ECLI:NL:RBOBR:2018:5167

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
18 oktober 2018
Zaaknummer
01/865123-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en tbs voor langdurig seksueel misbruik van minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van meer dan negen jaar twee minderjarige meisjes seksueel heeft misbruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1942, zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen en verkrachting van de slachtoffers, die aan zijn zorg en waakzaamheid waren toevertrouwd. De feiten vonden plaats in de periode van 1999 tot 2017, waarbij de slachtoffers op verschillende momenten in hun jeugd en adolescentie door de verdachte zijn misbruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarnaast tbs met voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en het langdurige karakter van het misbruik benadrukt. De verdachte heeft tijdens de zittingen gedeeltelijk bekend, maar heeft ook geprobeerd de ernst van zijn daden te bagatelliseren. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen, die schadevergoeding hebben geëist, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van schadevergoeding aan de slachtoffers, waarbij de immateriële schadevergoeding aanzienlijk is. De rechtbank heeft de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, waarbij de verdachte zich moet houden aan strikte gedragsregels en toezicht van de reclassering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865123-17
Datum uitspraak: 19 oktober 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1942 ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans preventief gedetineerd te: P.I. [PI] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 januari 2018, 16 april 2018, 12 juni 2018, 14 augustus 2018 en 5 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 december 2017.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 5 oktober 2018 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 april 1999 tot en met 11 april 2003, te [gemeente] , gemeente Someren , en/of Veldhoven en/of Someren en/of elders in Nederland, meermalen althans eenmaal, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ), die de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte (telkens):
- met zijn vinger(s) haar clitoris en/of haar tussen haar schaamlippen betast/gestreeld en/of haar met zijn vinger(s) vaginaal gepenetreerd en/of;
- met zijn tong haar clitoris en/of tussen haar schaamlippen gelikt;
zulks terwijl hij dit feit heeft begaan tegen een kind dat aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd;
(art. 244 jo 248 Sr)
en/of
hij in of omstreeks de periode van 12 april 2003 tot en met 11 april 2007, te [gemeente] , gemeente Someren , en/of Veldhoven en/of Someren en/of elders in Nederland, meermalen althans eenmaal, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ) die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
(telkens) ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft
verdachte (telkens): - haar vaginaal gepenetreerd met zijn penis en/of vinger(s) en/of;
- met zijn vinger(s) haar clitoris en/of tussen haar schaamlippen betast/gesteeld en/of;
- met zijn tong haar clitoris en/of tussen haar schaamlippen gelikt;
zulks terwijl hij dit feit heeft begaan tegen een kind dat aan zijn zorg of
waakzaamheid was toevertrouwd;
(art. 245 jo 248 Sr)
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 april 1999 tot en met 11 april 2007, te
[gemeente] , gemeente Someren , en/of Veldhoven en/of Someren en/of elders in Nederland, meermalen althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meerdere
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de
borsten en/of vagina en/of billen van die [slachtoffer 1] en/of het door haar laten
betasten en/of aftrekken van zijn penis,
zulks terwijl hij dit feit heeft begaan tegen een kind dat aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd;
(art 247 jo 248 Sr)
3.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 april
2007 tot en met 01 augustus 2017 te [gemeente] , gemeente Someren , en/of Veldhoven
en/of Someren en/of elders in Nederland,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
hebbende verdachte (telkens) haar vaginaal gepenetreerd met zijn penis en/of
vinger(s) en/of met zijn tong haar clitoris en/of tussen haar schaamlippen gelikt en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens) (op manipulerende wijze) misbruik heeft gemaakt van zijn (reeds jarenlange) vertrouwensrelatie en/of ontuchtige relatie met die [slachtoffer 1] en/of (telkens) misbruik heeft gemaakt van het door (een aanzienlijk) leeftijdsverschil en/of feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht van hem, verdachte, op die [slachtoffer 1] (terwijl die [slachtoffer 1] zich gelet op haar geestelijke en/of sociale ontwikkeling in een kwetsbare situatie bevond) en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een dusdanige (bedreigende) situatie heeft doen ontstaan, dat zij zich naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten en/of daaraan onttrekken;
(art 242 Sr)
4.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 28 juli 2011
tot en met 27 juli 2014 te [gemeente] , gemeente Someren en/of elders in Nederland, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers heeft verdachte met zijn vinger(s) haar clitoris en/of tussen haar schaamlippen betast/gestreeld en/of met zijn tong haar vagina en/of tussen haar schaamlippen gelikt;
zulks terwijl hij dit feit heeft begaan tegen een kind dat aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd;
(art 244 jo 248 Sr)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 28 juli 2011
tot en met 27 juli 2014 te [gemeente] , gemeente Someren en/of elders in Nederland, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit het met zijn hand en/of vingers strelen over de binnenzijde en/of buitenzijde van haar benen in de richting haar schaamstreek en/of het betasten van haar schaambeen en/of (onder)buik; zulks terwijl hij dit feit heeft begaan tegen een kind dat aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Verdachte wordt onder feit 1 -kort gezegd- verweten dat hij in de periode van 12 april 1999 tot en met 11 april 2003 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] die toen nog geen 12 jaar oud was, welke ontuchtige handelingen (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen.
