ECLI:NL:RBOBR:2018:481

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
1 februari 2018
Zaaknummer
17/1647 EINDUITSPRAAK
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor huisvesting en bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 2 februari 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende. Eiseres had in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen een besluit van 16 oktober 2014, waarin de directeur van de Samenwerking A2-gemeenten meedeelde dat verweerder geen verantwoordelijkheid meer droeg voor de huisvesting van eiseres, omdat zij zelf huisvesting had gevonden. Eiseres heeft meerdere keren beroep ingesteld tegen de besluiten van verweerder, waarbij de rechtbank in eerdere uitspraken het beroep gegrond verklaarde en verweerder opdroeg om nieuwe besluiten te nemen.

Tijdens de zitting op 8 augustus 2017 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl verweerder niet aanwezig was. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 2 november 2017 verweerder de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft echter aangegeven geen gebruik te maken van deze gelegenheid. In de einduitspraak oordeelt de rechtbank dat verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres zelf in haar huisvesting heeft voorzien en dat de zorgplicht van verweerder is vervallen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, en veroordeelt verweerder tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 17/1647 EINDUITSPRAAK

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: M.G.J. Koenen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 oktober 2014 (het primaire besluit) heeft de Directeur Samenwerking A2-gemeenten (de directeur) eiseres meegedeeld dat verweerder geen verantwoordelijkheid meer draagt voor de huisvesting van eiseres omdat zij zelf huisvesting heeft gevonden.
Bij besluit van 21 april 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiseres, voor zover dat ziet op de bevoegdheid van de directeur, gegrond verklaard en voor het overige ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld (SHE 15/1358).
Bij uitspraak van deze rechtbank van 29 december 2015 is het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen, met inachtneming van wat in die uitspraak is overwogen.
Bij besluit van 12 april 2016 heeft verweerder het bezwaar voor de tweede keer ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld (SHE 16/1592).
Bij uitspraak van deze rechtbank van 11 januari 2017 is het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen, met inachtneming van wat in die uitspraak is overwogen.
Bij besluit van 25 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar voor de derde keer ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft voor het verweer verwezen naar de stukken.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is niet op de zitting verschenen.
Bij tussenuitspraak van 2 november 2017 heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak het geconstateerde gebrek te herstellen, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak laten weten dat hij geen gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij alles wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder nog steeds niet voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres zelf in haar huisvesting heeft voorzien en hij niet meer verantwoordelijk is voor haar huisvesting. Ook in het derde besluit op bezwaar is onduidelijk gebleven waarop verweerder zijn standpunt heeft gebaseerd dat zijn zorgplicht is vervallen zodra eiseres zelf in haar woonruimte heeft voorzien. Ook is nog steeds niet voldoende gemotiveerd waarom verweerder ervan uitgaat dat eiseres zelf in haar woonruimte heeft voorzien in weerwil van de herhaalde mededelingen van eiseres en haar moeder dat zij alleen tijdelijk bij haar moeder mocht verblijven en de in de uitspraak van de rechtbank van 11 januari 2017 aangehaalde e-mail van 11 maart 2014 van M. Habraken.
Ook heeft verweerder nog steeds niet inzichtelijk gemaakt wat de wettelijke grondslag is voor de belangenafweging die verweerder heeft verricht bij de afweging om de broers van eiseres met hun gezinnen wel woningen aan te bieden en eiseres niet. De rechtbank verwijst op dit punt naar de overwegingen uit de tussenuitspraak.
3. Verweerder heeft de rechtbank laten weten dat hij geen gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond. Het bestreden besluit is wederom niet voldoende gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit dan ook wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om verweerder op te dragen eiseres een woonruimte toe te wijzen binnen zes weken op straffe van een dwangsom, zoals eiseres heeft verzocht. Het is aan verweerder om weer een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Verweerder moet die nieuwe beslissing nemen met inachtneming van deze einduitspraak en de tussenuitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze einduitspraak.
4. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder het griffierecht aan eiseres vergoedt.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Die kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,– (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het naar de zitting komen met een waarde per punt van € 501,– en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
- draagt verweerder op om het betaalde griffierecht van € 168,– aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002,–.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Dworakowski-Kelders, rechter, in aanwezigheid van
P.L.M.M. Mulders, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze einduitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze einduitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.