ECLI:NL:RBOBR:2018:4600

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 september 2018
Publicatiedatum
19 september 2018
Zaaknummer
C/01/322549 / HA ZA 17-423
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid waterschap voor wateroverlast en zorgplicht

In deze zaak vordert eiseres, een maatschap die een gemengd landbouwbedrijf exploiteert, een verklaring voor recht dat het waterschap De Dommel onrechtmatig heeft gehandeld door zijn zorgplicht niet na te komen, wat heeft geleid tot wateroverlast in 2016. Eiseres stelt dat door de extreme neerslag in juni 2016 haar percelen zijn overstroomd, wat heeft geleid tot schade aan haar gewassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het waterschap verantwoordelijk is voor het beheer van watergangen en dat het moet voldoen aan wettelijke normen voor wateroverlast. Eiseres heeft verschillende verwijten geuit tegen het waterschap, waaronder het niet tijdig nemen van maatregelen, het onvoldoende onderhouden van watergangen en het niet adequaat reageren op weerswaarschuwingen van het KNMI. Het waterschap heeft deze verwijten betwist en aangevoerd dat de extreme neerslag de oorzaak van de wateroverlast was. De rechtbank heeft geoordeeld dat het waterschap niet tekort is geschoten in zijn zorgplicht en dat er geen causaal verband is tussen de gestelde tekortkomingen en de schade van eiseres. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/322549 / HA ZA 17-423
Vonnis van 19 september 2018
in de zaak van
maatschap
[eiseres],
gevestigd te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.M.M. Menu te Tilburg,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP DE DOMMEL,
zetelend te Boxtel,
gedaagde,
advocaat mr. J.J. Jacobse te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiseres] (vrouwelijk enkelvoud) en WDD genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 oktober 2017
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 maart 2018 in deze zaak en in zes andere zaken
  • de faxberichten van 14 mei 2018 van mrs. Menu en Teerink en mr. Pieterse (mede namens mr. Jacobse) waarin zij hun opmerkingen naar aanleiding van het (buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte) proces-verbaal kenbaar maken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.2.
Het beheersgebied van WDD telt 840.000 ingelanden. In het beheersgebied bevinden zich ongeveer 30.000 km aan watergangen in beheer en ongeveer 2.350 km aan watergangen in onderhoud.
In het beheersgebied bevinden zich 44 waterbeheersingsgemalen, 976 stuwen, bodemvallen etc. WDD is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van A-watergangen in zijn beheersgebied. B-watergangen zijn de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de aangrenzende percelen.
2.3.
[eiseres] exploiteert een gemengd landbouwbedrijf, bestaande uit een melkveehouderij en akkerbouwbedrijf in Reusel. De veestapel bestaat uit 200 melkkoeien en 150 stuks jongvee. De ten behoeve van het bedrijf in gebruik zijnde percelen cultuurgrond worden aangewend voor suikerbieten-, maïs- en consumptieaardappelenteelt, gras/hooiwinning en beweiding.
[eiseres] duidt (in de dagvaarding) de suikerbietenpercelen aan met A en B, het maïsperceel met C, het aardappelperceel met D en het graslandperceel met E. In het (hierna nader te noemen 1ste) rapport van Agro Expertiseburo (prod. 6 bij dagvaarding) worden de suikerbietenpercelen aangeduid met Beleven en Bakman, het maisperceel met De Luter, het aardappelperceel en de graslandpercelen met Beekseweg. In het (als prod. 8 bij dagvaarding overgelegde) verslag van het huisbezoek van WDD staat vermeld dat de schadeclaim van [eiseres] betrekking heeft op de percelen kadastraal bekend [kadastraal nummer] , [kadastraal nummer] , [kadastraal nummer] , [kadastraal nummer] , [kadastraal nummer] en [kadastraal nummer] .
2.4.
De suikerbietenpercelen Beleven en Bakman liggen nabij watergang RS9. RS12 is een lange duiker/overkluizing die (via een stuw die het water in natuurgebied het Beleven vasthoudt) in verbinding staat met de RS9 en daarin uitmondt benedenstrooms van stuw RS9-st1. De percelen [kadastraal nummer] , [kadastraal nummer] en [kadastraal nummer] wateren af op de RS9. Perceel [kadastraal nummer] grenst niet aan een A-watergang van WDD maar ligt in de nabijheid van een (niet bij WDD in onderhoud zijnde) schouwsloot. Tegenover de openbare weg aan de noordzijde van [kadastraal nummer] en [kadastraal nummer] ligt een schouwsloot die geen invloed heeft op deze percelen. De schouwsloot aan de andere zijde van [kadastraal nummer] watert af op de RS6. Aan de westzijde van de RS9 bevindt zich een gebied met een verruimd profiel dat bij een hoog peil overtollig water kan bergen en afvoeren. Watergang de Reusel (RS1) begrenst aan de westzijde de percelen [kadastraal nummer] , [kadastraal nummer] , [kadastraal nummer] (en [kadastraal nummer] ). De RS21 is de watergang aan de noordzijde van [kadastraal nummer] en mondt uit in de RS1. De RS7 loopt door perceel [kadastraal nummer] en mondt uit via een stuw aan de westzijde in de RS1. Benedenstrooms en ten noorden van de genoemde percelen bevindt zich stuw RS1-st2.