Onder feit 1 is dit ook ten laste gelegd voor de periode dat zij wel 12 jaar oud was maar nog niet 16 jaar en dan in de periode van 12 april 2003 tot en met 11 april 2007, wederom terwijl zij aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd.
Onder feit 2 wordt verdachte het plegen van ontuchtige handelingen met de aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] verweten in de periode van 12 april 1999 tot en met 11 april 2007.
Onder feit 3 wordt verdachte het meermalen plegen van verkrachting van voornoemd slachtoffer ten laste gelegd in de periode van 12 april 2007 tot en met 1 augustus 2017.
Onder feit 4 wordt verdachte primair verweten dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde [slachtoffer 2] die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt in de periode van 28 juli 2011 tot en met 27 juli 2014, welke ontuchtige handelingen (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen. Subsidiair wordt verdachte het plegen van ontuchtige handelingen met voornoemde aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, verweten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft op de terechtzitting van 5 oktober 2018 verklaard bij [slachtoffer 1] seksuele handelingen te hebben gepleegd vanaf dat zij 12 of 13 jaar oud was. Dat was aldus verdachte in het jaar 2003 of 2004. Voorts heeft verdachte bekend dat hij [slachtoffer 1] vanaf haar 16e levensjaar, vanaf 2007, meerdere malen met zijn penis heeft gepenetreerd.
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 aangevoerd dat verdachte vóórdat [slachtoffer 1] 16 jaar was geen geslachtsgemeenschap met haar heeft gehad. Wel hebben de ontuchtige handelingen vanaf het 12e of 13e levensjaar van [slachtoffer 1] plaatsgevonden zoals onder meer het met de vingers betasten van de clitoris en tussen de schaamlippen en het likken van de clitoris en de schaamlippen. Er gebeurde echter niets zonder uitdrukkelijke instemming van [slachtoffer 1] . Er is ook geen geweld of dwang toegepast.
Ten aanzien van feit 4 heeft verdachte op de zitting van 5 oktober 2018 bekend dat hij [slachtoffer 2] seksueel heeft betast, zoals in de tenlastelegging is vermeld, op een tijdstip tijdens de vier dagen dat zij bij hem logeerde.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte [slachtoffer 2] heeft proberen te betasten medio 2013. Behalve meerdere strelingen op de kleren heeft er daarna niets dergelijks meer plaatsgevonden.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen. [1]
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage (pag. 23 tot en met 30) bij dit vonnis, en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Nadere bewijsoverwegingen en de bewijsbeoordeling.

Ten aanzien van feit 1.

Verdachte heeft bekend dat hij de onder 1
ten eersteten laste gelegde seksuele handelingen bij [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , heeft gepleegd, maar ontkent dat deze seksuele handelingen in de ten laste gelegde periode van 12 april 1999 tot en met 11 april 2003 hebben plaatsgevonden.
Het slachtoffer heeft verklaard dat deze seksuele handelingen vanaf haar 8e of 9e levensjaar hebben plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende steunbewijs voorhanden is voor de verklaring van het slachtoffer dat de onder 1 ten laste gelegde seksuele handelingen vanaf het 8e of 9e levensjaar van het slachtoffer hebben plaatsgevonden.
Op grond van de eigen verklaring van verdachte bij de politie acht de rechtbank echter wel wettig en overtuigend bewezen dat het seksueel misbruik van het slachtoffer door verdachte in ieder geval vanaf 1 december 2002 (en dus vòòr 12 april 2003) heeft plaatsgevonden.
Verdachte heeft immers bij de politie verklaard dat de eerste keer dat er iets tussen hem en het slachtoffer is gebeurd in Veldhoven bij [slachtoffer 1] thuis was. Hij sliep daar vaak in die tijd in de winter dat hij van de oude naar de nieuwe caravan over ging. Verdachte sliep in het huis van het gezin van het slachtoffer in Veldhoven bij het slachtoffer op haar kamer. De eerste keer was ‘het strelen over haar kutje’. Op de vraag wat verdachte dan precies deed bij dat strelen, verklaart hij ‘haar clitoris bewerken’.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij vanaf 2000 op de camping in [gemeente] is komen staan en dat hij na anderhalf jaar een andere caravan heeft gekocht. Op grond van deze verklaring acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de onder 1 ten laste gelegde seksuele handelingen die bestonden of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het slachtoffer [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , in ieder geval in de periode vanaf 1 december 2002 hebben plaatsgevonden te Veldhoven.
Voorts heeft verdachte bekend dat hij de ten laste gelegde seksuele handelingen bij [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , heeft gepleegd in de periode 12 april 2003 tot en met
11 april 2007, behalve het vaginaal penetreren van het slachtoffer met zijn penis. Laatstgenoemde seksuele handeling heeft, aldus verdachte, plaatsgevonden vanaf het 16e levensjaar van het slachtoffer.
De rechtbank constateert dat verdachte bij de politie, bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting van 5 oktober 2018 omtrent de aanvang van de penetratie met zijn penis van het slachtoffer wisselend heeft verklaard, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen hierover.
