ECLI:NL:RBOBR:2018:4841

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2018
Publicatiedatum
3 oktober 2018
Zaaknummer
she 18/1651
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van verkeersbesluit inzake plaatsing verzinkbare paal

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 1 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vught over een verkeersbesluit. Het college had op 5 oktober 2017 besloten om een verzinkbare paal te plaatsen nabij een kruising met de provinciale weg N65. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde hun bezwaren ongegrond in twee besluiten van 29 mei 2018. Hierop hebben eisers beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in de bestreden besluiten niet heeft aangegeven welke belangen, zoals genoemd in artikel 2 van de Wegenverkeerswet, ten grondslag lagen aan het verkeersbesluit. De rechtbank oordeelde dat het college niet de juiste procedure had gevolgd en dat het verkeersbesluit in strijd was met de Wegenverkeerswet en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer. De rechtbank heeft de beroepen van eisers gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en het primaire besluit herroepen.

Daarnaast heeft de rechtbank het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eisers. De uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de wettelijke procedures bij het nemen van verkeersbesluiten en de noodzaak om de belangen van weggebruikers adequaat te onderbouwen. De rechtbank heeft de uitspraak in het openbaar gedaan, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 18/1651 en SHE 18/1696
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2018 in de zaak tussen

[eiser 1] , te [woonplaats] , eiser 1,

[eiser 1], te [woonplaats] , eiseres 1,
samen eisers 1,

[eiser 2] , te [woonplaats] , eiser 2,

[eiser 2] ., te [woonplaats] , eiseres 2,
samen eisers 2,
(gemachtigde: ing. J.P.M. van der Heijden),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vught, het college
(gemachtigde: mr. R.P. van Randewijk).

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2017 (het primaire besluit) heeft het college een verkeersbesluit genomen.
Bij besluit van 29 mei 2018 (het bestreden besluit I) heeft het college het bezwaar van eisers 1 ongegrond verklaard.
Bij besluit van 29 mei 2018 (het bestreden besluit II) heeft het college het bezwaar van eisers 2 ongegrond verklaard.
Eisers 1 hebben tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
Eisers 2 hebben tegen het bestreden besluit II beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2018. Eisers 1 zijn in persoon verschenen. Eiser 2 is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Eiseres 2 heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten I en II;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden besluiten;
  • veroordeelt het college in de proceskosten tot een bedrag van € 2.004,– te betalen aan eisers 2;
- draagt het college op het door eisers 1 en eisers 2 betaalde griffierecht van € 170,– aan eisers 1 en eisers 2 te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering. Door middel van het primaire besluit heeft het college besloten om een verzinkbare paal te plaatsen op [adres] nabij de kruising met de provinciale weg N65 zoals aangegeven op een bij dat besluit gevoegde tekenening. De verzinkbare paal is tot op heden nog niet feitelijk geplaatst.
2. In de bestreden besluiten I en II is overwogen dat geen van de in artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994 (de Wegenverkeerswet) genoemde doelstellingen van toepassing is. Na afweging van de betrokken belangen heeft het college de bezwaren van eisers ongegrond verklaard. Tussen partijen is in geschil of het college hiermee een juiste beslissing heeft genomen.
3. De wettelijke regels die van belang zijn voor de beoordeling van de zaak zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
4. Eisers hebben primair aangevoerd dat het college het verkeersbesluit niet had mogen nemen, omdat geen van de in artikel 2 van de Wegenverkeerswet genoemde doelstellingen met dat besluit is gediend. Dit betoog slaagt. Anders dan het college stelt is voor het nemen van een verkeersbesluit vereist dat daarmee op zijn minst een van de limitatief in artikel 2 van de Wegenverkeerswet genoemde belangen wordt gediend. Ook is het standpunt van het college onjuist, dat het ontbreken van een dergelijk belang betekent dat het college een nog ruimere beoordelingsruimte heeft bij het nemen van een verkeersbesluit. De bevoegdheid van een bestuursorgaan om besluiten te nemen zoals hier aan de orde, zal dienen te berusten op een wettelijke grondslag, zo volgt uit het legaliteitsbeginsel. Dit betekent dat er geen buitenwettelijke bevoegdheid voor het college is om verkeersbesluiten te nemen. De rechtbank komt daarmee tot het oordeel dat de bestreden besluiten in strijd zijn genomen met artikel 2 van de Wegenverkeerswet. Ook zijn deze besluiten in strijd genomen met artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, nu in de besluiten niet is aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. De bestreden besluiten kunnen daarom niet in stand blijven. Ditzelfde gebrek kleeft ook aan het primaire besluit, zodat de rechtbank dat besluit zal herroepen.
5. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden besluiten.
6. Eisers 1 hebben geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten gemaakt. Wel moet het college het door eisers 1 betaalde griffierecht vergoeden.
7. De rechtbank veroordeelt het college in de door eisers 2 gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.004,– (1 punt voor het bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting). Ook moet het college het door eisers 2 betaalde griffierecht vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van P.L.M.M. Mulders, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

BIJLAGE – Relevante regelgeving

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 2
1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
het verzekeren van de veiligheid op de weg;
het beschermen van weggebruikers en passagiers;
het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
2. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot:
het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
(…)
Artikel 15
(…).
Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer
Artikel 21
De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.