Perceel de Lut(h)er (kadastraal bekend [kadastraal nummer] ) staat via de RS14 met daarin een lange duiker en stuw RS14-st1, in verbinding met de RS9.
2.5.
Reusel ligt in het uiterste zuidwesten van het beheersgebied van WDD. In de periode van 30 mei tot 1 juli 2016 is in het beheersgebied van WDD heel veel neerslag gevallen. De hoeveelheid neerslag die in het gebied Reusel, Beerze en Ekkersrijt gevallen is op 12 en 13 juni 2016 is meer dan, of in ieder geval gelijk aan, de gemiddelde hoeveelheid die valt in de hele maand juni. De neerslag heeft de hele maand juni voortgeduurd. In de buurt van Reusel is in de periode 30 mei – 1 juli 2016 300 mm neerslag gevallen. Er waren drie piekperiodes: 30 mei-2 juni, 12-13 juni en 23 juni.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert samengevat - een verklaring voor recht dat WDD jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld doordat WDD zijn wettelijke onderhouds- en beheersverplichtingen niet tijdig en niet deugdelijk is nagekomen, waardoor wateroverlast is ontstaan in 2016, alsmede dat WDD aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade, met veroordeling van WDD tot vergoeding daarvan op te maken bij staat, een en ander vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
WDD voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat WDD zijn zorgplicht heeft geschonden door niet tijdig en/of onvoldoende maatregelen te treffen ter voorkoming en beperking van de wateroverlast en de daardoor ontstane schade. Zij stelt dat in de maand juni 2016 haar suikerbietenpercelen tot drie maal toe deels onder water zijn komen te staan, en het aardappelperceel en het graslandperceel zijn overstroomd, waardoor de gewassen en het grasland schade hebben geleden. Onder verwijzing naar het deskundigenrapport van ing. P.J.A. Wilders van Agro Expertiseburo (hierna: Agro) van 4 oktober 2016 en het aanvullend rapport van Agro van 26 februari 2018 stelt [eiseres] dat WDD zijn zorgplicht heeft geschonden door:
niet te voldoen aan de NBW-richtlijn
geen actie te ondernemen naar aanleiding van de melding code oranje van het KNMI
na te laten de waterhuishoudingsproblematiek rondom het bedrijf van [eiseres] te onderzoeken en op te lossen
stuwen en sluizen onvoldoende en niet-tijdig te laten zakken
watergangen onvoldoende op te schonen, te maaien en te onderhouden
het water onvoldoende af te voeren
de afvoer van water tegen te houden met een stuw om natuurgebied Het Beleven nat te houden en de hogere waterstand in het natuurgebied.
Op de comparitie is door [eiseres] voorts nog aangevoerd dat WDD zijn zorgplicht heeft geschonden door het gebied waar haar percelen zijn gelegen als waterbuffer te gebruiken en aldus bewust onder water te laten lopen om te voorkomen dat het water in het natuurgebied terecht zou komen. De rechtbank zal dit punt bespreken als stelling h.
4.2.
WDD bestrijdt dat hij niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Bovendien ontbreekt volgens WDD het causaal verband tussen de gestelde schending van de zorgplicht en de schade. Volgens WDD heeft de extreme neerslag in juni 2016 de wateroverlast bij [eiseres] veroorzaakt. Ook is er volgens WDD sprake van eigen schuld. Ter ondersteuning van zijn verweren heeft WDD een deskundigenrapport overgelegd van ing. J.J. Velthuijs van Lemkes & Velthuijs BV (hierna: Velthuijs) van 8 september 2017.
Daarnaast stelt WDD zich op het standpunt dat [eiseres] in haar vordering
niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor zover deze is gebaseerd op de onder g. genoemde verwijten omdat de aanwezigheid van de stuw in natuurgebied Het Beleven en de aanleg en inrichting van dat natuurgebied berusten op bestuursrechtelijke besluiten die formele rechtskracht hebben zodat van de rechtmatigheid daarvan moet worden uitgegaan. Voor vergoeding van schade als gevolg van een dergelijk besluit dient [eiseres] het nadeelcompensatietraject te volgen waarin de Verordening Schadevergoeding Waterschap De Dommel voorziet.
4.3.
Het geschil spitst zich ten eerste toe op de vraag of WDD tegenover [eiseres] is tekortgeschoten in zijn zorgplicht als waterbeheerder.
4.4.
Bij de beantwoording van die vraag stelt de rechtbank het volgende voorop.
Op grond van artikel 1 lid 1 van de Waterschapswet heeft een waterschap de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied ten doel. Artikel 1 lid 2 van de Waterschapswet draagt waterschappen onder meer de zorg voor het watersysteem op. Het watersysteem is een samenhangend geheel van één of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken (art. 1.1. Waterwet). Bij de uitoefening van zijn taken moet het waterschap rekening houden met verschillende waterstaatkundige belangen. [eiseres] geeft die belangen te beperkt weer. Zij stelt dat waterschappen de stand van het oppervlaktewater en grondwater moeten beheren, opdat de ingelanden geen schade zullen ondervinden van een overmatige toevloed van hemel- of oppervlaktewater of door uitdroging van landbouwgronden. Waterschappen moeten echter meer belangen in aanmerking nemen. Gelet op artikel 2.1. van de Waterwet is het waterbeheer gericht op voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
4.5.