Aangeefster heeft verklaard dat het door verdachte seksueel binnendringen van haar lichaam met de penis vanaf haar 14e of 15e levensjaar heeft plaatsgevonden. Het slachtoffer heeft verklaard dat het seksueel binnendringen met de penis in de woning en in de caravan op de camping in [gemeente] heeft plaatsgevonden. Dit moet dan naar het oordeel van de rechtbank vóór april 2007 hebben plaatsgevonden, nu verdachte vanaf april 2007 een woning in [gemeente] toegewezen heeft gekregen.
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals deze zijn opgenomen in de bewijsbijlage, acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen voor zover hierna bewezen is verklaard.

Ten aanzien van feit 2.

Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting van 5 oktober 2018 bekend de onder 2 ten laste gelegde seksuele handelingen bij het slachtoffer te hebben gepleegd, met dien verstande dat de seksuele handelingen vanaf het twaalfde of dertiende levensjaar van het slachtoffer hebben plaatsgevonden.
Op grond van de bewijsmiddelen zoals deze zijn opgenomen in de bewijsbijlage en de overwegingen over de aanvangsperiode zoals hiervoor onder 1 opgenomen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de onder 2 ten laste gelegde seksuele handelingen met [slachtoffer 1] vanaf 1 december 2002 tot en met 11 april 2007 (de datum dat het slachtoffer nog 15 jaar was) hebben plaatsgevonden.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, voor zover hierna bewezen is verklaard.

Aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwd kind.

Ten aanzien van het onder 1 ten tweede ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze feiten heeft begaan tegen een kind dat aan zijn zorg of waakzaamheid is toevertrouwd.
Verdachte had een hecht band opgebouwd met de moeder van het slachtoffer en haar gezin, waardoor het slachtoffer veel bij verdachte verbleef en hij de zorg over haar kreeg. Verdachte bood het slachtoffer onderdak en bracht haar overal naartoe waaronder naar haar school. Onder deze omstandigheden kan gezegd worden dat het slachtoffer ten tijde van het bewezen verklaarde aan de zorg of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. Dit geldt niet voor de periode tot en met 11 april 2003, aangezien het misbruik in die periode plaatsvond in de woning van de ouders van [slachtoffer 1] , en uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat zij op die momenten aan de zorg van verdachte was toevertrouwd.

Ten aanzien van feit 3.

Onder feit 3 is het meermalen verkrachten van het slachtoffer [slachtoffer 1] ten laste gelegd in de periode van 12 april 2007 tot en met 1 augustus 2017, zijnde het 16e levensjaar tot en met het 26e levensjaar van het slachtoffer.
Uit zowel de verklaring van het slachtoffer als de verklaring van verdachte, zoals opgenomen in de bewijsmiddelen, blijkt dat de ten laste gelegde seksuele handelingen in de ten laste gelegde periode van 12 april 2007 tot en met 1 augustus 2017 hebben plaatsgevonden.
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting te komen, moet worden vastgesteld dat de verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid het slachtoffer heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank is op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat geen sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld. De vraag resteert dan of sprake is geweest van ‘andere feitelijkheden’ waardoor de verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het slachtoffer een meisje is met PDD-NOS (een autisme-verwante stoornis) en een verstandelijke beperking. Verdachte wist, zoals hij bij de rechter-commissaris heeft verklaard, dat ‘het slachtoffer geen gewoon meisje van haar leeftijd is en dat ze een bijzonder meisje is met een verstandelijke beperking’.
Verdachte, die circa vijftig jaar ouder is dan het slachtoffer, heeft haar opgevangen in een voor het slachtoffer moeilijke tijd, waarin zij slecht contact met haar moeder had. Niet is gebleken dat zij voldoende steun kon vinden bij haar vader. Er ontstond een intensief contact tussen verdachte en het slachtoffer, waarbij hij haar onderdak heeft gegeven in zijn caravan en woning te [gemeente] en als mantelzorger en vertrouwenspersoon van het slachtoffer fungeerde. Verdachte bracht het slachtoffer overal naartoe en het slachtoffer was in veel praktische zaken geheel afhankelijk van verdachte.
Verdachte heeft het kwetsbare slachtoffer vanaf zeer jonge leeftijd misbruikt, waarbij hij in de loop van de tijd steeds verdergaande seksuele handelingen bij haar heeft gepleegd. Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte heeft aangegeven dat zij nooit aan iemand mocht vertellen over de seksuele handelingen omdat zij hem anders zou kwijtraken. Er is sprake van een jarenlange vertrouwens- en ontuchtrelatie die op zeer jonge leeftijd is aangevangen. Door de jarenlange situatie wist het slachtoffer niet beter. Verdachte heeft het slachtoffer door zijn handelen de mogelijkheid ontnomen een seksuele wil te ontwikkelen en deze kenbaar te maken.
De eerste keer dat verdachte de vagina van het slachtoffer penetreerde met zijn penis heeft het slachtoffer aangegeven dat het pijn deed en heeft zij ‘liggen janken’. Desondanks is verdachte doorgegaan.
