ECLI:NL:RBOBR:2018:4646

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
24 september 2018
Zaaknummer
6778966 MU VERZ 18-294
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen sanctie voor verkeersgedrag vastgesteld door flitspaal

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 september 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Het beroep was gericht tegen de sanctie voor het niet stoppen voor een rood verkeerslicht, dat op 4 juli 2016 om 14:33 uur te Eindhoven is geconstateerd door een buitengewoon opsporingsambtenaar met behulp van een flitspaal. De gemachtigde, mr.drs. C.M.J.E.P. Meerts, heeft het beroep ingesteld en aangevoerd dat de privacy van de betrokkene is geschonden door de gehanteerde controlemethoden, zonder adequate wettelijke grondslag, in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging is geconstateerd met een geautomatiseerd hulpmiddel en dat de sanctie is opgelegd aan de kentekenhouder. De vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie heeft verzocht om het beroep ongegrond te verklaren, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de bepalingen van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en de Wegenverkeerswet 1994 voldoende wettelijke grondslag bieden voor de bevoegdheden die in het geding zijn.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een schending van artikel 8 van het EVRM en dat de gedraging vaststaat. Het beroep is ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. T. van de Woestijne, kantonrechter, bijgestaan door mr. A. van Huet als griffier, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht, Mulderzaken
Locatie : Eindhoven
Zaaknummer : 6778966 MU VERZ 18-294
CJIB-nummer : 19942076
CVOM-nummer : JD985
Uitspraak d.d. : 7 september 2018
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
inzake

[betrokkene] ,

wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
gemachtigde mr.drs. C.M.J.E.P. Meerts.

De procedure

Het beroepschrift is gericht tegen de beslissing van de officier van justitie d.d. 7 februari 2017 ter zake de gedraging niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht, gepleegd op 4 juli 2016 om 14:33 uur te Eindhoven, Anthony Fokkerweg met een personenauto voorzien van het [kenteken] .
De zaak is behandeld op de zitting van 7 september 2018. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

De overwegingen

Gemachtigde heeft beroep ingesteld en daartoe aangevoerd hetgeen is vermeld in het beroepschrift, dat zich bij de stukken van het geding bevindt.
De vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie verzoekt de kantonrechter, gelet op het relaas van de verbalisant, het beroep ongegrond te verklaren.
Gemachtigde is tijdig in beroep gegaan. Voor de betaling van de sanctie en de administratiekosten is zekerheid gesteld. Gemachtigde is derhalve ontvankelijk in het beroep.
Gemachtigde heeft bij fax van 31 augustus 2018 alle eerder aangevoerde gronden ingetrokken en de volgende nieuwe beroepsgrond aangevoerd. De privacy van betrokkene of de bestuurder van het voertuig is volgens de gemachtigde met de gehanteerde werkwijze van de onderhavige controle geschonden, zonder een adequate wettelijke grondslag
als vereist in artikel 8 van het EVRM. Daarom is sprake van strijd met dit Verdragsartikel. De gemachtigde verwijst hierbij naar een aantal uitspraken waaronder een arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:287.
De kantonrechter stelt vast dat de gedraging is geconstateerd door een buitengewoon opsporingsambtenaar met behulp van een geautomatiseerd hulpmiddel (flitspaal). De sanctie is vervolgens opgelegd aan de kentekenhouder.
Naar het oordeel van de kantonrechter, meewegend dat de controle plaatsvindt op de openbare weg, bieden de bepalingen van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en de Wegenverkeerswet 1994, in het bijzonder artikelen 3, tweede lid, en 5 van de WAHV in samenhang met artikel 42 van de Wegenverkeerswet 1994 voldoende wettelijke grondslag voor de hier in het geding zijnde bevoegdheden als vereist in artikel 8 van het EVRM. Gelet hierop is geen sprake van de gestelde schending van artikel 8 van het EVRM.
Gelet op het zaakoverzicht en de foto in het dossier is de kantonrechter voorts van oordeel dat vast staat dat de gedraging is verricht.
De kantonrechter zal het beroep ongegrond verklaren.

De uitspraak

De kantonrechter:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. van de Woestijne, kantonrechter, bijgestaan door
mr. A. van Huet als griffier, en in het openbaar uitgesproken.