ECLI:NL:RBOBR:2018:4729

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
01/994024-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift door rechtspersoon met betrekking tot valse facturen en urenverantwoordingen voor goede-doelenstichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 september 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon die zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. De verdachte, een rechtspersoon gevestigd in 's-Hertogenbosch, heeft in de periode van januari 2008 tot en met oktober 2012 een groot aantal valse facturen opgemaakt en de bijbehorende urenverantwoordingen niet correct beschreven. Deze facturen waren gericht aan verschillende goede-doelenstichtingen, en via deze valse facturen zijn aanzienlijke bedragen onttrokken aan de stichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal € 2.041.128 heeft gedeclareerd, waarvan een deel als onterecht is aangemerkt. De rechtbank legt een geldboete van € 150.000 op, waarbij zij rekening houdt met de ernst van de feiten en de maatschappelijke verwachtingen omtrent de besteding van middelen door goede-doelenstichtingen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om tot een bewezenverklaring te komen, gehonoreerd, en heeft de verdediging verworpen die stelde dat de facturen niet vals waren opgemaakt. De rechtbank concludeert dat de verdachte opzettelijk vage omschrijvingen heeft gebruikt om de werkelijke aard van de werkzaamheden te verhullen, en dat dit in strijd is met de wetgeving omtrent ANBI-status.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/994024-16
Datum uitspraak: 28 september 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte rechtspersoon] ,

gevestigd te [plaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 juni 2017, 5 december 2017, 29 augustus 2018, 30 augustus 2018 en 14 september 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 februari 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van de maand
januari 2008 tot en met de maand oktober 2012 in de gemeente
's-Hertogenbosch, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen,
5, in elk geval een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens)
afkomstig van haar, verdachte en gericht aan [stichting 1]
(DOC-0079 2/3, DOC-0089 2/3, DOC-0097 2/3, DOC-0106 2/3, DOC-0113
2/3) en/of 5, althans een of meer (aan die factu(u)(ren) ten grondslag
liggende) urenverantwoording(en) (DOC-0079b,DOC-0089b, DOC-0097b, DOC-0106b, DOC-0113b) en/of
5, in elk geval een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens)
afkomstig van haar verdachte en gericht aan [stichting 2] (DOC-0081
2/3, DOC-0093 2/3, DOC-0102 2/3, DOC-0104 2/3, DOC-0114 2/3) en/of 2, althans
een (aan de factu(u)r(en) DOC-0081 2/3 en/of DOC-104 2/3 ten grondslag
liggende) urenverantwoording(en) (DOC-0081b en DOC-0104b) en/of
4, in elk geval een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens)
afkomstig van haar, verdachte en gericht aan [stichting 3]
(DOC-0083 2/3, DOC-0092 2/3, DOC-0095 2/3, DOC-0108 2/3) en/of 4, althans een
of meer (aan die factu(u)(ren) ten grondslag liggende) urenverantwoording(en)
(DOC-0083b, DOC-0092b, DOC-0095b, DOC-0108b) en/of
4, in elk geval een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens)
afkomstig van haar, verdachte en gericht aan [stichting 4] (DOC-0085
2/3, DOC-0087 2/3, DOC-0100 2/3, DOC-0110 2/3) en/of 4, althans een of meer
(aan die factu(u)(ren) ten grondslag liggende) urenverantwoording(en)
(DOC-0085b, DOC-0087b, DOC-0100b, DOC-0110b),
(telkens) zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs
van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt, althans heeft
vervalst, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken,
immers hebben/heeft zij, verdachte, en/of (een of meer van) haar
medeverdachte(n) toen aldaar (telkens) valselijk en/of in strijd met de
waarheid -zakelijk weergegeven-
= in die factu(u)r(en) voornoemd (telkens) (een) hoger(e) honorarium/honoraria
vermeld, althans doen of laten vermelden dan waarop zij verdachte en/of (een of meer van) haar medeverdachte(n) in werkelijkheid recht had(den) en/of
= in die (aan die factu(u)r(en) voornoemd ten grondslag liggende)
urenverantwoording(en) voornoemd (telkens) meer uren vermeld en/of gedeclareerd, althans doen of laten vermelden en/of declareren dan in werkelijkheid door haar, verdachte en/of (een of meer van) haar medeverdachte(n) werd(en) gemaakt en/of te declareren uren en/of vergoeding(en) vermeld, althans doen of laten vermelden, die in werkelijkheid niet aan de Stichting(en) voornoemd in rekening gebracht had(den) mogen worden, althans niet in rekening gebracht had(den) mogen worden tegen de/het gehanteerde tarief/tarieven en/of
= de te hoge tarieven en/of de teveel gedeclareerde uren (telkens) in die
factu(u)r(en) en/of in die (aan die factu(u)r(en) voornoemd ten grondslag
liggende) urenverantwoording(en) (telkens) versluierd, althans doen of laten
versluieren, door het weglaten, althans doen of laten weglaten van een
omschrijving van de werkzaamheden in die factu(u)r(en) en/of door het
hanteren, althans doen of laten hanteren van (een) vage omschrijving(en) in
die (aan die factu(u)r(en) voornoemd ten grondslag liggende)
urenverantwoording(en) en/of
= in die factu(u)r(en) voornoemd (telkens) de algemene en/of onduidelijke en/of vage termen: "voor verrichte werkzaamheden" over een bepaalde periode vermeld, althans doen of laten vermelden, waardoor werd verhuld en/of versluierd welke soort werkzaamheden en/of hoeveel werkzaamheden het betrof en/of tegen welk tarief de werkzaamheden werden verricht;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Geldigheid dagvaarding.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat onduidelijk is wat verdachte wordt verweten zodat de tenlastelegging op dat punt nietig is. In de tenlastelegging is niet omschreven waaruit de valsheid bestaat.
De rechtbank verwerpt dit verweer. In de tenlastegelegde periode heeft [verdachte rechtspersoon] 75 facturen gestuurd aan de stichtingen. Van deze 75 facturen staan 18 facturen op de tenlastelegging. De valsheid van de facturen is blijkens de tenlastelegging, gelezen in samenhang met het dossier, gelegen in het feit dat uit de facturen niet is op te maken op welke werkzaamheden de facturen zien. Het gaat om vaagheid van de vermelde werkzaamheden op de facturen, versluiering van het hoge honorarium en het ophogen van facturen. Tevens gaat het om de beschuldiging dat de telkens aan de desbetreffende factuur ten grondslag liggende urenverantwoording in strijd met de werkelijkheid, onjuist en/of vaag en versluierd zijn opgemaakt.
De raadsvrouw heeft een uitgebreid inhoudelijk verweer gevoerd waaruit zondermeer valt af te leiden dat de tenlastelegging voor de verdediging voldoende duidelijk was.
De bevoegdheid van de rechtbank.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen.
Schorsing van de vervolging.
Er zijn geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan

Bronnen.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de volgende processtukken:
-het eindproces-verbaal met codenaam [onderzoeksnaam] van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Eindhoven, met dossiernummer: 52345 van 1 december 2015, met bijlagen;
-de stukken van de rechter-commissaris;
-het aanvullend proces-verbaal AMB 0047 met bijlagen 190116,
-de processen-verbaal AMB 0033a en 0034a en BOB 9;
-de processen-verbaal AMB 0049-0051 en 0052 met bijlagen, VOR 10-14 en
doc 0277-0283; en
-de op verzoek van de raadsvrouw toegevoegde stukken.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het standpunt officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen van het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van valsheid in geschrift van de facturen en urenverantwoordingen. Het verwijt houdt in dat de gefactureerde bedragen uitzonderlijk hoog zouden zijn binnen de goede doelenwereld, de facturen zouden te ongespecificeerd zijn. Deze kenmerken van de facturen en de mogelijkheid dat tegen het daarin gehanteerde tarief en ongespecificeerd volgens de ANBI regelgeving niet gedeclareerd mocht worden, maakt die declaraties nog niet vals. De uren zijn wel degelijk door [medeverdachte 1] in de onderneming van verdachte ten behoeve van de stichtingen gemaakt; sterker nog: [medeverdachte 1] heeft meer uren gemaakt dan dat verdachte bij de stichtingen gedeclareerd heeft. Uit dit laatste volgt ook de weerlegging van de beschuldiging dat de declaraties voor met name de [stichting 1] uren zouden bevatten die niet door [medeverdachte 1] gemaakt zouden zijn. [medeverdachte 1] maakte voor de [stichting 1] uren, minimaal ter waarde van € 5.000,- per kwartaal en dat werd dan ook door verdachte gedeclareerd. Dat de urenverantwoording daarmee niet correspondeerde komt slechts omdat [medeverdachte 1] namens verdachte een globaal vast bedrag had afgesproken met deze stichting.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat er sprake is van een dubbele vervolging nu zowel verdachte als rechtspersoon en de heer [medeverdachte 1] als directeur van [verdachte rechtspersoon] en als secretaris/penningmeester van de vier goede doelenstichtingen als verdachte zijn aangemerkt.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage bewezen dat verdachte facturen en de aan die facturen ten grondslag liggende urenverantwoordingen valselijk heeft opgemaakt.