Het slachtoffer heeft tijdens het studioverhoor aangegeven dat zij enerzijds bang was voor verdachte, maar anderzijds kan uit haar verklaring ook worden opgemaakt dat verdachte haar steun en toeverlaat was en dat zij bang was hem als vertrouwenspersoon te moeten missen als zij niet deed wat hij van haar verlangde.
Ook blijkt uit haar verklaring dat zij en verdachte wel eens kleren gingen kopen waarbij verdachte, als hij kleren voor haar had gekocht, tegen haar zei dat daar wel voorwaarden aan vast zaten, namelijk samen met hem naar bed gaan.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, gelet op het voorgaande, misbruik heeft gemaakt van zijn psychisch overwicht op het slachtoffer en dat hij op manipulerende wijze misbruik heeft gemaakt van de reeds jarenlang bestaande vertrouwensrelatie en ontuchtige relatie met het slachtoffer. Verdachte heeft telkens misbruik gemaakt van het door een aanzienlijk leeftijdsverschil en feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht van hem op het slachtoffer, terwijl het slachtoffer zich gelet op haar geestelijke en sociale ontwikkeling in een uiterst kwetsbare situatie bevond. Aldus heeft verdachte voor het slachtoffer een zodanig bedreigende situatie doen ontstaan dat zij zich naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten of zich daaraan heeft kunnen onttrekken.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte aangeefster door bovengenoemde feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van de in de tenlastelegging omschreven handelingen. De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, voor zover hierna bewezen is verklaard.
De rechtbank zal de bewezen verklaarde periode beperken van 12 april 2007 tot 1 januari 2012. Uit de verklaring van [getuige] kan worden afgeleid dat [slachtoffer 1] na juli-augustus 2011 begeleid is gaan wonen bij [wooncentrum] en daar ook verbleef. Nadat het slachtoffer op zichzelf is gaan wonen en dus niet meer bij verdachte inwoonde, heeft zij verdachte telkens bezocht en heeft er in zijn woning seks tussen hen plaatsgevonden. Nu het slachtoffer op die momenten vrijwillig naar verdachte is gegaan acht de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig om vast te kunnen stellen dat [slachtoffer 1] zich in die periode niet aan die seksuele handelingen heeft kunnen onttrekken, te meer daar er toen nimmer seksuele handelingen in haar eigen woning hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde voor wat betreft de periode vanaf 1 januari 2012 tot en met 1 augustus 2017.

Ten aanzien van feit 4.

Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij één keer de onder 4 primair ten laste gelegde seksuele handelingen heeft gepleegd, te weten dat hij in 2012 [slachtoffer 2] tussen haar benen en over haar buik heeft gestreeld en in haar broekje is geweest naar haar vagina toe.
Hij heeft verklaard dat ‘hij haar heeft gestreeld bij haar kutje, boven er op tussen haar benen; met de hand gekieteld totdat ze een orgasme kreeg’. Tevens heeft hij verklaard dat hij ‘haar kutje heeft gelikt’. Dit was in 2012 toen [slachtoffer 2] bij hem in zijn caravan logeerde op de camping in [gemeente] .
Ter terechtzitting van 5 oktober 2018 heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer 2] meerdere keren bij hem heeft gelogeerd.
[slachtoffer 2] heeft onder meer verklaard dat verdachte toen zij 9 jaar was drie keer zijn hand over de binnenkant van haar bovenbeen heeft bewogen richting haar kruis en heeft gepoogd zijn hand in haar onderbroek te krijgen. Ook heeft zij verklaard dat hij een keer haar onderbroek naar beneden heeft getrokken, haar benen uit elkaar heeft geduwd en aan haar vagina heeft gelikt.
Op grond van voornoemde verklaringen en de overige in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op tijdstippen in de periode van 1 juni 2012 tot 1 september 2012 ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] , die aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
In de periode van 1 december 2002 tot en met 11 april 2003 te Veldhoven meermalen met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ), die de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte telkens):
- met zijn vinger(s) haar clitoris en/of haar tussen haar schaamlippen betast/gestreeld en/of haar met zijn vinger(s) vaginaal gepenetreerd en/of;
- met zijn tong haar clitoris en/of tussen haar schaamlippen gelikt.
en
in de periode van 12 april 2003 tot en met 11 april 2007, te [gemeente] , gemeente Someren , meermalen met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ) die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft
verdachte telkens: - haar vaginaal gepenetreerd met zijn penis en/of vinger(s) en/of;
- met zijn vinger(s) haar clitoris en/of tussen haar schaamlippen betast/gestreeld en/of;
- met zijn tong haar clitoris en/of tussen haar schaamlippen gelikt;
zulks terwijl hij dit feit heeft begaan tegen een kind dat aan zijn zorg of
waakzaamheid was toevertrouwd;
2.
in de periode van 1 december 2002 tot en met 11 april 2007, te
[gemeente] , gemeente Someren , en Veldhoven, meermalen met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de
borsten en/of vagina en/of billen van die [slachtoffer 1] en/of het door haar laten
betasten en/of aftrekken van zijn penis, zulks terwijl hij dit feit heeft begaan tegen een kind dat aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd;
3.
