ECLI:NL:RBOBR:2018:5019

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2018
Publicatiedatum
10 oktober 2018
Zaaknummer
01/860158-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van een verkeersongeval

Op 11 oktober 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 september 2017 te Eindhoven een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een Daewoo Kalos, reed onder invloed van alcohol en THC (cannabis) en had geen geldig rijbewijs. Tijdens het rijden op de Eindhovenseweg verloor hij de controle over zijn voertuig, waardoor hij frontaal botste op een Toyota Yaris, bestuurd door een slachtoffer. Dit ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de bestuurder van de Toyota, waaronder een gebroken sleutelbeen, gebroken pols en meerdere gebroken voetbeentjes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat dit aan zijn schuld te wijten was. De rechtbank legde een taakstraf op van 140 uur, subsidiair 70 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd er een geldboete van €250,- opgelegd, subsidiair 5 dagen hechtenis. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 27 september 2018, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860158-18
Datum uitspraak: 11 oktober 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 september 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 augustus 2018.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 september 2017 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Daewoo Kalos), daarmede rijdende over de Eindhovenseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend te handelen als volgt:
verdachte heeft rijdende over de Eindhovenseweg (richting Eindhoven) zijn voertuig niet steeds onder controle gehad en/of zijn aandacht niet steeds op de weg gehad,
immers, heeft verdachte (steeds) slingerend gereden en/of niet (zoveel) mogelijk rechts gehouden en/of is verdachte over de onderbroken asstreep die de rijbaan in twee rijstroken verdeeld gereden en/of is verdachte vervolgens de rijbaan (bestemd voor tegemoetkomend verkeer) opgereden en/of vervolgens (nagenoeg) frontaal tegen een hem tegemoetkomende personenauto (merk Toyota Yaris) gebotst,
waardoor de bestuurder van die Toyota, [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken sleutelbeen en/of gebroken pols en/of drie, althans één of meerdere, gebroken voetbeentjes en/of hersenschudding werd toegebracht of waardoor aan die [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
zulks terwijl bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b Wegenverkeerswet 1994, het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, bloed 0,89 milligram per milliliter, in elk geval hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, en/of
zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, in die zin dat verdachte verkeerde onder zodanige invloed van één of meerdere stof(fen), te weten THC (cannabis), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, en/of
zulks terwijl hij, verdachte, niet in het bezit was van een geldig Nederlands rijbewijs;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 september 2017 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Daewoo Kalos), daarmede rijdende over de Eindhovenseweg, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers heeft verdachte rijdende over de Eindhovenseweg (richting Eindhoven) zijn voertuig niet steeds onder controle gehad en/of zijn aandacht niet steeds op de weg gehad,
immers, heeft verdachte (steeds) slingerend gereden en/of niet (zoveel) mogelijk rechts gehouden en/of is verdachte over de onderbroken asstreep die de rijbaan in twee rijstroken verdeeld gereden en/of is verdachte vervolgens de rijbaan (bestemd voor tegemoetkomend verkeer) opgereden en/of vervolgens (nagenoeg) frontaal tegen een hem tegemoetkomende personenauto (merk Toyota Yaris) gebotst;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 03 september 2017 te Eindhoven als bestuurder van een voertuig, (personenauto merk Daewoo Kalos), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten THC (cannabis), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
3.
hij op of omstreeks 03 september 2017 te Eindhoven, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto merk Daewoo Kalos), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,89 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
4.
hij op of omstreeks 03 september 2017 te Eindhoven als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Daewoo Kalos) heeft gereden op de weg, Eindhovenseweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettige en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe stelt zich ten aanzien van feit 1 primair op het primaire standpunt dat het geheel van gedragingen van verdachte, te weten een nacht niet hebben geslapen waarna hij zich nog goed voelde, het roken van een joint de voorgaande dag rond 15.00 uur, het drinken van één ‘grote’ bier de vorige avond rond 22.00 uur en het rijden zonder rijbewijs, tezamen niet kan worden aangemerkt als roekeloos of zeer onvoorzichtig of onoplettend. Dit moet dan, naast het gegeven dat verdachte met de door hem bestuurde personenauto op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer is gekomen en waardoor een bijna frontale botsing met een hem tegemoetkomende personenauto is ontstaan, worden meegenomen in de beoordeling van de schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. In de visie van de raadsvrouwe ontbreekt evenzeer de overtuiging voor de bedoelde aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De raadsvrouwe stelt zich ten aanzien van feit 1 primair op het subsidiaire standpunt dat indien haar primaire standpunt niet wordt gevolgd, aan verdachte hooguit de lichtste vorm van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, namelijk aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen kan worden verweten.
De raadsvrouwe heeft zich ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen als hierna te melden. De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende – zakelijk weergegeven – bewijsmiddelen:

Proces-verbaal van [verbalisant 1] , op ambtseed opgemaakt op 13 februari 2018, pagina 2:
Op zondag 3 september 2017 te 09:23 uur kwam er een melding bij het operationeel centrum van de politie Eindhoven binnen, dat er auto’s op elkaar waren gereden op de Eindhovenseweg te Eindhoven. Hierop zijn meerdere surveillance-eenheden richting het incident gereden. Een van de auto’s, zijnde een Daewoo Kalos voorzien van [kenteken 1] , stond aan de voorzijde in brand. De bestuurder, later bekend als de [verdachte] , was gewond en werd door omstanders uit het voertuig gehaald.
De bestuurster, later bekend als [slachtoffer] , zat nog in haar personenauto, een Toyota Yaris voorzien van het [kenteken 2] . [slachtoffer] zat met haar benen buiten het voertuig en maakte een afwezige indruk. Door het ambulancepersoneel werden de bestuurders voor onderzoek meegenomen naar het ziekenhuis.
In het ziekenhuis werd van de [verdachte] bloed afgenomen. Het bloed van verdachte werd middels een zogenaamd bloedblok veilig gesteld en opgestuurd naar het NFI. Het doel hiervan was om te kunnen onderzoeken of de verdachte alcohol of verdovende middelen/stoffen in het bloed had.

Proces-verbaal aanrijding misdrijf, op ambtseed opgemaakt op 9 maart 2018 door [verbalisant 1] , pagina 8:
Bij controle van het Rijbewijsregister bleek de bestuurder [verdachte] niet bevoegd te zijn een motorrijtuig te besturen. Aan deze bestuurder was nooit een rijbewijs afgegeven voor de categorie motorrijtuigen waartoe het door de bestuurder bestuurde voertuig behoorde.

Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse, op ambtseed en op ambtsbelofte opgemaakt door de [verbalisant 2] en [verbalisant 3] d.d. 17 december 2017, pagina’s 14, 15, 16, 21, 36 en 45:
Beknopte ongevalsbeschrijving.
Op 3 september 2017, omstreeks 09.25 uur, ontstond een aanrijding tussen twee personenauto’s. De weg betrof de Eindhovenseweg te Eindhoven. De rijbaan bestond uit twee rijstroken waarbij verkeer in tegengestelde richting reed. Direct na het ongeval werden de beide bestuurders door omstanders uit hun voertuig gehaald. De betrokken Daewoo Kalos, vatte kort na de aanrijding vlam en werd door de brandweer geblust.
Bij dit ongeval waren betrokken.
Een rode Toyota Yaris, [kenteken 2] , met één inzittende (bestuurster);
Een blauwe Daewoo Kalos, [kenteken 1] , met één inzittende (bestuurder).
In het proces-verbaal zal uitgegaan worden van de rijrichting van de Daewoo Kalos komende vanuit Son en gaande in de richting van Eindhoven.
Uit het onderzoek werd duidelijk dat beide bestuurders niet gehinderd werden door de stand van de zon.
Na de botsing tussen de beide personenauto’s kwam de Daewoo Kalos tot stilstand tegen de vangrailgeleideconstructie en deels op de linker rijstrook met de voorzijde in de richting van Eindhoven. De Toyota Yaris kwam tot stilstand op de rechter rijstrook met de voorzijde in de richting van Eindhoven.
Wij plaatsten de beide personenauto’s in elkaar met behulp van de zichtbare schade. Wij zagen dat in de bumper aan de voorzijde van de Toyota Yaris de afdruk van de kentekenplaat van de Daewoo Kalos stond.
Toedracht:
De bestuurder van de Daewoo Kalos reed over de Eindhovenseweg gaande in de richting van Eindhoven. De bestuurster van de Toyota Yaris reed eveneens over de Eindhovenseweg in de richting van Son. Op de rijbaan welke was ingericht met twee rijstroken in tegengestelde richting, kwam de bestuurder van de Daewoo Kalos op de tegengestelde rijstrook terecht en botste frontaal op de uit tegengestelde richting naderende Toyota.
Oorzaak:
De bestuurder van de Daewoo Kalos reed niet zoveel mogelijk rechts.
Gevolg:
Ten gevolge van de aanrijding waren de beide voertuigen beschadigd en raakten de beide bestuurders gewond.