De rechtbank zal hierna op de afzonderlijke stellingen ingaan.
Ad. a. schending van de normen voor wateroverlast
4.6.
[eiseres] stelt zich kennelijk op het standpunt dat de waterhuishouding in het werkgebied van WDD niet voldoet aan de normen opgenomen in de NBW-richtlijn.
4.7.
WDD stelt dat niet voor alle (delen van de) percelen van [eiseres] een NBW-norm geldt. Van perceel [kadastraal nummer] (gras/aardappelen) is minimaal 1/3 deel normloos, van perceel [kadastraal nummer] (gras) is ongeveer ¼ deel normloos en van perceel [kadastraal nummer] (suikerbieten) is ongeveer 80% normloos. Onder verwijzing naar het rapport van Velthuis stelt WDD voorts dat in 2013 en 2017 een systeemtoets is uitgevoerd waaruit volgt dat de watergangen voldoen aan de normafvoer.
WDD stelt zich op het standpunt dat wel aan de NBW-richtlijn wordt voldaan.
4.8.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De zorgplicht van een waterschap wordt ingekaderd door wettelijke normen voor wateroverlast. De normen (door partijen aangeduid als NBW-normen) drukken de hoogst toelaatbare kans op overstroming uit.
4.9.
Op grond van artikel 2.8. van de Waterwet worden bij provinciale verordening, met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, normen gesteld met betrekking tot de gemiddelde kans op overstroming van daarbij aangewezen gebieden. Uit de toelichting op deze bepaling blijkt dat deze normen de voor de verschillende vormen van landgebruik hoogst toelaatbare kans op overstroming uitdrukken. Het gaat om het gewenste beschermingsniveau. Uit het gewenste beschermingsniveau worden dimensionering, inrichting en het beheer van het watersysteem afgeleid. Ook worden daar de maatregelen uit afgeleid die moeten worden genomen om het watersysteem aan de norm te laten voldoen (Kamerstukken II 2006/07, 30818, nr. 3, p.93).
4.10.
De normen voor wateroverlast zijn vastgelegd in artikel 2.3. van de Verordening water Noord-Brabant (hierna: de Verordening) en de daarbij behorende bijlage II. Op grond van artikel 2.3 lid 2, aanhef en onder c en d, van de Verordening geldt buiten de bebouwde kom van een gemeente als norm een overstromingskans van 1x per 25 per jaar voor akkerbouw en 1x per 10 jaar voor grasland.
In lid 4 van artikel 2.3 van de Verordening is bepaald dat buiten de bebouwde kom aan sommige gebieden, aangegeven op bijlage II bij de Verordening, geen norm gekoppeld wordt, dan wel een hogere of een lagere norm.
In de toelichting op de Verordening (Provinciaal Blad, 2009, 230) staat dat voor (natuurlijke beekdalen en natuurgebieden geen norm geldt. Het betreft gebieden die behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Daarnaast geldt het zogenaamde maaiveldcriterium. Dat wil zeggen dat een klein gedeelte van het gebied niet aan de norm hoeft te voldoen. Voor grasland is dat 5%, voor akkerbouw 1% en voor bebouwd gebied 0%, aldus de toelichting op de Verordening.
4.11.
WDD heeft gesteld dat uit de systeemtoetsen uitgevoerd in 2013 en in 2017 volgt dat de watergangen (in de nabijheid van de percelen van [eiseres] ) voldoen aan de normafvoer. Dat is door [eiseres] niet weersproken. In het aanvullend rapport van Agro merkt de deskundige op dat de percelen alleen al in juni 2016 drie keer zijn overstroomd en dat er grote twijfel is of de norm wel gehaald wordt. De deskundige vraagt zich voorts af of de toetsen wel deugdelijk zijn uitgevoerd en of de ingevoerde gegevens wel overeenkomstig de werkelijkheid zijn.
4.12.
De rechtbank stelt vast dat in juni 2016 sprake was van extreme neerslaghoeveelheden. In die omstandigheden is de stelling dat de percelen in juni 2016 drie keer zijn overstroomd, wat daar verder ook van zij, onvoldoende om te concluderen dat sprake zou zijn van schending van de normen voor wateroverlast. De door Agro opgeworpen vragen met betrekking tot de deugdelijkheid van de toetsen en de juistheid van de ingevoerde gegevens zijn ook onvoldoende om die conclusie te rechtvaardigen. Dat de toetsen niet deugdelijk zijn en/of de ingevoerde gegevens niet juist zijn, is niet gesteld en/of toegelicht.
Uit de stellingen van [eiseres] volgt dan ook niet dat sprake is van schending van de normen voor wateroverlast. In zoverre heeft [eiseres] niet aan haar stelplicht voldaan.
4.13.