op tijdstippen in de periode van 12 april 2007 tot 1 januari 2012 te [gemeente] , gemeente Someren , door andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
hebbende verdachte telkens haar vaginaal gepenetreerd met zijn penis en/of
vinger(s) en/of met zijn tong haar clitoris en/of tussen haar schaamlippen gelikt en bestaande die andere feitelijkheden hierin dat verdachte telkens op manipulerende wijze misbruik heeft gemaakt van zijn (reeds jarenlange) vertrouwensrelatie en ontuchtige relatie met die [slachtoffer 1] en telkens misbruik heeft gemaakt van het door een aanzienlijk leeftijdsverschil en feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht van hem, verdachte, op die [slachtoffer 1] terwijl die [slachtoffer 1] zich gelet op haar geestelijke en/of sociale ontwikkeling in een kwetsbare situatie bevond en aldus voor die [slachtoffer 1] een dusdanige (bedreigende) situatie heeft doen ontstaan, dat zij zich naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten en daaraan onttrekken.
4.
in de periode 1 juni 2012 tot 1 september 2012 te [gemeente] , gemeente Someren met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers heeft verdachte met zijn vinger(s) haar clitoris en/of tussen haar schaamlippen betast/gestreeld en/of met zijn tong haar vagina en/of tussen haar schaamlippen gelikt, zulks terwijl hij dit feit heeft begaan tegen een kind dat aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
  • een gevangenisstraf van 7 jaren met aftrek van het voorarrest en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege;
  • subsidiair, indien geen tbs met dwangverpleging wordt opgelegd, een gevangenisstraf van 9 jaren met aftrek van het voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht het advies van psycholoog J. Nys op te volgen. De door Nys genoemde voorwaarden bieden voldoende garantie dat verdachte niet meer in herhaling valt.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het bewezen verklaarde en de relevante omstandigheden
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim negen jaren een kwetsbaar jong meisje seksueel misbruikt, waarbij ook sprake is geweest van seksueel binnendringen van het lichaam. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verkrachting gedurende een periode van jaren.
Verdachte heeft dit seksueel misbruik gepleegd onder meer op de momenten dat het meisje bij hem logeerde of verbleef. Het misbruik heeft ook plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, in de periode dat hem door de moeder van het slachtoffer in de koude wintermaanden onderdak is verschaft.
De moeder van het meisje vertrouwde de zorg voor haar dochter aan verdachte toe.
Het slachtoffer vertrouwde verdachte volledig en zag verdachte als rots in de branding. Verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zowel haar moeder als het slachtoffer in eerste instantie in hem stelde en van de afhankelijkheid die zij jegens hem had.
Door zijn handelwijze heeft verdachte tevens ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem als begeleider en tevens PGB houder van het slachtoffer werd gesteld.
Gedurende de eerste periode van het seksueel misbruik was het slachtoffer nog erg jong.
Verdachte heeft de lichamelijke en geestelijke integriteit van het jonge slachtoffer op zeer ernstige wijze geschonden. Het is algemeen bekend dat jonge slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later ernstige nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat ook zij op dit moment door het hele gebeuren veel psychische problemen heeft en elke dag pijn voelt en de beelden van het misbruik niet uit haar hoofd krijgt.
Naast voornoemd slachtoffer heeft verdachte een 9-jarig meisje seksueel misbruikt door meerdere malen onder meer haar schaamlippen te betasten en een keer tussen haar schaamlippen te likken. Ook hier was deze minderjarige op de camping waar verdachte verbleef aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwd en heeft verdachte ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de ouder(s) van het meisje in hem stelde(n). Het slachtoffer heeft lange tijd met dit geheim rondgelopen en veel last ondervonden van het seksueel misbruik.
Verdachte heeft aldus miskend dat kinderen juist bescherming behoeven tegen seksuele toenaderingen door volwassenen en moeten kunnen rekenen op die bescherming, in het bijzonder van mensen aan wiens zorg en waakzaamheid zij worden toevertrouwd.
Verdachte heeft zich daarvan geen enkele rekenschap gegeven en heeft zich kennelijk slechts laten leiden door zijn eigen lustgevoelens.
Verdachte heeft de slachtoffers door zijn handelen een normale seksuele ontwikkeling ontnomen.
En voorts, ook in het nadeel van verdachte
Uit een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte eerder voor een soortgelijk delict onherroepelijk is veroordeeld.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts gebleken dat verdachte een deel van het bewezen verklaarde heeft gepleegd op een moment dat hij nog in therapie was in het kader van een eerder geval van seksueel misbruik van een minderjarige.
In het voordeel van verdachte
Bij het bepalen van de uiteindelijke duur van de op te leggen vrijheidsstraf houdt de rechtbank er in strafmatigende zin rekening mee dat uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport van de psychiater J.R. Nijdam van 18 juni 2018 blijkt, dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten in licht verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
De op te leggen straf
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de hierna te melden maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank voor wat betreft de bewezen verklaarde perioden tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en de rechtbank voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De op te leggen maatregel
Op 28 december 2017 heeft de psycholoog J. Nys een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden onder meer: “Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in DSM termen te diagnosticeren als een ongespecificeerde parafiele stoornis (niet exclusief en in remissie). Dit was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde, indien bewezen. (…) Verondersteld wordt dat vooral situationele invloeden ten tijde van het ten laste gelegde disinhiberend gewerkt hebben waardoor het ten laste gelegde (indien bewezen) tot stand is gekomen. Ondanks de eerdere veroordeling en de behandeling nam hij niet de verantwoordelijkheid om voldoende terughoudend en vermijdend te zijn ten aanzien van hoog risico situaties.
