Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot verwijzing naar de kantonrechter
- de incidentele conclusie van antwoord.
2.De beoordeling in het incident
3.De beslissing
30 augustus 2018om 09:00 uur,
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak, die diende bij de Rechtbank Oost-Brabant, is op 8 augustus 2018 een vonnis in incident gewezen. De eiseres in de hoofdzaak, aangeduid als [eiseres 2], heeft een vordering ingesteld tegen Philips Nederland B.V. en Koninklijke Philips N.V. met betrekking tot een door Philips toegezegd nabestaandenpensioen aan de ex-echtgenoot van [eiseres 2]. Philips heeft in het incident verzocht om verwijzing naar de kantonrechter, stellende dat deze bevoegd is op grond van artikel 216 van de Pensioenwet. De rechtbank heeft de vordering van Philips toegewezen en geoordeeld dat de vordering van [eiseres 2] onder de reikwijdte van artikel 216 valt, wat betekent dat de kantonrechter bevoegd is om deze zaak te behandelen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat [eiseres 2] in de proceskosten van het incident moet worden veroordeeld, omdat zij de zaak bij de verkeerde rechter had aanhangig gemaakt. De proceskosten zijn begroot op € 543,00. De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken in Eindhoven, waar partijen niet meer verplicht zijn om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. E.J.C. Adang.