Agro verwijst in zijn rapporten nog naar een afvoernorm van 14 mm per etmaal, welke opgenomen zou zijn in het Cultuurtechnisch Vademecum. Uit het hiervoor opgenomen toetsingskader volgt echter niet dat die norm nog naast de in de Verordening vastgelegde normen afzonderlijk van toepassing is. Bovendien heeft Agro niet gesteld dat aan die norm niet voldaan is. De verwijzing van Agro leidt dus niet tot een ander oordeel.
4.14.
De stelling dat niet is voldaan aan de normen voor wateroverlast (de NBW-normen) mist daarom een voldoende feitelijke grondslag.
Ad. b. niet (tijdig) nemen van maatregelen naar aanleiding van de weerswaarschuwing (code oranje) van het KNMI
4.15.
[eiseres] stelt zich kennelijk op het standpunt dat WDD tijdig actie had moeten ondernemen naar aanleiding van de melding (code oranje) van het KNMI.
4.16.
WDD stelt zich op het standpunt dat niet van hem verwacht mag en kan worden dat hij naar aanleiding van elke waarschuwing van het KNMI actie onderneemt. Ter toelichting voert WDD aan dat de weerswaarschuwingen van het KNMI betrekking hebben op een provincie of een groter deel van het land en extreme neerslag juist zeer lokaal voorkomt. Bovendien krijgt WDD de weerswaarschuwingen pas 24 uur (code oranje) of 12 uur (code rood) van te voren. Anticiperend handelen is niet eenvoudig en vaak ook onwenselijk, gelet op het korte tijdsbestek van de waarschuwingen, de onnauwkeurigheid daarvan, de tijd die de maatregelen vergen en de potentiële kans op schade als de neerslag elders valt of in veel mindere hoeveelheden.
4.17.
Ook deze stelling van [eiseres] slaagt niet.
Door [eiseres] is niet aangegeven wanneer de weerswaarschuwing (code oranje) voor het gebied waarin haar perceel is gelegen door het KNMI is afgegeven. Door mrs. Menu en Teerink is op de zitting (spreekaantekeningen punt 13) slechts in zijn algemeenheid gesteld dat het KNMI waarschuwingen heeft gegeven voor Noord-Brabant op 30 mei 2016 en 2 juni 2016 en voor Limburg op 30 mei 2016, 2 juni 2016 en 7 juni 2016. Evenmin heeft [eiseres] aangegeven welke (concrete) maatregelen WDD, rekening houdend met alle bij het waterbeheer betrokken belangen, had moeten nemen. Ook als het KNMI inderdaad kort voor de wateroverlast een waarschuwing heeft afgegeven voor het betreffende gebied, is dan ook, gelet op de door WDD gegeven toelichting, onvoldoende onderbouwd dat WDD heeft gehandeld in strijd met zijn zorgplicht door geen of onvoldoende maatregelen te nemen.
Ad. c. nalaten de waterhuishoudingsproblematiek rondom het bedrijf van [eiseres] te onderzoeken en op te lossen
4.18.
[eiseres] heeft op dit punt verwezen naar het arrest West-Friesland/Kaagman en ter toelichting aangevoerd dat van WDD verwacht mag worden dat hij meteen een onderzoek instelt als er een klacht binnenkomt en zo nodig maatregelen neemt.
In alinea 7 van de dagvaarding stelt [eiseres] meerdere malen bij WDD te hebben aangegeven last te hebben van de hogere waterstand in het natuurgebied en dat al in 2015 de afspraak gemaakt is dat een hydroloog van WDD de situatie ter plaatse zou bekijken maar door WDD geen actie is ondernomen.
4.19.
Dat [eiseres] , zoals zij stelt, meerdere malen heeft aangegeven bij WDD last te hebben van hogere waterstanden in het natuurgebied, wordt door WDD betwist.
WDD stelt één verzoek te hebben ontvangen om onderzoek te doen naar de invloed van het natuurgebied Het Beleven op perceel [kadastraal nummer] . Dit onderzoek is uitgevoerd en de conclusie is vastgelegd in een memo (als prod. 6 bij cva overgelegd) van 29 april 2015 van hydroloog [naam hydroloog] . Onder verwijzing naar dit memo is van de zijde van WDD op de comparitie verklaard dat het grondwaterpeil (door de maatregelen) niet is gestegen en de waterafvoer niet is gewijzigd. In het memo is geconcludeerd dat er geen vernatting heeft plaatsgevonden op dat perceel als gevolg van de werkzaamheden bij Het Beleven. WDD stelt dat de uitkomst van dit onderzoek ook geldt voor de percelen [kadastraal nummer] en [kadastraal nummer]
Dat er sprake is van een (andere) afspraak als door [eiseres] gesteld, die niet zou zijn nagekomen, wordt door WDD betwist.
4.20.
De rechtbank overweegt dat uit het arrest West-Friesland/Kaagman (HR 8 januari 1999, NJ 1999, 319) blijkt dat een waterschap adequaat moet reageren op klachten door naar aanleiding daarvan een onderzoek in te stellen en zo nodig, afhankelijk van de uitkomst daarvan, maatregelen te treffen. Dat [eiseres] meerdere malen heeft geklaagd of een verzoek heeft ingediend om maatregelen te nemen, staat niet vast. Dat geldt ook voor de gestelde afspraak in 2015 die niet zou zijn nagekomen. WDD betwist dat en door [eiseres] is dit niet nader onderbouwd.