Wanneer alle instrumenten gecombineerd worden komt betrokkene uit in de groep van plegers met een matig-laag risicoprofiel. Dit is de tweede risicogroep van de vijf.”.
De psycholoog adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met een aantal interventies, waaronder toezicht van de reclassering op te leggen.
Op 18 juni 2018 heeft de psychiater J.R. Nijdam een rapport omtrent verdachte uitgebracht.
De conclusie en het advies luiden onder meer: “Er is sprake van een pedofiele stoornis, niet exclusief, gericht op meisjes. Ten tijde van het ten laste gelegde bestond deze pedofiele stoornis. Deze beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen tijde van het ten laste gelegde. Het advies is om betrokkene het ten laste gelegde, indien bewezen, in licht verminderde mate toe te rekenen. Met name het onvermogen om de pedofiele gevoelens onder controle te houden en er niet daadwerkelijk telkens en ook door de jaren heen aan toe geven, ondanks de negatieve consequenties die dit voor betrokkenes leven heeft gehad en nog zal hebben, is de reden voor dit advies.
Het recidiverisico voortkomende uit de pedofiele stoornis moet als matig-hoog worden beschouwd. Betrokkene toont bereidheid om aan behandeling mee te werken en zich aan voorwaarden te houden.
Betrokkene scoort op de Stable 2007 matig tot hoog. Als de Static 99 en de Stable 2007 worden gecombineerd dan komt betrokkene tot een laag/matige score ten aanzien van het recidiefrisico. (…) De bovenstaande gestructureerde risicotaxatie vormt een aanwijzing voor een laag tot matig recidiefrisico. De Static99 berust op vaststaande gegevens en is dus niet afhankelijk van rapportage van betrokkene zelf. Dat geldt echter niet voor de Stable2007. Deze is voor een belangrijk deel afhankelijk van mededelingen van betrokkene zelf en dus gevoeliger voor sociaal wenselijke antwoorden. Een zekere relativering van dit taxatieonderzoek is dus op zijn plaats.
De volgende factoren maken dat ondergetekende het recidiefrisico op klinische gronden hoger acht dan op basis van de gestructureerde risicotaxatie naar voren komt.
Opvallend is dat betrokkene aangeefster 1. zeer langdurig en in verschillende fases van haar
leven heeft misbruikt, waarbij zeker het feit dat 1. verstandelijk beperkt en autistisch is een rol heeft gespeeld. Er zijn veel aanwijzingen dat betrokkene via het winnen van het vertrouwen van 1. en haar moeder gelegenheid heeft geschapen om het seksuele contact met 1. langdurig mogelijk te maken. Betrokkene heeft ondanks zijn leeftijd een sterke seksuele behoefte. Betrokkene vertoont matig zelfreflectie en lijkt zich maar gedeeltelijk te realiseren wat het effect van zijn gedrag op 1. gehad heeft en mogelijk in de toekomst nog kan hebben. Ook het feit dat betrokkene het seksuele contact nog steeds als komende van twee kanten beschouwt en het deels leggen van de verantwoordelijkheid hiervoor bij 1. zijn zorgelijk te noemen. Het recidiveren in het verleden tijdens de behandeling voor het misbruik van zijn kleindochter begin deze eeuw is een negatief gegeven. Tot slot heeft onzekere situatie wat betreft wonen, sociale contacten en dagbesteding, mede veroorzaakt door het tenlastegelegde, een negatieve invloed op het recidiefrisico.
Op basis van de combinatie van gestructureerde risicotaxatie en klinische gronden wordt het
recidiefrisico als matig hoog ingeschat.(…)
Het is van belang dat betrokkene een behandeling krijgt die gericht is op een adequate omgang met zijn pedofiele gevoelens en het ontwikkelen van zelfcontrole hierover. Hiernaast is ook een langdurige periode van toezicht en externe controle nodig om het recidivegevaar verantwoord laag te doen zijn.
Het advies is om betrokkene de maatregel tbs met voorwaarden op te leggen. Als voorwaarden wordt geadviseerd op te nemen dat betrokkene bereid is om aan een behandeling in een forensische kliniek en op langere termijn een forensische polikliniek mee te werken, dat hij bereid is om, indien dat wordt geïndiceerd, libido remmende medicatie te gebruiken (…). Een voortzetten van het contactverbod met aangeefsters is noodzakelijk. Van belang is voorts dat betrokkene een stabiele woonsituatie heeft, dat de financiële situatie op orde is en dat hij een goede dagbesteding heeft. Betrokkene moet meewerken aan controle van zijn gegevensdragers.
De bevindingen, conclusies en adviezen van het onderzoek zijn op 18 juni 2018 uitvoerig met betrokkene besproken (…). Betrokkene acht het advies een in verhouding te zware maatregel. Mocht een tbs met voorwaarden worden opgelegd dan is betrokkene echter wel bereid om zich aan te stellen voorwaarden zoals in hoofdstuk 12 zijn beschreven mee te werken”.