bewijsoverwegingen

Uit het dossier blijk het volgende:
[verdachte rechtspersoon] is in september 2000 opgericht door [medeverdachte 1] (medeverdachte), die sindsdien directeur is.
[medeverdachte 1] was eind 1997 door [medeverdachte 2] gevraagd om als secretaris/penningmeester bij de [stichting 4] en [stichting 3] te komen werken. Later werd hij ook secretaris/penningmeester van de nieuw opgerichte [stichting 2] en [stichting 1] . [medeverdachte 2] , werkzaam als partner bij [bedrijf 2] , was voorzitter van deze vier stichtingen.
De vier stichtingen waren de enige klanten van het bedrijf.
De uren die verdachte werkte bij deze stichtingen werden door [verdachte rechtspersoon] gedeclareerd. [medeverdachte 1] mocht van [medeverdachte 2] zijn werk tegen commercieel tarief declareren.
In de periode van januari 2008 tot en met oktober 2012 werden door [verdachte rechtspersoon] 75 facturen gedeclareerd aan de stichtingen met een totaalbedrag van € 2.041.128. Op de facturen staat steeds een algemene omschrijving “voor verrichte werkzaamheden”. [medeverdachte 1] maakte deze facturen op. In de administratie van [verdachte rechtspersoon] was wel een urenverantwoording, echter deze diende enkel en alleen om de facturen op te maken. Deze urenverantwoordingen waren ook niet gespecificeerd.
Als secretaris/penningmeester controleerde [medeverdachte 1] de projecten. Hij controleerde echter niet de door [bedrijf 2] opgemaakte facturen voor de door [medeverdachte 2] ten behoeve van de stichtingen gemaakte uren. Hij heeft daarover verklaard “controle zou de onderlinge chemie beschadigen”. Ook de facturen van [verdachte rechtspersoon] zelf werden niet gecontroleerd. De hoogste kostenposten van de stichtingen, te weten de facturen van [bedrijf 2] en van [verdachte rechtspersoon] , werden derhalve niet gecontroleerd.
Uit de urenverantwoordingen in de periode 2008 tot en met 2012 valt niet op te maken wat voor werkzaamheden [medeverdachte 1] heeft verricht. In de urenverantwoording zijn vage omschrijvingen gebruikt. Door deze vage omschrijvingen is niet te controleren of hij die uren wel voor de (betreffende) stichting heeft gewerkt en ook niet onder welke noemer die gewerkte uren vielen of zouden behoren te vallen.
Uit de facturen, opgemaakt aan de hand van de vage urenverantwoordingen, is dit evenmin af te leiden, nu daarop enkel werd vermeld “voor onze werkzaamheden in de periode”, en soortgelijke omschrijvingen.
De facturen hebben een bewijsbestemming. Het totaal van de gefactureerde bedragen vormt de omzet, en aldus zijn de facturen de bron daarvoor. De urenverantwoording heeft een bewijsbestemming als bron voor de facturen.
[medeverdachte 1] heeft de urenverantwoordingen en de aan de hand daarvan opgemaakte facturen in deze vorm opgemaakt dan wel onder zijn verantwoordelijkheid en met zijn goedkeuring doen opmaken, en ze daarmee opzettelijk vaag gehouden. Hij heeft daarover verklaard dat er nooit een specificatie met de facturen werd meegezonden naar de stichtingen. Er was volgens hem geen noodzaak voor een gespecificeerde vastlegging, er was vanuit de stichtingen ook nooit naar gevraagd.
[medeverdachte 1] had er belang bij dat de facturen en urenverantwoording geen duidelijkheid verschaften. Door deze vage omschrijving werd verhuld welke werkzaamheden werden verricht, of die werkzaamheden wel gedeclareerd mochten worden en of het door [verdachte rechtspersoon] voor de gestelde werkzaamheden gehanteerde tarief passend was. Er was derhalve geen controle mogelijk over de uren:
- De belastingdienst kon niet controleren of werd voldaan aan de voorwaarden van de ANBI-status van de stichtingen.
- De stichtingen konden niet controleren of de uren daadwerkelijk waren besteed aan de stichtingen en evenmin waaraan deze concreet waren besteed.