Vast staat dat WDD onderzoek heeft verricht naar de invloed van het natuurgebied Het Beleven op perceel [kadastraal nummer] . Dat de conclusie van het onderzoek van hydroloog [naam hydroloog] ook geldt voor de door WDD genoemde percelen is door [eiseres] op zichzelf genomen niet betwist. Op de comparitie is zijdens [eiseres] slechts aangevoerd dat WDD in 2013 bij het verkeerde perceel onderzoek heeft gedaan. In het (1ste) rapport van Agro wordt ook melding gemaakt van een onderzoek (door de heer [werknemer WDD] van WDD) waarvan de uitslag gebaseerd was op gegevens van een ander perceel van een andere eigenaar. [eiseres] heeft echter niet nader toegelicht wat deze stelling te maken heeft met de memo uit 2015 waar WDD zich op baseert. Daarmee heeft zij de juistheid van het standpunt van WDD onvoldoende gemotiveerd weersproken.
4.21.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiseres] haar stelling dat WDD zijn zorgplicht heeft geschonden en jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door na te laten de waterhuishouding rondom haar bedrijf te onderzoeken en op te lossen, onvoldoende heeft onderbouwd.
Ad. d. stuwen en sluizen onvoldoende en niet-tijdig laten zakken
4.22.
[eiseres] stelt dat het (verder/eerder) laten zakken van sluizen en stuwen de wateroverlast (en de schade) op haar percelen had kunnen beperken. [eiseres] geeft niet aan welke sluizen en stuwen dit betreft. Nu door WDD onweersproken is gesteld dat er geen sluizen zijn in de nabijheid van de percelen van [eiseres] , neemt de rechtbank aan dat deze stelling (alleen) ziet op stuwbeheer.
4.23.
WDD betwist, onder verwijzing naar het rapport van Velthuijs, dat de stuwen onvoldoende en/of niet tijdig naar beneden zijn gelaten. WDD stelt dat stuw RS9-st2 op 2 juni 2016 met 14 cm is verlaagd. Stuw RS1-st3 werd op 1 juni 2016 40 cm verlaagd en omstreeks 10 juni 2016 nog eens 36 cm. RS1-st4 is op 1 juni 2016 30 cm verlaagd en op 10 juni 2016 nog eens 30 cm. RS1-st2-7 is op 3 juni 2016 verlaagd naar 24.74 m+NAP en RS7-st2 is op 5 juni 2016 verlaagd naar 25.80 m+NAP en pas na de overlast weer verhoogd. Het verlagen van andere stuwen was, gelet op de situatie ter plaatse destijds, niet zinvol, bijvoorbeeld omdat volledige verlaging van RS1-st4 niet tot gevolg had dat opstuwing ter hoogte van de RS1-st3 werd voorkomen. De andere stuwen verderop in de RS1 (RS1-st5-7) zijn niet relevant voor de percelen van [eiseres] omdat deze daarop geen invloed hebben. Voorts blijkt uit de peilgrafieken van stuw RS9-st3 dat de boven- en benedenstroomse waterstand nagenoeg gelijk was, wat betekent dat de afvoer zodanig groot was dat boven- en benedenstrooms een nagenoeg gelijk peil ontstond zodat de stuwstand niet meer relevant was voor het peil bij de percelen van [eiseres] , aldus WDD.
4.24.
Aangezien [eiseres] de verlaging van de hiervoor door WDD genoemde stuwen als door WDD gesteld niet heeft weersproken en ook niet heeft aangegeven welke stuw eerder of verder verlaagd had dienen te worden, is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] haar stelling dat het (verder) verlagen van stuwen de wateroverlast op haar percelen had kunnen beperken, voor wat betreft de in rov. 4.23. genoemde stuwen onvoldoende heeft onderbouwd.
4.25.
De stelling dat het verlagen van stuw RS9-st1, die volgens het rapport van Velthuijs jaarrond op dezelfde stand van 28.53 m +NAP staat, en ook in de periode van de overlast niet is verzet, (wel) een gunstig effect zou hebben gehad op de afwatering, is door [eiseres] , naar het oordeel van de rechtbank, evenmin voldoende onderbouwd. Daarvoor is het volgende van belang.
In het aanvullend rapport van Agro waar [eiseres] naar verwijst, is in reactie op het rapport van Velthuijs opgemerkt dat verlaging van deze stuw de wateroverlast op de percelen Beleven en Bakman had kunnen beperken en dat de percelen aan de Beekseweg minder overlast hadden gehad als de stuwstanden lager gezet zouden zijn. Dit is niet nader toegelicht en dit valt, naar het oordeel van de rechtbank, niet te rijmen met de verklaring van [eiseres] (junior) bij de behandeling op de zitting dat de stuw onder water stond en niet direct iets te maken heeft met (natuurgebied) het Beleven. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat verlaging van een stuw die onder water staat (verdronken is) zinvol is. Dit heeft immers geen effect op de afwatering en zou dus niet geleid hebben tot beperking van de wateroverlast.
4.26.
Dit leidt tot de conclusie dat [eiseres] haar stelling dat WDD zijn zorgplicht heeft geschonden door onjuist (sluis-) en stuwbeheer onvoldoende heeft onderbouwd.
