Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 maart 2018
- het proces-verbaal van comparitie van 5 juli 2018.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“Hij( [overledene] , opmerking rechtbank)
gaf toen aan gecremeerd te willen worden en de as uit te laten strooien, zodat er geen gedenkplaats ontstond. Gezien de verhoudingen in de familie leek hem dat namelijk geen goed idee.”In de verklaring van de zus van [gedaagde] staat dat [overledene] heeft gezegd dat hij
“na zijn overlijden zijn as uitgestrooid wilde hebben op het strooiveld bij de DELA.”Voorts heeft [eiseres] tijdens de comparitie verklaard:
“In 2012 had ik met mijn vader een gesprek naar aanleiding van het plotselinge overlijden van een collega van hem van de oliebollenkraam. (…) Mijn vader heeft toen gezegd dat hij geen uitvaartverzekering had en dat hij gecremeerd wilde worden en dat zijn as zou moeten worden uitgestrooid. Ik heb er toen niet over het verwerken van as in een sieraad gehad, maar ik heb wel gezegd: ‘maar wat als ik wat as zou willen houden?’ Zijn antwoord was op zijn Brabants: ‘dan moete da lekker doen’.”Bovendien heeft [overledene] in het Wensenboekje de optie aangekruist dat hij wilde dat zijn as verstrooid zou worden op het verstrooiingsveld bij het crematorium.