De rechtbank neemt hierbij tevens in aanmerking dat is verklaard dat in verband met de tussen [medeverdachte 1] en de voorzitter van de stichtingen, [medeverdachte 2] , geldende vertrouwensband de facturen niet werden gecontroleerd.
Artikel 41a lid 1 sub 1 van de Uitvoeringsregeling Inkomstenbelasting 2001 vermeldt dat
“de betreffende ANBI-voorwaarde inhoudt dat de administratie van de instelling zodanig is ingericht dat daaruit duidelijk blijkt van de aard en de omvang van de aan de afzonderlijke leden van het orgaan van de instelling, dat het beleid bepaalt, toekomende onkostenvergoedingen en vacatiegelden.”
De toelichting van de Uitvoeringsregeling Inkomstenbelasting 2001vermeldt:
“Het doel van de regeling moet echter altijd in het oog worden gehouden: het waarborgen dat de door de instelling bijeengebrachte middelen daadwerkelijk en controleerbaar ten behoeve van de -het algemeen nut betreffende- doelstelling worden ingezet”.
Valselijk opmaken in de zin van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.
De Hoge Raad heeft in het arrest ECLI:NL:HR:2008:BB6354 het navolgende beslist:
“Uit deze bewijsmiddelen volgt dat [bedrijf A] wat betreft de aan de daarin genoemde afnemers geleverde producten op de in verband daarmee opgemaakte facturen verhulde wat in werkelijkheid werd geleverd, zulks door in plaats van de naam van de geleverde producten een algemene omschrijving daarvan op die facturen te vermelden, terwijl de verdachte daaraan feitelijk leiding gaf. Nu, naar uit de bewijsmiddelen moet worden afgeleid, dit verhullen geschiedde met het opzet om de effectieve toepassing van de wet- en regelgeving inzake de diergeneesmiddelenvoorziening te ontgaan, moet dit verhullen in een geval als het onderhavige, gelet op de in deze wetgeving neergelegde regels over registratie en controle van diergeneesmiddelen, worden aangemerkt als het valselijk opmaken in de zin van art. 225 Sr.”
Ten aanzien van de facturen van [verdachte rechtspersoon] aan de stichtingen:
Op de facturen is steeds vermeld “voor onze werkzaamheden in de periode”.
Door deze vage omschrijving werd verhuld welke werkzaamheden werden verricht. Ook op de aan de facturen ten grondslag liggende urenverantwoording is niet omschreven welke werkzaamheden werden verricht.
Nu dit verhullen geschiedde met het opzet om de toepassing van de ANBI-regelgeving te ontgaan moet dit verhullen in een geval als het onderhavige, gelet op de in deze wetgeving neergelegde regels over registratie en controle, worden aangemerkt als het valselijk opmaken in de zin van art. 225 Sr.
Verdachte heeft derhalve de facturen valselijk opgemaakt.
Het verweer van de raadsvrouw inhoudende dat de facturen niet valselijk zijn opgemaakt door het enkele gegeven dat de omschrijvingen op de facturen summier zijn, wordt door de rechtbank dan ook verworpen.
Ten aanzien van de facturen die door verdachte zijn opgemaakt voor de [stichting 1] heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij deze ophoogde tot een bedrag van € 5.000,= per kwartaal in de gevallen dat de door hem geschreven uren tot een lager bedrag zouden leiden.
Uit zijn verklaring volgt dat naast de vaagheid van de facturen deze facturen ook inhoudelijk vals zijn, nu aan een deel van de gedeclareerde uren geen geboekstaafde werkzaamheden ten grondslag liggen. Waar verdachte de functie van secretaris/ penningmeester vervulde binnen de stichtingen en daarmee bij uitstek op dit gebied zijn verantwoordelijkheden had, houdt de rechtbank het ervoor dat tegenover de aldus opgehoogde facturen geen (declarabele) werkzaamheden zijn verricht. De stelling dat hij hierover met anderen, waaronder [medeverdachte 2] , afspraken had gemaakt maakt dit niet anders. Nog daargelaten dat zo’n afspraak de valsheid van het in rekening brengen van niet gewerkte, althans kennelijk niet declarabel gewerkte, uren niet opheft, wordt het bestaan van dergelijke afspraken niet bevestigd door enige vastlegging hiervan noch door enig ander bewijsmiddel in het dossier en zijn deze ook overigens niet aannemelijk geworden. De rechtbank wijst dit verweer daarom af.