Ad e. watergangen onvoldoende opschonen, maaien en onderhouden
4.27.
Uit het gestelde in de dagvaarding (onder 5 en 8) en het verslag van het huisbezoek (prod. 8 bij dagvaarding) leidt de rechtbank af dat [eiseres] WDD verwijt watergang RS1 pas op 2 juni 2016 gemaaid te hebben.
4.28.
WDD betwist dat de watergangen in de periode voorafgaand aan de overlast overmatig begroeid zouden zijn en de sloten onvoldoende gemaaid waren.
Op de foto’s waarnaar [eiseres] (prod. 4 bij dagvaarding) verwijst is een inundatie te zien, maar daaruit volgt niet dat de watergangen overmatig begroeid zijn of de sloten onvoldoende gemaaid.
De RS1 is op 2 juni 2016 gemaaid volgens planning en ook de overige watergangen zijn gemaaid volgens planning. WDD moet bij zijn maaibeleid rekening houden met de voorkeursperioden die voortvloeien uit de Flora- en Faunawet (per 1 januari 2017 vervangen door de Wet Natuurbescherming) en de Gedragscode Flora- en Faunawet voor waterschappen (hierna: de Gedragscode). De RS1 wordt één keer per jaar gemaaid in periode 3, van 1 juni t/m 15 juli. De RS1 is op 2 juni 2016 gemaaid. Alleen als daartoe een aanleiding bestaat mag worden afgeweken van de in de wet vastgestelde voorkeursperioden. WDD had in 2016 geen aanleiding om eerder te maaien, aangezien er (van de zijde van [eiseres] ) geen verzoeken daartoe werden gedaan. Als WDD wel een dergelijk verzoek had ontvangen, had hij een onderzoek kunnen instellen naar de noodzaak om eerder te maaien dan volgens planning was aangewezen. Indien een extra maaibeurt inderdaad nodig was gebleken had WDD mogelijk, na afweging van alle bij zijn beleid betrokken belangen, kunnen beslissen eerder te maaien, aldus WDD.
4.29.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van WDD, en het ontbreken van een nadere onderbouwing van de zijde van [eiseres] , staat naar het oordeel van de rechtbank niet vast dat sprake was van overmatige begroeiing in de periode waarin de wateroverlast zich voordeed. Maar ook als dat wel het geval was, betekent dat niet zonder meer dat WDD tekort is geschoten in het onderhoud. De onderhoudsplanning voor de RS1 (en de overige watergangen) is in overeenstemming met de Flora- en Faunawet (oud) en de door WDD gehanteerde Gedragscode. WDD heeft de watergang RS1 conform de onderhoudsplanning onderhouden. Dat neemt niet weg dat er omstandigheden kunnen zijn die ertoe leiden dat WDD moet afwijken van de onderhoudsplanning door eerder te maaien. De Gedragscode biedt daar ook ruimte voor. Maaiwerkzaamheden kunnen eerder worden uitgevoerd als dat vanwege de primaire waterschapstaken niet anders kan en met de nodige voorzorg (paragraaf 4.2.3 Gedragscode). Op WDD rust in beginsel geen verplichting om uit eigen beweging te onderzoeken of de begroeiing in de RS1 (en de overige watergangen) nabij de percelen van [eiseres] zodanig is dat het noodzakelijk is om vervroegd te maaien (vgl. HR 9 november 2001, NJ 2002, 446, oude Rijnstromenarrest). [eiseres] heeft geen concrete feiten of omstandigheden genoemd die voor WDD aanleiding hadden moeten zijn om vervroegd te maaien. Als volgens [eiseres] sprake was van een dusdanige begroeiing van de watergang(en) dat er aanleiding was om eerder te maaien dan gepland, lag het op haar weg om WDD daarop te wijzen en te vragen om het maaiwerk vervroegd uit te voeren. Dat [eiseres] een dergelijke melding en/of verzoek (voor 2 juni 2016) heeft gedaan, is gesteld noch gebleken.
4.30.
Op de comparitie is van de zijde van [eiseres] nog aangevoerd dat het maaisel (‘wel twee vrachtwagens’) van de eerste maaibeurt (die plaatsvond direct na de eerste overstroming, dezelfde dag nog) van de Reusel (RS1) bij de tweede overstroming in de watergang voor de stuw terecht kwam, waardoor het water niet weg kon.
Wat [eiseres] daarmee bedoelt is niet duidelijk. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan daaruit niet worden afgeleid dat hier sprake is van een handelen of nalaten van WDD dat als schending van zijn zorgplicht moet worden aangemerkt.
4.31.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiseres] haar stelling dat WDD zijn zorgplicht heeft geschonden door watergangen onvoldoende te onderhouden, op te schonen en te maaien, in het licht van het gemotiveerde verweer van WDD, onvoldoende heeft onderbouwd.
Ad.f. het water onvoldoende afvoeren
4.32.
[eiseres] stelt schade te hebben geleden door onvoldoende afvoer van water. Voor zover [eiseres] heeft aangevoerd dat de afvoer ernstig belemmerd zou zijn door (overmatige) begroeiing, het onvoldoende naar beneden laten van stuwen en het onvoldoende opschonen, maaien en onderhouden van watergangen en sloten verwijst de rechtbank naar hetgeen daarover hiervoor is overwogen.