Op 21 december 2017 heeft de reclassering een adviesrapport uitgebracht. Hierin is onder meer het navolgende gesteld: ‘Ondanks een eerdere veroordeling en behandeltraject heeft de heer … wederom minderjarige meisjes seksueel misbruikt. Uit het onderzoek komen meerdere risicofactoren naar voren zoals sociaal isolement en het ontbreken van een intieme relatie. Daarnaast is sprake van recidive en laat hij deviante seksuele interesses zien. (…)
Het recidiverisico wordt (o.b.v. de beschikbare informatie) ingeschat als verhoogd.’
Op 2 oktober 2018 heeft de Reclassering Nederland een rapport uitgebracht, waarbij een aantal voorwaarden zijn uitgewerkt. De reclassering acht een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet geïndiceerd, maar adviseert een voorwaardelijke straf met een aantal in dit rapport genoemde voorwaarden.
De rechtbank volgt niet het advies van de psycholoog Nys en van de reclassering om een (deels) voorwaardelijk gevangenisstraf op te leggen met een aantal bijzondere voorwaarden.
Verdachte is eerder voor een soortgelijk delict veroordeeld en behandeld. Desondanks is verdachte wederom de fout ingegaan en heeft gedurende een zeer lange periode ernstige zedendelicten ten aanzien van één (minderjarig) slachtoffer en een ernstig zedendelict ten aanzien van een 9-jarig slachtoffer gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport onvoldoende waarborgen biedt ter beveiliging van de maatschappij, gelet op de eerdere soortgelijke misdrijven en het actuele recidivegevaar. Mocht verdachte zich niet houden aan de voorwaarden gekoppeld aan de (deels) voorwaardelijke straf en de voorwaardelijke straf dient te worden ten uitvoer gelegd, dan keert verdachte onbehandeld terug in de maatschappij, hetgeen de rechtbank niet wenselijk acht.
De rechtbank acht derhalve een voorwaardelijke terbeschikkingstelling geïndiceerd.
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies en adviezen van de psychiater over met betrekking tot de geconstateerde stoornis en het recidivegevaar. Met de psychiater is de rechtbank van oordeel dat sprake is van licht verminderde toerekeningsvatbaarheid en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk maakt.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. De hierna te kwalificeren feiten betreffen misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts merkt de rechtbank op dat het misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen.
De rechtbank is van oordeel dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden voldoende waarborgen biedt ter beveiliging van de maatschappij. De rechtbank acht in deze zaak een terbeschikkingstelling met een bevel tot verpleging van overheidswege, mede gelet op de rapporten van de psychiater en de psycholoog, een te vergaande maatregel en zal de officier van justitie dan ook niet in haar eis volgen.
De rechtbank zal, met inachtneming van de inhoud van het reclasseringsrapport van 2 oktober 2018, een terbeschikkingstelling met voorwaarden opleggen.
Hoewel de voorkeur van verdachte uitgaat naar een andere strafafdoening dan een terbeschikkingstelling met voorwaarden heeft verdachte bij de psychiater aangegeven dat hij zich wil houden aan de voorwaarden, zoals door de psychiater zijn geformuleerd, indien een terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De inhoud van de vordering.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de feiten 1, 2 en 3. Gevorderd wordt een bedrag van in totaal € 26.329,66 met wettelijke rente, waarvan € 25.000,-- immateriële schade en
€ 1.329,66 materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft toewijzing van de gehele vordering gevorderd met het opleggen van de maatregel 36f van het Wetboek van Strafrecht en toewijzing van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij betwist.
De claims zijn volgens de raadsman zwaar overtrokken. [slachtoffer 1] is op vrijwillige basis nog ongeveer zes jaren bij verdachte gaan slapen, zij kon zeker haar wil bepalen en zelfs dwingend opleggen en nam ook vaak het initiatief bij intimiteiten.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten de immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 17.500,-- en de gevorderde materiële schadevergoeding van € 329,66 betreffende reiskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum indienen vordering, 9 juli 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het totale toegewezen bedrag betreffende immateriële schade te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf 1 december 2002 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op het geleende bedrag van € 1.000,--, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij voorts niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van het resterende deel van de gevorderde immateriële schade. Behandeling van dit deel van de vordering is een onevenredige belasting van het strafgeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, voor wat betreft de materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum indienen vordering, 9 juli 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor wat betreft de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2002 tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

De inhoud van de vordering.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van feit 4. Gevorderd wordt een bedrag van in totaal € 5.133,17 met wettelijke rente, waarvan € 5.000,-- immateriële schade en
€ 133,17 materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft toewijzing van de gehele vordering gevorderd met het opleggen van de maatregel 36f van het Wetboek van Strafrecht en toewijzing van de wettelijke rente.
De contact- en locatieverboden kunnen in het kader van de tbs-maatregel of de voorwaardelijke invrijheidsstelling worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij betwist.
