Er is sprake van een ontwikkelingsachterstand bij betrokkene, zowel in zijn intellectueel als sociaal-emotioneel functioneren. Op basis van het onderhavig onderzoek komt naar voren dat deze beperkingen het primaire probleem zijn bij betrokkene. Volgens DSM-5-termen dient te worden gesproken van een verstandelijke-ontwikkelingsstoornis,
matig (in de DSM-IV werd gesproken van zwakzinnigheid). Door betrokkenes ontwikkelingsachterstand is zijn persoonlijkheid niet uitgerijpt. Zijn regulerende functies (impulscontrole, frustratietolerantie, emotie- en agressieregulatie) en zijn gewetensfunctie zijn beperkt ontwikkeld. Deze beperkingen moeten vooral worden beschouwd als voortvloeiend vanuit de ontwikkelingsachterstand. Hoewel er een overlap is met problemen die ook vanuit een scheefgroei in de persoonlijkheid verklaard zouden kunnen worden, menen ondergetekenden dat de intellectuele beperking zodanig bepalend is voor zijn ontwikkeling, dat niet apart gesproken wordt van een persoonlijkheidsstoornis. (..) Op basis van de collaterale informatie blijkt dat betrokkene sinds jaren de (waan)overtuiging
heeft dat hij stelselmatig wordt benadeeld, mishandeld en (seksueel) misbruikt. Uit hetgeen
betrokkene in de onderzoeksgesprekken vertelt, leiden ondergetekenden af dat deze
overtuiging tot op heden voortduurt. Deze waanbelevingen vinden niet plaats in het kader van primair psychotische stoornis (zoals een waanstoornis of schizofrenie), door een hersenorganische stoornis of door middelengebruik (zoals een drugspsychose), maar moeten volgens ondergetekenden ook worden gezien in het licht van betrokkenes verstandelijke beperkingen, waarbij hij vanuit onbegrip de wereld om zich heen paranoïde inkleurt. Inhoudelijk bestaat zijn denken uit complot- en benadelingsideeën.
Vanwege bovenstaande beperkingen bekijkt betrokkene de wereld uitsluitend vanuit zijn
eigen perspectief, houdt hij over het algemeen geen rekening met de ander en ziet hij niet
de consequenties van zijn handelen in.