4.33.
[eiseres] stelt daarnaast dat de afvoer van water wordt tegengehouden met een stuw om het natuurgebied Het Beleven nat te houden waardoor het water niet van haar percelen kan worden afgevoerd. Deze stelling zal hierna worden besproken onder g.
Ad. g. de afvoer van water tegenhouden met een stuw om natuurgebied Het Beleven
nat te houden en de hogere waterstand in het natuurgebied.
4.34.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat sprake is van vernatting van het gebied waar haar percelen zijn gelegen en dat zij last heeft van de hogere waterstand in het natuurgebied en verwijt WDD aldus onvoldoende maatregelen te hebben genomen de wateroverlast op haar percelen te voorkomen of beperken.
4.35.
WDD is van mening dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in de vordering voor zover deze is gebaseerd op het verwijt dat zich bij het natuurgebied Het Beleven een stuw bevindt die bevordert dat het natuurgebied nat gehouden wordt. WDD heeft dit als volgt toegelicht.
De (LOP-)stuwen zijn aangelegd in het kader van realisatie van het project tot herstel van natuurgebied Het Beleven. Voor de werkzaamheden in het kader van dat project is door WDD een keurontheffing verleend bij besluit van 12 november 2008. Dat besluit heeft formele rechtskracht gekregen nadat met voldoende waarborgen omklede bestuurlijke rechtsgangen hebben opengestaan. De uitvoering van het besluit is een rechtmatige overheidsdaad. Degene die meent dat hij schade lijdt als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van waterbeheer, kan (uit hoofde van artikel 7.14 en 7.15 van de Waterwet) vergoeding daarvan vorderen. In de Verordening Schadevergoeding Waterschap De Dommel is bepaald dat een dergelijke vordering thuishoort in het nadeelcompensatietraject.
4.36.
Op de comparitie is de rechtmatigheid van het besluit door [eiseres] erkend.
Naar haar mening ontslaat de rechtmatigheid van een besluit WDD echter niet van zijn zorgplicht. Als WDD ervoor kiest projecten te realiseren (veelal ter verbetering van de natuur) die een nadelige invloed hebben op de afvoer van water, moet WDD extra alert zijn, zorgvuldig handelen en voldoende adequate maatregelen nemen om wateroverlast te voorkomen of te beperken.
4.37.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.38.
Niet in geschil is dat het besluit tot herstel van natuurgebied Het Beleven een rechtmatig besluit is. Uit artikel 7.14 van de Waterwet vloeit voort dat degene die schade lijdt door de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van waterbeheer, in aanmerking komt voor een vergoeding. Artikel 7.15 van de Waterwet bepaalt dat voor de toepassing van artikel 7.14 onder schade mede wordt verstaan schade in verband met wateroverlast of overstromingen, voor zover deze het gevolg zijn van de verlegging van een waterkering of van andere maatregelen, gericht op het vergroten van de afvoer- of bergingscapaciteit van watersystemen. In de Verordening Schadevergoeding Waterschap De Dommel is een procedure opgenomen voor de behandeling van verzoeken om vergoeding van schade als bedoeld in de artikelen 7.14 en 7.15 van de Waterwet. Schade als gevolg van de aanleg en inrichting van het natuurgebied Het Beleven in het kader van herstel daarvan, kan op grond van die regeling voor vergoeding in aanmerking komen. Tegen een besluit op het verzoek om schadevergoeding kan een bezwaarschrift worden ingediend. Tegen een besluit op bezwaar kan beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter. Daarmee staat voor [eiseres] een met voldoende waarborgen omklede specifieke rechtsgang open voor het verhaal van haar (vermeende) schade als gevolg van het besluit tot uitvoering van de werkzaamheden tot herstel van het natuurgebied. Dit geldt voor de gestelde schade als gevolg van de aanleg en inrichting van het natuurgebied in het kader van herstel daarvan, waaronder de aanleg van stuwen in het kader van waterconservering in het gebied. Dat betekent dat de bestuursrechter de bevoegde rechter is. De rechtsgang bij de bestuursrechter biedt voldoende rechtsbescherming. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank als burgerlijke rechter niet bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen voor zover deze betrekking hebben op schade als gevolg van de uitvoering van de bij besluit van 12 november 2008 verleende keurontheffing voor de realisatie van het project tot herstel van natuurgebied Het Beleven. [eiseres] moet in zoverre dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen.
4.39.
[eiseres] stelt zich, zo begrijpt de rechtbank, voorts op het standpunt dat WDD, gegeven de (gestelde) nadelige invloed van de werkzaamheden in het kader van het herstel van het natuurgebied op de afvoer van water, onvoldoende (extra) alert is geweest, onzorgvuldig heeft gehandeld en onvoldoende adequate maatregelen heeft genomen om schade te voorkomen. Als voorbeeld van de te nemen maatregelen noemt zij het frequent(er) verrichten van onderhoudswerkzaamheden en het aanpassen van het waterpeil als dat nodig is. WDD heeft volgens [eiseres] in strijd met zijn zorgplicht en daarmee onrechtmatig gehandeld.
