Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
[gedaagde sub 5],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 februari 2018 (hierna: het tussenvonnis);
- de akte van de zijde van HHG in reconventie van 28 februari 2018;
- de akte van de zijde van [gedaagde sub 3] in conventie van 28 februari 2018;
- de akte van de zijde van HHG in conventie van 14 maart 2018.
2.De verdere beoordeling
in conventie
3.De beslissing
[gedaagde sub 1] en LACieder voor zich en tevens als groep in de zin van 6:166 BW onrechtmatig hebben gehandeld jegens HHG door margefraude te plegen met feefacturen via LAC (zoals omschreven in r.o. 2.3) en veroordeelt [gedaagde sub 1] en LAC hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan HHG te betalen de schade die HHG dientengevolge heeft geleden nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 4]ieder voor zich en tevens als groep in de zin van 6:166 BW onrechtmatig hebben gehandeld jegens HHG door margefraude te plegen met feefacturen via de Holding (zoals omschreven in r.o. 2.4) en veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 4] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan HHG te betalen de schade die HHG dientengevolge heeft geleden nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
[gedaagde sub 1] , LAC en ZDEieder voor zich en tevens als groep in de zin van 6:166 BW onrechtmatig hebben gehandeld jegens HHG door
tot 15 oktober 2015margefraude te plegen door rondfactureren op onzakelijke gronden (zoals omschreven in r.o. 2.5) en veroordeelt [gedaagde sub 1] , LAC en ZDE hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan HHG te betalen de schade die HHG dientengevolge heeft geleden nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
[gedaagde sub 1] en LACieder voor zich en tevens als groep in de zin van 6:166 BW onrechtmatig hebben gehandeld jegens HHG door
op en na 15 oktober 2015margefraude te plegen door rondfactureren op onzakelijke gronden (zoals omschreven in r.o. 2.5) en door urenfraude te plegen (zoals omschreven in r.o. 2.6) en veroordeelt [gedaagde sub 1] en LAC hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan HHG te betalen de schade die HHG dientengevolge heeft geleden nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
[gedaagde sub 1]onrechtmatig heeft gehandeld jegens HHG door kosten op onrechtmatige wijze ten laste te brengen van HHG (zoals omschreven in r.o. 2.7) en veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling aan HHG van alle schade die HHG dientengevolge heeft geleden nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
[gedaagde sub 3]onrechtmatig heeft gehandeld jegens HHG door zichzelf ten koste van HHG te verrijken door kosten op onrechtmatige wijze ten laste van HHG te laten komen en veroordeelt [gedaagde sub 3] tot betaling aan HHG van alle schade die HHG dientengevolge heeft geleden nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
[gedaagde sub 1]tot betaling aan HHG van de beslagkosten, ten bedrage van € 909,48, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag der voldoening;
LACtot betaling aan HHG van de beslagkosten, ten bedrage van € 605,39, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag der voldoening;
[gedaagde sub 4]tot betaling aan HHG van de beslagkosten, ten bedrage van € 642,63, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag der voldoening;
ZDEtot betaling aan HHG van de beslagkosten, ten bedrage van € 857,45, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag der voldoening;
[gedaagde sub 3]tot betaling aan HHG van de beslagkosten, ten bedrage van € 647,63, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag der voldoening;
[gedaagde sub 1] , LAC, [gedaagde sub 4] , ZDE en [gedaagde sub 3]in de kosten van de procedure in conventie van HHG, tot deze uitspraak begroot op een bedrag van € 1.706,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag der voldoening;
[gedaagde sub 1] , LAC, [gedaagde sub 4] , ZDE en [gedaagde sub 3]tot betaling aan HHG van € 157,00 aan nasalaris, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde sub 1] , LAC, [gedaagde sub 4] , ZDE en [gedaagde sub 3] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag der voldoening;
HHGin de kosten van de procedure in conventie van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5] , tot de uitspraak begroot op een bedrag van € 852,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag nadat HHG schriftelijk is aangemaand tot betaling van deze kosten, tot de dag der voldoening;
HHGin de kosten van de procedure in conventie van Herstel.nu, tot de uitspraak begroot op een bedrag van € 568,33;
HHGtot betaling aan Herstel.nu van € 157,00 aan nasalaris, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat HHG niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
HHGaan ZDE te betalen een bedrag van € 48.879,19, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het bedrag van € 45.945,35 vanaf 4 februari 2017 tot de dag der voldoening;
HHGin de kosten van de procedure in reconventie, tot deze uitspraak begroot aan de zijde van ZDE op een bedrag van € 2.767,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag der voldoening;
HHGtot betaling van € 157,00 aan nasalaris aan ZDE, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag der voldoening;