4.7Eiseres heeft, twee dagen voordat zij de uitbreiding van de oppervlakte aan schade ten opzichte van die op 5 augustus 2016 constateerde, een machtiging voor afschot aangevraagd en daarvan op adequate wijze gebruik gemaakt. Dit gebruik heeft een toename van de schade niet voorkomen.
De omstandigheid dat de taxateur niet onmiddellijk de schade opneemt, maar daarvoor tien dagen de tijd heeft, is geen omstandigheid die voor risico van eiseres zou behoren te komen. In elk geval had van de taxateur mogen worden verwacht dat deze zich, in het licht van de door eiseres met ingang van 8 augustus 2016 getroffen maatregelen, zou uitlaten over de omvang van de schade die zich sindsdien heeft voorgedaan, waartoe hij, gelet op de verklaring van verweerder ter zitting over het kunnen onderscheiden van oude en nieuwe schade, in staat moet worden geacht. De onverkorte toepassing van artikel 4.4, derde lid, onder b, van de Beleidsregel heeft in dit geval dan ook een onevenredige uitwerking. Eiseres komt niet in aanmerking voor enige tegemoetkoming, omdat zij niet tijdig een machtiging heeft aangevraagd, terwijl vast staat dat door het gebruik daarvan een toename van de schade niet is voorkomen. Met andere woorden: het gebruik van een tijdig aangevraagde machtiging zou niet hebben uitgemaakt voor de vanaf 5 augustus 2016 veroorzaakte schade.
5. De beroepen zijn, gelet hierop, gegrond. De bestreden besluiten zullen beide worden vernietigd, omdat verweerder de schade als één schadegeval heeft beoordeeld en een totaalbedrag aan schade heeft begroot.
6. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de bezwaren van eiseres alsnog gegrond zullen worden verklaard en de primaire besluiten zullen worden herroepen. De rechtbank ziet tevens aanleiding om eiseres alsnog een tegemoetkoming in de schade toe te kennen en deze, naar redelijkheid en billijkheid, vast te stellen op 25% van getaxeerde schade, zijnde een bedrag van € 3.153,60 (0,25 x € 12.614,40). De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de onjuiste eerste aanvraag voor een machtiging (met een latere inzet van jagers tot gevolg) een omstandigheid is die voor risico van eiseres komt.
7. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden, met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht, vastgesteld op in totaal € 2.004,00. Deze kosten bestaan uit € 1.002,00 aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de beroepsfase (1 punt voor het instellen van beroep, 1 punt voor de zitting, waarde per punt € 501,00, wegingsfactor 1) en € 1.002,00 aan kosten voor de behandeling van het bezwaar (1 punt voor het maken van bezwaar, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, waarde per punt € 501,00, wegingsfactor 1). De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat zowel in de bezwaarfase als in de beroepsfase van samenhangende zaken sprake is.
Ook zal de rechtbank bepalen dat verweerder eiseres het door haar betaalde griffierecht moet vergoeden.