Kan de gedraging aan [verdachte rechtspersoon] worden aangerekend:
Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
  • het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
  • de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon,
  • de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf,
  • de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
De rechtbank is mede gelet op de omstandigheid dat de aan de ten laste gelegde feiten ten grondslag liggende gedragingen, gedragingen betreffen van [medeverdachte 1] als werknemer in de onderneming van verdachte, maar ook als enig bestuurder van verdachte, van oordeel dat voldaan is aan voormelde voorwaarden zodat de gedragingen aan [verdachte rechtspersoon] dienen te worden toegerekend en [verdachte rechtspersoon] als verdachte (naast [medeverdachte 1] als medeverdachte) kan worden aangemerkt.
Medeplegen:
Heeft verdachte dit feit tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] gepleegd?
De rechtbank meent dat hiervan geen sprake is en overweegt hiertoe het volgende.
[verdachte rechtspersoon] is een eenmans-BV. Verdachte is daarin directeur- enig aandeelhouder en enig werknemer. De natuurlijke persoon verdachte [medeverdachte 1] is juridisch te onderscheiden van zijn BV. In beginsel zou [medeverdachte 1] in persoon bewust en nauw kunnen samenwerken met zijn BV. Nu het hier evenwel een eenmans-BV is zou dit feitelijk inhouden dat hij in persoon bewust en nauw samenwerkt met zichzelf, zij het in een andere hoedanigheid. Aangezien alle handelingen in verband met het ten laste gelegde van zowel [medeverdachte 1] in persoon als van [medeverdachte 1] werkzaam ten behoeve van de BV feitelijk geheel samenvallen, kan naar het oordeel van de rechtbank in zo’n constellatie geen sprake zijn van een bewuste en nauwe samenwerking als hier aan de orde, en daarmee van het medeplegen tussen die twee.
Dit laat onverlet, dat in beginsel zowel verdachte [medeverdachte 1] als [verdachte rechtspersoon] als eigenstandige entiteit met een eigen strafrechtelijke aansprakelijkheid, als daders kunnen worden geduid.
Dubbele vervolging?
Ten aanzien van het verweer van dubbele vervolging nu naast [medeverdachte 1] ook de rechtspersoon als verdachte is aangemerkt overweegt de rechtbank het volgende:
De rechtbank geeft zich er rekenschap van dat met de simultane vervolging van de directeur/enig aandeelhouder van een éénpersoonsvennootschap en die rechtspersoon zelf, sprake is van een gecumuleerde vervolging, welke – ofschoon wettelijk toegelaten – toch onredelijk kan zijn, nu dit ertoe kan leiden dat de directeur/ enig aandeelhouder feitelijk twee maal in zijn vermogen wordt getroffen.
De rechtbank komt in het voorliggende geval niet tot het oordeel dat officier van justitie op dit punt niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in de vervolging van medeverdachte [medeverdachte 1] dan wel van [verdachte rechtspersoon] .
De rechtbank zal wel om voornoemde reden extra behoedzaamheid betrachten bij het oordeel omtrent een passende straftoemeting.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit het voorbereidend onderzoek is naar voren gekomen dat medeverdachte [medeverdachte 1] de ten laste gelegde en bewezen verklaarde gedragingen van verdachte [verdachte rechtspersoon] daadwerkelijk bewust heeft bevorderd, en dat de rechtspersoon is opgericht teneinde daarin uitbetalingen van de frauduleuze declaraties te laten vallen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van de maand januari 2008 tot en met de maand oktober 2012 in de gemeente
's-Hertogenbosch,