Rapport Alcohol en drugs in het verkeer d.d. 10 oktober 2017, opgemaakt door [toxicoloog ERT] , pagina’s 74/75:
Resultaten onderzoek
De eindresultaten van de analyse van alcohol en de aangewezen stoffen (Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 5), na aftrek van de wettelijk voorgeschreven correctie, staan in onderstaande tabel.
Aangewezen stof
Meetbare stof
Grenswaarde indien enkelvoudig gebruikt
Grenswaarde indien in combinatie gebruikt
Eindresultaat in bloed [TAAP5909NL]
Rapportage eenheid
alcohol
ethanol#
0,50 of 0,20
0,20
0,89
milligram per milliliter
cannabis
THC
3,0
1,0
1,6
microgram per liter

Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 18 september 2017, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] , pagina’s 79 en 80:
Ik was op 3 september 2017 met mijn auto van het merk Toyota Yaris, met [kenteken 2] , onderweg vanuit mijn woonadres via de J.F. Kennedylaan, Eindhovenseweg naar Son en Breugel. Omstreeks 09:15 uur bevond ik mij op de Eindhovenseweg. Het was rustig. Ik had goed zicht, het was droog en het was daglicht.
Ik droeg een autogordel. Op dat moment zag ik een auto op mijn rijstrook komen. Ik zag dat deze auto op mij af kwam gereden. Hij bleef maar komen. Ik schat dat mijn snelheid ongeveer 80 kilometer per uur was. Ik kon op het allerlaatste moment nog naar links sturen. Helaas onvoldoende om een aanrijding te kunnen voorkomen. Ik kon niet uitwijken naar rechts, omdat er een vangrail direct naast mij was. Er ontstond een aanrijding. Na de aanrijding was ik een deel van de situatie kwijt. Ik kon me niet goed herinneren wat er was gebeurd. Pas toen ik in het ziekenhuis lag herinnerde ik het me weer. Door de aanrijding heb ik het volgende opgelopen:
- gebroken linkersleutelbeen;
- linkerpols is gebroken;
- breuken in de drie voetbeentjes van mijn rechtervoet;
- kleine bloeding onder mijn hersenpan, dit is na verloop van tijd minder geworden, waardoor er geen blijvend letsel is ontstaan;
- veel kleine kneuzingen en blauwe plekken.
Vorige week ben ik ontslagen uit het ziekenhuis.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 27 september 2017, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] , pagina’s 87 en 88:
Ik heb 20 jaar geleden een rijbewijs gehad in Amerika. In Nederland heb ik geen rijbewijs.
Tav 3 september 2017:
Ik ben naar een evenement gegaan, bij [onderneming] aan de Vijfkamplaan in Eindhoven. Dit evenement begon zaterdag 2 september 2017 om 20.00 uur. Tijdens het evenement heb ik genoeg gegeten. Om 23.00 uur was het evenement ten einde en moesten we alles opruimen en schoonmaken. Dat duurde tot ongeveer 07.30 uur. We zijn rond 08.15 uur weg gegaan. Ik ben bij een vriend in zijn auto gestapt samen met die kennis. Die vriend heeft ons met zijn auto naar mijn huis gebracht. Daar heb ik de auto van mijn vriendin gepakt. Ik heb die kennis naar huis gebracht in Son en Breugel. Ik reed in de Daewoo Kalos, lichtblauw van kleur. Vervolgens ben ik met de Daewoo weer terug richting huis gereden. En het enige wat ik me daarvan kan herinneren is dat ik over de rotonde in Son en Breugel reed. Er ontstond een aanrijding, het enige dat ik me nog kan herinneren is dat ik vast in de auto zat, dat ik een brandlucht rook, dat ik mijn voeten niet meer kon bewegen en dat ik overal pijn had. Alle details van de aanrijding zijn mij compleet onduidelijk. Wat ik nog wil zeggen is dat het een foute beslissing was om te gaan rijden.

