ECLI:NL:RBOBR:2018:5125

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 oktober 2018
Publicatiedatum
12 oktober 2018
Zaaknummer
01/865041-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een minderjarige door een oppas met gebruik van voorwerpen

Op 15 oktober 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van seksueel misbruik van een minderjarige. De verdachte, geboren in 1946 en thans gedetineerd, heeft in de periode van 1 september 2016 tot en met 20 maart 2018 meermalen handelingen gepleegd met een meisje dat nog niet de leeftijd van twaalf jaren had bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, terwijl het slachtoffer aan zijn zorg was toevertrouwd, met zijn vingers de vagina van het slachtoffer heeft betast, en daarnaast voorwerpen zoals een elektrische tandenborstel en een komkommer in de vagina van het slachtoffer heeft gebracht. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als authentiek en betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door DNA-onderzoek dat een match tussen de verdachte en het slachtoffer aantoonde. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit en hem een gevangenisstraf van 42 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 1.583,50 aan het slachtoffer toegewezen, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting bij een forensisch psychiatrische instelling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865041-18
Datum uitspraak: 15 oktober 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [1946] ,
wonende te [postcode 1] , [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 mei 2018.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 1 oktober 2018 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2016 tot met 20 maart 2018 te Eindhoven, althans in Nederland, met [slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (telkens)
- met zijn vingers de vagina van die [slachtoffer] betast en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of (vervolgens) met zijn vinger(s) een of meer heen en weer gaande bewegingen gemaakt, en/of - een (elektrische) tandenborstel en/of komkommer en/of "roze trilding" in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of gehouden, en/of
- zijn mond tegen de vagina van die [slachtoffer] gebracht, en/of zijn tong in en/of tegen de vagina van die [slachtoffer] gebracht en hiermee likkende bewegingen heeft gemaakt, en/of
- zijn penis in de hand van die [slachtoffer] gebracht en/of die [slachtoffer] bewogen zijn penis vast te pakken, en/of - zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of zich laten pijpen door die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] bewogen zijn penis te kussen; terwijl hij dit feit heeft begaan op momenten dat dit kind aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen.
[aangeefster] heeft verklaard dat zij op dinsdag 20 maart 2018 haar dochter [slachtoffer] bij het huis van verdachte in Eindhoven ophaalde. Haar dochter vertelde toen dat ze er donderdag niet meer heen wilde. Toen zij haar dochter vroeg waarom ze er niet meer heen wilde, bleef haar dochter stil en begon even later te huilen. Haar dochter vertelde dat opa [verdachte] , (verdachte) niet aardig tegen haar was. [2]
Haar dochter vertelde dat verdachte haar had aangeraakt op de plaats waar zij mee plast en dat hij ook zijn mond had gebruikt op die plaats. Ze vertelde ook tegen aangeefster dat ze zijn vieze ding in haar mond moest stoppen en dat hij een keer een komkommer had gedaan waar zij plast en dat dit pijn deed. Haar dochter zei dat hij er ook een keer een tandenborstel in heeft gedaan. Ze zei ook iets in het Nederlands wat aangeefster niet begreep met het woord “tril” of zoiets. Verdachte en zijn vriendin pasten vanaf september 2016 op haar dochter. [3] Dat was altijd op het adres [adres 1] in Eindhoven. [4]
[slachtoffer] is geboren op [2009] . [5]
[slachtoffer] heeft tijdens het studioverhoor -zakelijk weergegeven- verklaard:
Ik weet niet hoe je die plaats noemt, je kunt ermee plassen. Het is meer dan tien keer gebeurd. Hij deed zijn vinger erin en hij deed zijn mond er in. Hij deed ook zijn broek en onderbroek uit. En dat vond ik echt zo smerig. [6]
Dan gaat hij met zijn tong daar tegen aan. (Getuige gaat met haar rechterhand onder de tafel richting haar kruis). [7]
Met die tong gaat hij likken. Het kietelt. Hij heeft met deze twee vingers er in gezeten. [8]
Ik weet dat het zijn vingers zijn omdat ik dat zie. Eerst de tong en dan met de vingers. Met de vingers doet pijn. Heel soms zeg ik au. Hij zegt dan als het iets langer dat het dan geen pijn meer doet. Hij heeft gezegd dat het dan fijner wordt. [9]
Dan zegt hij dat ik met mijn hand aan zijn plasding moet zitten. [10]
Als eerste dat ik mijn broek uit moest doen en mijn onderbroek en het tweede was gebeurd deed hij zijn tong er in. En dan moet ik zijn plasding in mijn mond doen. [11]
Ik proef iets vies en ik heb hem er meteen weer uitgedaan. [12]
Het is wel eens in de woonkamer gebeurd, dat hij zijn vingers in mijn plas doet. Dan doet hij zijn hand onder mijn onderbroek en dan gaat hij zijn vingers er in doen. [13] Ik voel pijn als hij met zijn vingers in mijn plasser zit. [14]
Hij heeft best vaak gezegd dat ik het aan niemand mag vertellen. Hij zei: “dat is ons geheimpje. [15]
Hij doet de vingers er in en zo bewegen. Ik voel dan pijn. Hij heeft het ook wel eens met een komkommer gedaan, met een roze trilding en een tandenborstel. [16]
De komkommer stopte hij hierin. (Getuige gaat met rechterhand richting haar kruis). Het deed pijn. Ook met een roze trilding met Chinese letters er op en bloemen. Hij gaat daarmee zo hier in doen. (Getuige gaat met rechterhand tussen haar bovenbenen). [17]