4.40.
De rechtbank is als burgerlijke rechter bevoegd om over deze stelling te oordelen. De rechtbank wijst er allereerst op dat, zoals is overwogen in rov. 4.19, als vaststaand geldt dat er geen sprake is van vernatting van de percelen van [eiseres] en/of van hogere waterstanden in het natuurgebied.
4.41.
Voorts is de rechtbank, zoals overwogen in rov. 4.31, van oordeel dat [eiseres] haar stelling dat WDD zijn zorgplicht heeft geschonden door watergangen onvoldoende te onderhouden, op te schonen en te maaien, in het licht van het gemotiveerde verweer van WDD, onvoldoende heeft onderbouwd.
4.42.
Dat WDD het waterpeil niet of onvoldoende heeft aangepast kan uit de stellingen van [eiseres] niet worden afgeleid. [eiseres] heeft in dit kader aangevoerd dat WDD stuwen en sluizen onvoldoende en niet tijdig heeft laten zakken (het verwijt onder d.). Die stelling is, zoals overwogen in rov. 4.22 t/m 4.26, onvoldoende onderbouwd.
Daarnaast heeft WDD, onder verwijzing naar het rapport van Velthuijs, toegelicht dat zich aan de westzijde van de RS9 een gebied met een verruimd profiel bevindt dat bij een hoog peil overtollig water kan bergen en afvoeren, zodat het aanbod naar het benedenstroomse gebied waarin de percelen van [eiseres] zijn gelegen, getemperd wordt. De aanwezigheid van die voorziening is volgens WDD een aanwijzing dat hij maatregelen heeft genomen om verlaging van de waterstanden bij de percelen van [eiseres] te bevorderen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank door [eiseres] niet, of in ieder geval onvoldoende, weersproken.
4.43.
Aldus heeft [eiseres] haar stelling dat WDD onvoldoende (extra) alert is geweest, onzorgvuldig heeft gehandeld en onvoldoende adequate maatregelen heeft genomen om schade te voorkomen, onvoldoende onderbouwd.
4.44.
Dat WDD zijn zorgplicht heeft geschonden door de afvoer van water tegen te houden door een stuw en/of hogere waterstanden in het natuurgebied, is dan ook niet komen vast te staan.
Ad. h. gebruik van het gebied als waterbuffer
4.45.
Op de comparitie is van de zijde van [eiseres] aangevoerd dat WDD het gebied waarin haar percelen liggen bewust onder water heeft gezet om te voorkomen dat het water in het natuurgebied terecht zou komen. Uit het aanvullend rapport van Agro leidt de rechtbank af dat de deskundige van Agro van mening is dat de percelen van [eiseres] (en anderen) zijn gebruikt als waterbuffer om te voorkomen dat elders wateroverlast kan ontstaan.
4.46.
WDD betwist dat hij het water bewust de percelen van [eiseres] (en anderen) heeft op gestuurd, nog daargelaten dat dit volgens WDD feitelijk ook niet mogelijk is.
4.47.
[eiseres] heeft haar stelling niet nader toegelicht. Zij heeft niet aangegeven welke handelingen WDD heeft verricht of nagelaten om de percelen van [eiseres] bewust onder water te zetten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, gelet op de betwisting van WDD, uit de stellingen van [eiseres] op dit punt niet volgt dat hier sprake is van een handelen of nalaten aan de zijde van WDD waardoor de door de [eiseres] (gestelde) schade is ontstaan.
Conclusie
4.48.
De rechtbank komt tot de conclusie dat WDD tegenover [eiseres] niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht als waterbeheerder. Dat betekent dat WDD alleen al daarom niet aansprakelijk is voor de (gestelde) schade.
4.49.
De rechtbank voegt daaraan toe dat, ook indien één of meer van de stellingen van [eiseres] vast zouden zijn komen te staan en WDD zijn zorgplicht zou hebben geschonden, er onvoldoende grond is voor aansprakelijkheid voor de schade. Vast staat immers dat er in de periode van het schadevoorval sprake was van (zeer) hevige en langdurige regenval en gestegen grondwaterstanden. Uit de stellingen van [eiseres] volgt niet dat dit niet, of in veel mindere mate tot wateroverlast (en schade) had geleid als WDD wel aan zijn zorgplicht had voldaan. Het causaal verband tussen de aan WDD verweten gedragingen en de opgetreden schade is daarmee niet komen vast te staan.
4.50.
[eiseres] wordt ten dele niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen. De vorderingen worden voor het overige afgewezen. Het overigens nog door WDD aangevoerde behoeft daarom niet besproken te worden.
4.51.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van WDD worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht 1.924,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
1.086,00(2,0 punt × tarief € 543,00)
Totaal € 3.010,00
4.52.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vorderingen voor zover deze betrekking hebben op schade als gevolg van de uitvoering van de bij besluit van 12 november 2008 verleende keurontheffing voor de realisatie van het project tot herstel van natuurgebied Het Beleven,
5.2.
wijst de vorderingen voor het overige af,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van WDD tot op heden begroot op € 3.010,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.B. van Daalen, mr. D.J. Hutten en mr. M.E. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2018.