Medische informatie van [slachtoffer] , datum onderzoek 3 september 2017, pagina 96:
Drukpijn rechter helft borstkas
Drukpijn sleutelbeen links
Drukpijn en zwelling linker pols
Drukpijn voorvoet rechts en hematoom
Kleine wond scheenbeen.
Röntgen:
- sleutelbeenbreuk links
- breuk middenvoetbeentjes 3,4,5
- breuk linker pols
Overig:
- lichte hersenschudding.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair.

De raadsvrouwe heeft ter zitting aangevoerd dat in de visie van de verdediging de overtuiging voor de bedoelde aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid ontbreekt, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de verdediging en overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte heeft op 3 september 2017 in de ochtend zonder rijbewijs gereden in de personenauto van zijn vriendin. Verdachte heeft de avond daarvoor gefilmd bij een door hem georganiseerd evenement. Daarna heeft verdachte gedurende de nacht opruimwerkzaamheden voor dat evenement verricht. Tijdens voornoemd evenement heeft verdachte bier gedronken en cannabis gerookt, zodanig dat uit het bloedonderzoek is gebleken dat verdachte op 3 september 2018 na het ongeval 0,89 milligram alcohol per milliliter bloed en 1,6 microgram cannabis per liter bloed in zijn bloed had. Wanneer alcohol en cannabis in combinatie gebruikt zijn, zoals op grond van deze uitslagen van het bloedonderzoek kan worden vastgesteld, ligt ook de cannabis boven de toegestane grenswaarden. Verdachte had de nacht voor het ongeval geheel geen nachtrust genoten. Verdachte is ondanks voornoemde omstandigheden toch een personenauto gaan besturen en heeft hiermee een ongeval veroorzaakt, door met deze personenauto de asstreep van de Eindhovenseweg over te rijden en op de weghelft van het hem tegemoetkomende verkeer te gaan rijden. Als gevolg van zijn handelen is een frontale botsing tussen de door verdachte bestuurde personenauto en de personenauto van het slachtoffer ontstaan. Het slachtoffer heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het door verdachte op de verkeerde weghelft terecht komen en daar enige tijd blijven rijden kan op zichzelf al worden aangemerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, eens te meer geldt dit nu verdachte onder omstandigheden van (ernstig) slaaptekort en na gebruik van meer dan de toegestane hoeveelheid van cannabis en alcohol deze auto heeft bestuurd, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank moet hebben bijgedragen aan het door verdachte veroorzaakte ongeluk.
Gelet op de voornoemde omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, zodanig dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
Daarbij komt dat de strafverzwarende omstandigheden, te weten het rijden onder invloed van alcohol en het rijden onder invloed van cannabis, eveneens bewezen zijn.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van feit 1.
op 3 september 2017 te Eindhoven als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Daewoo Kalos), daarmede rijdende over de Eindhovenseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te handelen als volgt:
verdachte heeft rijdende over de Eindhovenseweg (richting Eindhoven) zijn aandacht niet steeds op de weg gehad,
immers, heeft verdachte niet zoveel mogelijk rechts gehouden en is verdachte over de onderbroken asstreep, die de rijbaan in twee rijstroken verdeelt, gereden en is verdachte vervolgens de rijbaan (bestemd voor tegemoetkomend verkeer) opgereden en vervolgens (nagenoeg) frontaal tegen een hem tegemoetkomende personenauto (merk Toyota Yaris) gebotst,
waardoor de bestuurder van die Toyota, [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken sleutelbeen en gebroken pols en drie gebroken voetbeentjes en een hersenschudding werd toegebracht,
zulks terwijl bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, bloed 0,89 milligram per milliliter bloed bleek te zijn en
zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, in die zin dat verdachte verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten THC (cannabis), waarvan hij redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
Ten aanzien van feit 2.
op 3 september 2017 te Eindhoven als bestuurder van een voertuig, (personenauto merk Daewoo Kalos), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten THC (cannabis), waarvan hij redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
Ten aanzien van feit 3.
op 3 september 2017 te Eindhoven, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto merk Daewoo Kalos), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, 0,89 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
Ten aanzien van feit 4.