De claims zijn volgens de raadsman zwaar overtrokken. Het is een eenmalige poging geweest, waarna verdachte haar nooit meer heeft benaderd.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten de immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 2.500,-- en de gevorderde materiële schadevergoeding van € 133,17 betreffende reiskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum indienen vordering, 5 oktober 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het totale toegewezen bedrag betreffende immateriële schade te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf 1 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van het resterende deel van de gevorderde immateriële schade. Behandeling van dit deel van de vordering is een onevenredige belasting van het strafgeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, voor wat betreft de materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum indienen vordering, 5 oktober 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor wat betreft de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 36f, 38, 38a, 57, 60a, 242, 244, 245, 247, 248.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1: Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd en Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd. T.a.v. feit 2: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd T.a.v. feit 3: Verkrachting, meermalen gepleegd T.a.v. feit 4 primair: Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldig het feit begaan tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 primair:
 Gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
 T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 primair:
 Terbeschikkingstelling met voorwaarden en stelt als voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
1. betrokkene pleegt geen strafbare feiten;
2. betrokkene verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
3. betrokkene dient zich onder begeleiding te stellen van de reclassering, dient zich te houden aan de aanwijzingen die door de reclassering worden gegeven en dient tevens de afspraken met de reclassering na te komen,
4. betrokkene meldt zich gedurende een door Reclassering Nederland bepaalde periode zo frequent als Reclassering Nederland nodig acht om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
5. betrokkene werkt mee aan een klinische opname in FPK Assen of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van zijn behandeling. Als de reclassering een overgang naar een ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
6. betrokkene is op geen enkele wijze – direct of indirect – toegestaan contact te zoeken met de slachtoffers [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod.
7. betrokkene dient eventuele veranderingen in de woonsituatie te bespreken met de reclassering en hier toestemming voor te krijgen.
8. betrokkene zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt betrokkene dat derden hierbij aanwezig zijn.
De Reclassering Nederland wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de betrokkene ten behoeve daarvan hulp en steun te verlenen. Bij het verlenen van hulp en steun bij de naleving van de voorwaarden wordt de identiteit van betrokkene vastgesteld op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid van het Wetboek van Strafvordering.
Onder verwijzing naar artikel 38, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht geeft de rechtbank nu reeds aan dat de aard van de behandeling en zorgverlening die betrokkene krijgt is zoals die thans wordt aangeboden bij FPK Assen. Een behandeling gericht op beperking van het recidiverisico van zedendelicten. Dit betekent dat de behandeling zonder meer klinisch en eventueel later daarop volgend ambulant zal zijn. Vanaf zes maanden voor de ontslagdatum van verdachte uit detentie kunnen -indien nodig- de voorwaarden met betrekking tot de behandeling nader worden gepreciseerd en geactualiseerd.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3: Maatregel van schadevergoeding van € 17.829,66 subsidiair 124 dagen hechtenis.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 17.829,66 (zegge: zeventienduizend achthonderdnegenentwintig euro en zesenzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 124 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 17.500,-- immateriële schadevergoeding en € 329,66 materiële schadevergoeding (posten reis- en parkeerkosten).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale toegewezen bedrag betreffende materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum indienen vordering, 9 juli 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het totale toegewezen bedrag betreffende immateriële schade te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf 1 december 2002 tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] ,
van een bedrag van €17.829,66 (zegge: zeventienduizend achthonderdnegenentwintig euro en zesenzestig cent), te weten EUR 17.500,-- immateriële schadevergoeding en € 329,66 materiële schadevergoeding (post reis- en parkeerkosten).
Het totale toegewezen bedrag betreffende materiële schade te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf datum indienen vordering, 9 juli 2018, tot aan de
dag der algehele voldoening.
Het totale toegewezen bedrag betreffende immateriële schade te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf 1 december 2002 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering (EUR 1.000,-- betreffende geleend geld en resterend deel immateriële schade) niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. feit 4 primair: Maatregel van schadevergoeding van € 2633,17 subsidiair 36 dagen hechtenis
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 2.633,17 (zegge: tweeduizend zeshonderddrieëndertig euro en zeventien cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 36 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 2.500,--immateriële schadevergoeding en € 133,17 materiële schadevergoeding (post reiskosten).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale toegewezen bedrag betreffende materiële schade te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf datum indienen vordering, 5 oktober 2018, tot aan de
dag der algehele voldoening.
Het totale toegewezen bedrag betreffende immateriële schade te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf 1 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 2.633,17
(zegge: tweeduizend zeshonderddrieëndertig euro en zeventien cent), te weten
€ 2.500,-- immateriële schadevergoeding en € 133,17 materiële schadevergoeding
(post reiskosten).
Het totale toegewezen bedrag betreffende materiële schade te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf datum indienen vordering, 5 oktober 2018, tot aan de
dag der algehele voldoening.
Het totale toegewezen bedrag betreffende immateriële schade te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf 1 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering (resterend deel immateriële schade) niet ontvankelijk is.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de
Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te
vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting
tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot
betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Vermeulen, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. M. de Vries, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 19 oktober 2018.

[bewijsbijlage]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, zeden Eindhoven, genummerd 2017197420, aantal pagina’s: 1 tot en met 305 met bijlagen. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.