Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Bewijs
Op dat moment zag ik dat tevens moeder [verdachte] bij ons was komen staan. Ik zag en voelde dat zij ook de Maxi Cosi vastpakte. Ik zei tegen haar: “ [verdachte] , denk na wat je doet, doe dit niet, als je dit doet ga je de bak in en zie je [slachtoffer] nooit meer”, en woorden van gelijke strekking. (…)
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte heeft niet kunnen uitleggen waarom zij oprecht dacht dat het geoorloofd was om een baby in weerwil van de beschikking uithuisplaatsing van de kinderrechter en tegen de wil van de [Stichting Jeugdbescherming] en de pleegmoeder uit een Maxi Cosi te trekken en vervolgens met deze baby de grens over te vluchten en zich aan de bevoegde autoriteiten te onttrekken. Daar komt nog bij dat verdachte en haar medeverdachte beiden nog steeds als verdachte waren aangemerkt van de mishandeling van hun kind.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
gevangenisstrafvoor de duur van
12 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27
4 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.