienen.
4.2.
Met betrekking tot de onder 1.2. genoemde informatie heeft het college in het bestreden besluit aangegeven dat onderdeel van die informatie een advies van de advocaat van het college betreft over de geluidszone. Het college heeft openbaarmaking daarvan geweigerd op grond van artikel 11 van de Wob. Na met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis te hebben genomen van de door het college overgelegde advies overweegt de rechtbank dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij alle milieu-informatie die in dat advies staat met het in procedure gebrachte ontwerpbestemmingsplan Eurocircuit [1] openbaar heeft gemaakt. Voor een belangenafweging op grond van artikel 11, vierde lid, van de Wob bestond dan ook geen aanleiding.
4.3.
Met betrekking tot de onder 1.3. genoemde informatie is het college bij brief van 5 april 2018 door de rechtbank verzocht alle op het Wob-verzoek betrekking hebbende stukken aan de rechtbank te overleggen, zo nodig met toepassing van artikel 8:29 van de Awb. Bij brief van 24 april 2018 geeft het college daarop aan dat er geen stukken zijn die onder geheimhouding moeten worden verstrekt. Bij brief van 25 september 2018 stuurt het college het hiervoor genoemde advies aan de rechtbank met het verzoek artikel 8:29 van de Awb toe te passen. De rechtbank stelt vast dat het college eenzelfde handelswijze aan de dag legt ten aanzien van de onder 1.3. genoemde informatie. In het bestreden besluit I is overwogen dat er met de provincie niet is gecorrespondeerd over het Eurocircuit en vervolgens – nadat de onjuistheid van die stelling is gebleken – wordt in het bestreden besluit II gesteld dat er zoveel informatie is dat die niet (in de vorm van kopieën daarvan) kan worden verstrekt. Deze opstelling van het college doet ernstig afbreuk aan het vertrouwen dat in een bestuursorgaan mag worden gesteld en aan de geloofwaardigheid van wat dat bestuursorgaan in zijn besluitvorming overweegt. Met de beschreven handelswijze miskent het college zijn positie als onderdeel van een openbaar lichaam dat geacht wordt het recht te respecteren en integer te handelen. De rechtbank zal hier bij de verdere beoordeling van dit beroep rekening mee houden.
5. Het college heeft ten aanzien van de onder 1.5. genoemde gegevens aangegeven dat, voor zover deze gegevens bestaan, deze onderdeel zijn van de op 3 september 2018 openbaargemaakte quickscan milieu van RHDHV. De juistheid van deze stelling is door eiseres gemotiveerd betwist. Eiseres geeft aan op 28 september 2018 telefonisch contact te hebben gehand met de provincie waarin naar voren zou zijn gekomen dat de gevraagde informatie daadwerkelijk als zelfstandige informatie bestaat. Eiseres benoemt een aantal concrete voorbeelden in haar aanvullend beroepschrift van 5 oktober 2018. Mede gelet op de onder 4.3. omschreven proceshouding van het college, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van het gemotiveerde betoog van eiseres te twijfelen. Dit betekent dat het bestreden besluit II ook op dit punt onzorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd.
6. Het college geeft ten aanzien van de onder 1.6. genoemde gegevens aan dat eiseres die in het kader van deze beroepsprocedure heeft ontvangen als een op de zaak betrekking hebbend stuk. Nog daargelaten dat in een dergelijk geval geen sprake is van openbaarmaking in de zin van de Wob, is het feitelijk onjuist dat de genoemde informatie op de hiervoor omschreven wijze aan eiseres verstrekt zou zijn. Ook ten aanzien van dit punt is het bestreden besluit II onzorgvuldig voorbereid en niet voorzien van een deugdelijke motivering. Het college heeft ter zitting desgevraagd aangegeven geen bezwaren te zien om het gevraagde rapport openbaar te maken. Om die reden zal de rechtbank het college opdragen dit rapport openbaar te maken door toezending daarvan aan eiseres.
7. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het beroep tegen bestreden besluit II gegrond is. De rechtbank zal bestreden besluit II vernietigen en het college opdragen om met inachtneming van deze uitspraak binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
8. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om een dwangsom vast te stellen om het college te bewegen binnen de gestelde termijn opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen. Gebleken is dat het college in deze procedure meermalen onvoldoende rekenschap heeft gegeven aan de door eiseres gestelde belangen bij openbaarmaking van de gevraagde stukken. Ook heeft het college onvoldoende voortvarend op het bezwaar beslist. Daarom ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat het college aan eiseres een dwangsom van
€ 250,– verbeurt voor iedere week dat de onder 7. genoemde termijn wordt overschreden.
9. De rechtbank veroordeelt het college in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op
€ 18,28 + € 19,20 = € 37,48 aan reiskosten van de gemachtigde van eiseres. Ook moet het college het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit II gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit II;
  • draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het college op binnen diezelfde termijn de onder 1.6. genoemde informatie openbaar te maken door toezending daarvan aan eiseres;
  • bepaalt dat het college aan eiseres een dwangsom verbeurt van € 250,– voor elke week dat de hiervoor bepaalde termijn wordt overschreden;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 338,– aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 37,48.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van drs. J.A. Meijer-Habraken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

BIJLAGE – Relevante regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 6:19
Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
(…)
Artikel 6:20
(…)
3. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
(…)
Artikel 7:12
De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. (…)
(…)
Artikel 8:29
Partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, kunnen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de bestuursrechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken.
Gewichtige redenen zijn voor een bestuursorgaan in ieder geval niet aanwezig, voor zover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting zou bestaan een verzoek om informatie, vervat in de over te leggen stukken, in te willigen.
De bestuursrechter beslist of de in het eerste lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de weigering gerechtvaardigd is, vervalt de verplichting.
Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan hij slechts met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die inlichtingen onderscheidenlijk die stukken uitspraak doen. Indien de toestemming wordt geweigerd, wordt de zaak verwezen naar een andere kamer.
Wet openbaarheid van bestuur
Artikel 1a
1. Deze wet is van toepassing op de volgende bestuursorganen:
(…)
de bestuursorganen van (…) gemeenten (…);
(…)
(…)
Artikel 7
1. Het bestuursorgaan verstrekt de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door:
kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken,
kennisneming van de inhoud toe te staan,
een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of
inlichtingen daaruit te verschaffen.
2. Het bestuursorgaan verstrekt de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij:
het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden;
de informatie reeds in een andere, voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is.
(…)
Artikel 11
In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
Over persoonlijke beleidsopvattingen kan met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
(…)
In afwijking van het eerste lid wordt bij milieu-informatie het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Het tweede lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

Voetnoten

1.https://www.valkenswaard.nl/in-valkenswaard/bekendmakingen_42848/item/ ontwerpbestemmingsplan-eurocircuit-en-ontwerp-plan-mer_78730.html.