op 3 september 2017 te Eindhoven als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Daewoo Kalos) heeft gereden op de weg, Eindhovenseweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe stelt zich op het standpunt dat bij het opleggen van een straf dient te worden aangesloten bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Van Strafvoorzitters, zodat een taakstraf en een rijontzegging dient te volgen. Zij verzoekt bij het bepalen van de hoogte daarvan ook rekening te houden met het feit dat verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek, dat hij volledig besef heeft van zijn fouten, met het door verdachte opgelopen letsel, met het verlies van zijn baan, dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest, dat hij de schade heeft geregeld met het slachtoffer en een mediationtraject met het slachtoffer is ingegaan. De raadsvrouwe verzoekt de rechtbank bij een veroordeling voor het onder 1 primair ten laste gelegde enkelvoudig te kwalificeren.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, alsmede de draagkracht van verdachte.
Verdachte is zonder rijbewijs een personenauto gaan besturen, terwijl hij op dat moment onder invloed van alcohol en cannabis was. Door de schuld van verdachte is vervolgens een frontale botsing met de door verdachte bestuurde personenauto en een hem tegemoetkomende personenauto met daarin het slachtoffer ontstaan, waardoor aan het bijna tachtigjarige slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is toegebracht en daarnaast haar voertuig ernstig beschadigd is geraakt.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte tijdens het plegen van de feiten onder invloed van alcohol en cannabis verkeerde, waarvan hij de gecombineerde negatieve werking op zijn gedrag kende of moest begrijpen. Desondanks heeft hij die stoffen toch gebruikt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte geen volledige openheid heeft betracht met betrekking tot zijn alcoholgebruik, nu zijn opgave daarvan - slechts een groot glas bier de voorgaande dag - niet juist kan zijn gezien de uitkomsten van het door het NFI uitgevoerde onderzoek naar het alcoholpromillage bij verdachte. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat een glas bier van 250 milliliter een bloedalcoholgehalte van ongeveer 0,15 promille veroorzaakt.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed inziet en berouw heeft getoond. Daarnaast heeft verdachte binnen zijn mogelijkheden, via een mediationtraject en door middel van een vaststellingsovereenkomst met het slachtoffer, een schaderegeling getroffen met het slachtoffer.
De rechtbank weegt verder mee dat verdachte zelf ook is getroffen door de gevolgen van de door hem veroorzaakte botsing, in die zin dat hij zelf zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Als gevolg van dit letsel heeft zijn werkgever hem, nadat hij een tijdlang in de Ziektewet zat, ontslagen. Verdachte heeft hierdoor een tijdlang zonder inkomsten gezeten.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring van de mate van schuld van verdachte en acht het opleggen van een gevangenisstraf niet opportuun. De rechtbank acht alles afwegende het opleggen van een taakstraf van na te melden duur, een deels voorwaardelijke rijontzegging en een voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.
De rechtbank zal de geldboete en een deel van de rijontzegging voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw zonder rijbewijs een voertuig te gaan besturen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 55, 62
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 8, 107, 176, 179.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven en de overtreding:

T.a.v. feit 1 primair:eendaadse samenloop van:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (feit 1 primair)enovertreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (feit 2)enovertreding van artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (feit 3);T.a.v. feit 2:overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;T.a.v. feit 3:overtreding van artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;T.a.v. feit 4:overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen en maatregel.

T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3:Taakstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis;

T.a.v. feit 1 primair:Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;

T.a.v. feit 4:Geldboete van € 250,00 subsidiair 5 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. R.J. Bokhorst en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 11 oktober 2018.
mr. A.M.R. van Ginneken is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, Basisteam Eindhoven-Noord, registratienummer PL2100-2017183467, afgesloten d.d. 5 maart 2018, aantal pagina’s: 97. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.