5 facturen, volgens factuuropdruk telkens afkomstig van [verdachte rechtspersoon] en gericht aan [stichting 1] , DOC-0079 2/3, DOC-0089 2/3, DOC-0097 2/3, DOC-0106 2/3, DOC-0113 2/3 en 5 aan die facturen ten grondslag liggende urenverantwoordingen, DOC-0079b,DOC-0089b, DOC-0097b, DOC-0106b, DOC-0113b en

5 facturen, volgens factuuropdruk telkens afkomstig van [verdachte rechtspersoon] en gericht aan [stichting 2] , DOC-00812/3, DOC-0093 2/3, DOC-0102 2/3, DOC-0104 2/3, DOC-0114 2/3 en 2, aan de facturen DOC-0081 2/3 en DOC-104 2/3 ten grondslag

liggende urenverantwoordingen, DOC-0081b en DOC-0104b en

4 facturen, volgens factuuropdruk telkens afkomstig van [verdachte rechtspersoon] en gericht aan [stichting 3] , DOC-0083 2/3, DOC-0092 2/3, DOC-0095 2/3, DOC-0108 2/3 en 4 aan die facturen ten grondslag liggende urenverantwoordingen, DOC-0083b, DOC-0092b, DOC-0095b, DOC-0108b, en

4 facturen, volgens factuuropdruk telkens afkomstig van [verdachte rechtspersoon] en gericht aan [stichting 4] , DOC-0085 2/3, DOC-0087 2/3, DOC-0100 2/3, DOC-0110 2/3 en 4 aan die facturen ten grondslag liggende urenverantwoordingen, DOC-0085b, DOC-0087b, DOC-0100b, DOC-0110b,

telkens zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, telkens valselijk heeft opgemaakt, zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en
onvervalst te gebruiken, immers heeft zij, verdachte toen aldaar telkens valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
= in die facturen voornoemd telkens een hoger honorarium vermeld dan waarop zij, verdachte in werkelijkheid recht had, en
= in die aan die facturen voornoemd, ten grondslag liggende urenverantwoordingen voornoemd telkens meer uren vermeld en gedeclareerd dan in werkelijkheid door haar, verdachte werden gemaakt en
= de te hoge tarieven en/of de teveel gedeclareerde uren telkens in die facturen en/of in die aan die facturen voornoemd ten grondslag liggende urenverantwoordingen telkens versluierd, door het weglaten, van een omschrijving van de werkzaamheden in die facturen en door het hanteren van een vage omschrijving in die aan die facturen voornoemd ten grondslag liggende urenverantwoordingen en
= in die facturen voornoemd telkens de algemene termen: "voor verrichte werkzaamheden" over een bepaalde periode vermeld, waardoor werd verhuld welke soort werkzaamheden en hoeveel werkzaamheden het betrof en tegen welk tarief de werkzaamheden werden verricht;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert voor het feit een geldboete van € 150.000,00.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie heeft in de ontnemingszaak gevorderd de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten bedrage van € 956.931,-- toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging vraagt zich af welk doel de officier van justitie voor ogen heeft met de strafeis. [verdachte rechtspersoon] bestaat nog maar er worden geen werkzaamheden meer verricht. Op het vermogen van de BV is conservatoir beslag gelegd voor de ontnemingsvordering.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de bedrijfseconomische omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan
- valsheid in geschrift door het opmaken van een groot aantal valse facturen en de aan die facturen ten grondslag liggende urenverantwoordingen door daarop geen beschrijving te geven van de verrichte werkzaamheden. Via die facturen werden gelden onttrokken aan door particulieren in het leven geroepen goede-doelenstichtingen waarvan verwacht mocht worden dat zoveel mogelijk financiële middelen aan goede-doelenorganisaties ten goede zou komen waarop deze stichtingen waren gericht. Mede gezien de faciliteiten die via de Belastingdienst door de overheid aan deze stichtingen werden verschaft via de zogenaamde ANBI regelgeving bestonden gerechtvaardigde maatschappelijke verwachtingen dat door middel van het zo laag mogelijk houden van kosten voor deze stichtingen, het profijt vanuit de stichtingen aan die goede-doelenorganisaties maximaal zou zijn. In weerwil van deze verwachtingen heeft verdachte bovenmatige kosten gedeclareerd en daarmee zichzelf verrijkt. Het hoeft geen betoog dat dit ten koste is gegaan van de door de stichtingen beoogde financiële ondersteuning van goede-doelenorganisaties.
De rechtbank acht dit ernstige feiten.
De directeur van verdachte, [medeverdachte 1] , was secretaris en penningmeester van vier goede doelen stichtingen. Van de 24 miljoen euro die in de periode tussen 2008 en 2012 door de stichtingen is besteed, ging de helft op aan kosten. [medeverdachte 1] heeft als penningmeester de facturen goedgekeurd. [verdachte rechtspersoon] heeft in de tenlastegelegde periode een bedrag van € 2.041.128,00 gedeclareerd.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat voor het bewezene een geldboete van € 150.000,00 passend en geboden is.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 23, 24, 51, 57 en 225.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert het misdrijf:

valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon.

De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:

geldboete van € 150.000,00.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. E.M. Vermeulen en mr. M.Th. van Vliet, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.H.C. Persoons, griffier,
en is uitgesproken op 28 september 2018.
Mr. W.F. Koolen is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.