Het kietelt en het trilt en het doet pijn. Het houdt op als hij het er ’t d’r uit haalt. Ik heb dat roze trilding best vaak gezien. Hij had één keer een zwarte elektrische tandenborstel. Dat was op zaterdag. Hij had die uit de badkamer. (Op de vraag wat er van de tandenborstel in haar plasser had gezeten wijst getuige op een tekening het borsteltje van de tandenborstel aan). [18]
Het borsteltje had in mijn plasding gezeten. [19]
In de woning van verdachte te Eindhoven is sporenonderzoek verricht. [20]
Hierbij zijn onder meer als sporendragers veiliggesteld: een roze vibrator (SIN AALD0065NL) en een Philips elektrische tandenborstel (SIN AALD0064NL). [21]
Uit het onderzoek naar biologische sporen door het NFI is vast komen staan dat er vaginaal celmateriaal van [slachtoffer] is aangetroffen in de bemonsteringen AALD0064NL#02 (borstelkop tandenborstel) en AALD0065NL#02 (lange gedeelte vibrator). In beide bemonsteringen is een DNA-mengprofiel van verdachte [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer] aangetroffen (matchkans DNA-profiel kleiner dan 1 op 1 miljard). [22]
Verdachte heeft verklaard dat hij een elektrische tandenborstel en een roze dildo tegen de vagina van [slachtoffer] heeft gehouden en dat hij haar “oppervlakkig” heeft gevingerd door met zijn vingers over haar clitoris te wrijven. Verdachte heeft ook verklaard dat [slachtoffer] een kusje op zijn penis heeft gegeven. [23]
De rechtbank acht de verklaring van het slachtoffer tijdens het studioverhoor authentiek, gedetailleerd en betrouwbaar. Voor de stelling van de raadsman dat de moeder voorafgaande aan dit studioverhoor suggestieve vragen aan het slachtoffer zou hebben gesteld waardoor het slachtoffer mogelijk is beïnvloed, ziet de rechtbank geen aanwijzingen in het dossier. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat de verklaring van het slachtoffer wordt ondersteund door de bevindingen van het NFI.
De rechtbank neemt de verklaring van het slachtoffer bij de waardering van het bewijs daarom als uitgangspunt en zal de verklaring van verdachte, die zijn handelen bagatelliseert, met enige terughoudendheid beoordelen.
De handelingen - zoals die door het slachtoffer zijn omschreven en onder het eerste, tweede en vijfde gedachtestreepje zijn ten laste gelegd- kwalificeert de rechtbank als “seksueel binnendringen” van het lichaam.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 1 september 2016 tot met 20 maart 2018 te Eindhoven, met [slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, telkens handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- met zijn vingers de vagina van die [slachtoffer] betast en zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en gehouden en vervolgens met zijn vingers een of meer heen en weer gaande bewegingen gemaakt, en - een elektrische tandenborstel en komkommer en "roze trilding" in de vagina van die [slachtoffer] gebracht, en
- zijn mond tegen de vagina van die [slachtoffer] gebracht, en zijn tong tegen de vagina van die [slachtoffer] gebracht en hiermee likkende bewegingen heeft gemaakt, en
- die [slachtoffer] bewogen zijn penis vast te pakken, en - zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en zich laten pijpen door die [slachtoffer] en die [slachtoffer] bewogen zijn penis te kussen; terwijl hij dit feit heeft begaan op momenten dat dit kind aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
-een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
Daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden:
-een meldplicht bij de reclassering;
-een behandelverplichting bij Forensisch Psychiatrische Polikliniek “de Woenselse Poort” of een soortgelijke instelling;
-een contactverbod met het slachtoffer en haar moeder;
-een locatieverbod;
-een verbod om te zorgen voor minderjarigen;
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om bij een bewezenverklaring rekening te houden met het advies van de psycholoog om het feit aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft ontuchtige handelingen - waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam - verricht met een heel jong meisje, dat in de periode van 1 september 2016 tot en met 20 maart 2018 regelmatig bij hem verbleef als haar moeder moest werken of studeren.
Hij heeft hiermee op ernstige wijze haar lichamelijke integriteit geschonden. Een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, is door het handelen van verdachte op grove wijze aangetast. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort strafbare feiten vaak langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke en lichamelijke gezondheid van de slachtoffers. Uit de slachtofferverklaring, die ter terechtzitting door de moeder van het meisje is voorgelezen, en de vordering van de benadeelde partij blijkt ook dat de handelingen van verdachte tot op heden nadelige gevolgen hebben gehad voor het slachtoffer en haar moeder. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Voorts neemt de rechtbank het verdachte bijzonder kwalijk dat hij het vertrouwen, dat zowel het meisje als haar moeder in hem als oppas stelden, op die manier heeft geschaad. Tenslotte acht de rechtbank het kwalijk dat verdachte - onder andere door ter terechtzitting herhaaldelijk te stellen dat het slachtoffer de handelingen niet erg vond en hij niets deed wat zij niet wilde - een deel van de verantwoordelijkheid van hetgeen er is gebeurd bij het slachtoffer legt. Uitsluitend verdachte is echter verantwoordelijk voor de seksuele handelingen die zijn verricht.
Verdachte heeft kennelijk niet stilgestaan bij dit alles en uitsluitend zijn eigen behoeftebevrediging vooropgesteld.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat uit de rapportage die GZ-psycholoog M. van Heteren op 15 juni 2018 heeft uitgebracht omtrent de geestvermogens van verdachte, blijkt dat er bij verdachte sprake is van een pedofiele stoornis en een ongespecificeerde psycho-trauma stressor gerelateerde stoornis. Deze stoornissen hebben duidelijk doorgewerkt in het door verdachte gepleegde feit. De deskundige adviseert om het door verdachte gepleegde strafbare feit in verminderde mate aan hem toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusies over.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf (voor een gedeelte) voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57 en 244 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straf en maatregel:
gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren;
stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich binnen 5 werkdagen na invrijheidsstelling zal melden bij de Reclassering in Eindhoven [telefoonnummer] ; hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Forensisch Psychiatrische Polikliniek De Woenselse Poort of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [2009] en met [aangeefster] , geboren op [1981] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in de [adres 2] te Eindhoven en bij de school van [slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- wordt verboden om te zorgen voor minderjarigen; dit houdt in dat verdachte niet op kinderen van anderen mag passen of deze in huis mag nemen voor een logeerpartij; verdachte wordt ook verboden om andere activiteiten met minderjarigen te ondernemen;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio Zuid, [adres 3] , [postcode 2] , opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
maatregel van schadevergoeding van € 1.583,50 subsidiair 25 dagen hechtenis;
legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 1.583,50, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis; het bedrag bestaat uit een bedrag van € 1.500,- immateriële schadevergoeding en € 83,50 materiële schadevergoeding (post algemene materiële kosten en post proceskosten);
de toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op;
het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 1.583,50, te weten € 1.500,- immateriële schadevergoeding en € 83,50 materiële schadevergoeding (post algemene materiële kosten en post proceskosten);
het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil;
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. T.J. Roest-Crollius, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 15 oktober 2018.
Mr. Roest-Crollius is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche Zeden onderzoek OBRBC18046 Beardmore, registratienummer 2018053767, aantal pagina’s: 282. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Verklaring van [aangeefster] d.d. 22 maart 2018, proces-verbaal pag. 48.
3.Verklaring van [aangeefster] d.d. 22 maart 2018, proces-verbaal pag. 49.
4.Verklaring van [aangeefster] d.d. 22 maart 2018, proces-verbaal pag. 50.
5.Akte van geboorte van gemeente Eindhoven betreffende [slachtoffer] d.d. 27 september 2018.
6.Verbatim studioverhoor van [slachtoffer] d.d. 22 maart 2018, proces-verbaal pag. 76.
7.Verbatim studioverhoor van [slachtoffer] d.d. 22 maart 2018, proces-verbaal pag. 79.
8.Verbatim studioverhoor van [slachtoffer] d.d. 22 maart 2018, proces-verbaal pag. 80.
9.Verbatim studioverhoor van [slachtoffer] d.d. 22 maart 2018, proces-verbaal pag. 81.
10.Verbatim studioverhoor van [slachtoffer] d.d. 22 maart 2018, proces-verbaal pag. 82.
11.Verbatim studioverhoor van [slachtoffer] d.d. 22 maart 2018, proces-verbaal pag. 83.
12.Verbatim studioverhoor van [slachtoffer] d.d. 22 maart 2018, proces-verbaal pag. 84.
13.Verbatim studioverhoor van [slachtoffer] d.d. 22 maart 2018, proces-verbaal pag. 86.
14.Verbatim studioverhoor van [slachtoffer] d.d. 22 maart 2018, proces-verbaal pag. 88.
15.Verbatim studioverhoor van [slachtoffer] d.d. 22 maart 2018, proces-verbaal pag. 95.
16.Verbatim studioverhoor van [slachtoffer] d.d. 22 maart 2018, proces-verbaal pag. 98.
17.Verbatim studioverhoor van [slachtoffer] d.d. 22 maart 2018, proces-verbaal pag. 99.
18.Verbatim studioverhoor van [slachtoffer] d.d. 22 maart 2018, proces-verbaal pag. 100.
19.Verbatim studioverhoor van [slachtoffer] d.d. 22 maart 2018, proces-verbaal pag. 101.
20.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 26 maart 2018, proces-verbaal pag. 144.
21.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 26 maart 2018, proces-verbaal pag. 147.
22.NFI rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Eindhoven op 20 maart 2018 d.d. 4 juli 2018.
23.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 1 oktober 2018.