ECLI:NL:RBOBR:2018:3494

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
18 juli 2018
Zaaknummer
01/880392-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot deelneming aan een criminele organisatie met terroristisch oogmerk

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die geprobeerd heeft zich aan te sluiten bij de terroristische organisatie Islamic State (IS). De verdachte, geboren in 1983, heeft in de periode van 1 september 2016 tot en met 20 december 2016 meerdere pogingen ondernomen om de grens tussen Turkije en Syrië over te steken. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte een poging tot deelneming aan een criminele organisatie heeft gedaan, met het oogmerk terroristische misdrijven te plegen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 413 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en er werden bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel van de straf verbonden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de zomer van 2016 bekeerd heeft tot de Islam en op 9 september 2016 naar Syrië is vertrokken. Tijdens haar verblijf in Turkije heeft zij geld opgenomen, de Arabische taal bestudeerd en meerdere pogingen gedaan om de grens met Syrië te passeren. De rechtbank heeft de teksten en brieven van de verdachte als bewijs gebruikt, waarin zij haar beweegredenen en intenties uiteenzet. De rechtbank concludeert dat de verdachte op basis van haar handelen en de inhoud van haar geschriften, die een duidelijke link naar IS vertonen, zich heeft willen aansluiten bij de terroristische organisatie.

De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die stelde dat haar teksten fictief waren en dat zij geen opzet had om deel te nemen aan een terroristische organisatie, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende kennis had van de terroristische activiteiten van IS en dat haar intenties om zich bij de organisatie aan te sluiten duidelijk waren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot deelneming aan een terroristische organisatie en heeft de strafoplegging gemotiveerd door de ernst van de feiten en de context waarin deze zijn gepleegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880392-16
Datum uitspraak: 19 juli 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1983] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 april 2017, 22 juni 2017, 10 augustus 2017, 22 maart 2018 en 5 juli 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 maart 2017.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van respectievelijk 22 maart 2018 en 5 juli 2018 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 13 januari 2017, althans in de periode van 1 september 2016 tot en met 13 januari 2017,
te Eindhoven, althans in Nederland, en/of op de weg van Nederland naar Turkije, en/of in Turkije,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om deel te nemen
aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven als bedoeld in artikel 83 Wetboek van Strafrecht, te weten:
- het opzettelijk brand stichten en/of ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands
dood ten gevolge heeft, (telkens) (te) begaan met terroristisch oogmerk, en/of
- moord en/of doodslag, (telkens) (te) begaan met terroristisch oogmerk,
ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd, in welke strijd brandstichtingen, het teweeg brengen van ontploffingen, moorden en doodslagen worden gepleegd met een terroristisch oogmerk,
- het radicaal extremistische gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met
een terroristisch oogmerk, zoals gevoerd wordt door de (terroristische) organisatie Islamic State (IS) danwel Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) danwel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of enig andere (terroristische) organisatie die de gewapende
Jihadstrijd voorstaat, heeft bestudeerd en/of eigen gemaakt en/of
- de Arabische taal heeft (aan)geleerd en/of bestudeerd en/of
- zich in geschriften en/of op andere wijzen heeft geuit over haar wens zich te

begeven naar Syrië teneinde zich aldaar te vestigen in het aldaar uitgeroepen kalifaat van en/of zich aan te sluiten bij Islamic State (IS) danwel Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) danwel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS), althans een (terroristische) organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, en/of

- daartoe meermalen, althans eenmaal geld/geldbedragen in contanten heeft opgenomen en/of voorhanden gehad en/of
-inlichtingen heeft ingewonnen en/of een navigatiesysteem heeft aangekocht teneinde de reisroute over de weg naar het strijdgebied in Syrië, althans de weg naar Syrië te kunnen volgen en/of
- (vervolgens) met haar (een) (personen )auto van Nederland naar Turkije is gereden, en/of
-(vervolgens) (door) is gereden naar het grensgebied tussen Turkije en Syrië en/of
- zich gedurende enige tijd heeft opgehouden en/of heeft rondgereisd in

het grensgebied tussen Turkije en Syrië, en/of

- zich meermalen, althans eenmaal, heeft begeven naar, althans in de richting van de (lands)grens tussen Turkije en Syrië, en/of;
-meermalen, althans eenmaal in het grensgebied tussen Turkije en Syrië (telkens) de Turkse grens althans de/een Turkse grenscontrolepost(en) is gepasseerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

Geldigheid van de dagvaarding.

Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging heeft het openbaar ministerie verzuimd om in de dagvaarding te vermelden bij welke terroristische organisatie verdachte heeft gepoogd zich aan te sluiten. Weliswaar is IS genoemd in de specifiek tenlastegelegde gedragingen, maar een specifieke terroristische organisatie als zodanig is in de kop van de tenlastelegging niet benoemd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft er op gewezen dat in de tenlastelegging beschreven is dat het gaat om een organisatie met het oogmerk van het plegen van terroristische misdrijven. Volgens de officier van justitie was het voor verdachte heel duidelijk welk verwijt haar werd gemaakt, namelijk dat ze zich zou aansluiten bij IS/ISIL. Op dat verwijt heeft verdachte ook gereageerd. De gestelde onduidelijkheid is niet gebleken en niet aan de orde. Daarom is de dagvaarding volgens de officier van justitie geldig.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het voor verdachte op basis van de tekst van de tenlastelegging duidelijk moet zijn geweest waarvan zij werd verdacht. De kop van de tenlastelegging in combinatie met de inhoud van de tekst achter het derde en vijfde streepje laten wat dat betreft geen enkele ruimte voor twijfel. Tegen de achtergrond van het dossier is eveneens voldoende duidelijk waartegen verdachte zich dient te verdedigen, hetgeen ook blijkt uit de namens verdachte door haar raadsvrouw gevoerde verdediging. Daarmee voldoet de dagvaarding aan de eis van artikel 261, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte is niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouw tot nietigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is ook overigens gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Inleiding.
Op woensdag 14 sept 2016 wordt door de buurvrouw van verdachte melding gemaakt aan de politie dat zij zich er zorgen over maakt dat zij verdachte al enige dagen niet heeft gezien en geen contact met haar kan krijgen. Zij vindt het ook vreemd dat verdachte kort daarvoor een hoofdoek was gaan dragen. Op 15 september 2016 heeft de (eveneens ongeruste) ex-partner van verdachte, [persoon] , de politie gevraagd naar het appartement van verdachte te komen. Op de tafel in haar appartement lag een opengeslagen schrift - met als aanhef: “
lieve familie” – waaruit mogelijk kon worden afgeleid dat verdachte naar het Kalifaat is afgereisd.
Verdachte, die een - toen - 8-jarige dochter heeft, bleek zonder aankondiging vooraf te zijn vertrokken. Omdat uit nader onderzoek de verdenking rijst dat zij zich wil aansluiten bij IS, wordt verdachte internationaal gesignaleerd. Op 21 december 2016 wordt verdachte in haar auto aangehouden bij de grens tussen Bulgarije en Turkije en op 13 januari 2017 wordt zij aan Nederland overgeleverd. Naar verdachte heeft verklaard is zij op 9 september 2016 vanuit Nederland vertrokken en met haar auto naar Turkije gereden, heeft zij in het grensgebied met Syrië verbleven en ook geprobeerd de grens naar Syrië over te steken. Gedurende haar afwezigheid uit Nederland heeft verdachte vanuit Turkije enkele malen brieven/ kaarten naar familie gestuurd en door haar geschreven teksten geüpload naar de Cloud. Verder zijn bij haar aanhouding in Bulgarije onder andere drie schriftjes en een agenda in beslag genomen en ook navigatie apparatuur. In de tijd dat verdachte in Turkije verbleef heeft zij middels WhatsApp contact gehad en berichten uitgewisseld met haar ouders.
Bronnen.
Algemeen dossier genaamd Brunsbuttel (ordners 1, 2 en 3)
een eindproces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, districtsrecherche
Eindhoven, met proces-verbaalnummer 20162016834, afgesloten d.d. 7 september 2017, aantal doorgenummerde bladzijden: 1055.
Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden;
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 juli 2018;
schriftelijk bescheiden overlegd door verdachte voorafgaand aan de zitting, waaronder:
overzicht reizen en verblijfplaatsen Hayat (aangevuld met Google Maps kaarten).
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte een poging heeft gedaan om zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie. Volgens de officier van justitie is verdachte gedurende enkele maanden in het grensgebied van Turkije en Syrië geweest. De officier van justitie baseert zijn standpunt op de wijze waarop verdachte haar woning heeft achtergelaten, de geldopnames, de door verdachte gevolgde route naar Turkije, gsm-gegevens, dat zij meermalen naar grensposten aan de Turks – Syrische grens is gegaan en tenminste eenmaal de Turkse grenspost is gepasseerd en gelet op de inhoud van de teksten van verdachte.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe bepleit vrijspraak. Verdachte heeft geen opzet gehad op deelname aan een terroristische organisatie. De poging tot deelname kan dan ook volgens de verdediging niet worden bewezen. Verdachte maakte een geloofsreis. In het bijzonder is aangevoerd dat de teksten van verdachte in de juiste context moeten worden geplaatst. Benadrukt is dat er een verschil bestaat tussen het personage in de boeken van verdachte en de persoon van verdachte zelf. Een groot deel van de teksten zijn fictief bedoeld: zij schrijft haar verhalen in de “
ik-vorm”, maar dit betekent niet dat zij dezelfde mening is toegedaan als haar personages. Verdachte heeft in Turkije ook geen contact of gezocht met aan IS gelieerde personen, aldus de raadsvrouwe.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van hetgeen is ten laste gelegd. Daarbij acht de rechtbank het volgende van belang.
Verdachte heeft op verschillende momenten en in verschillende geschriften beschreven hoe ze zich (heeft) verdiept in de Islam, ze heeft gedachten over IS/ISIS en de Jihad op papier gezet en verslag gedaan van haar reis naar en in Turkije en haar voornemen om naar het kalifaat te gaan. Bij de zeer uitgebreide verhoren die door de politie zijn afgenomen heeft verdachte met name willen spreken over haar geloofsbeleving, maar niet inhoudelijk over haar reis, noch de plaatsen waar ze heeft verbleven dan wel personen waarmee ze contact heeft gehad. Ze beriep zich dienaangaande op haar zwijgrecht.
Ter terechtzitting van 5 juli 2018 heeft verdachte erkend vanuit Nederland naar het grensgebied van Turkije en Syrië te zijn gereisd. Dit wordt ook ondersteund door (locatie)gegevens van door verdachte gedane geldopnamen en mastgegevens met betrekking tot een door verdachte gebruikte mobiele telefoon. Verdachte heeft het verloop van haar reis nauwgezet bijgehouden in dagboekachtige aantekeningen. Uit reisgegevens, en de verklaring van verdachte ter terechtzitting en door haar overlegde stukken, volgt dat zij op 9 september 2016 vanuit Nederland via Duitsland, Tsjechië, Oostenrijk, Hongarije, Servië en Bulgarije naar Turkije is gereisd, waar zij op 12 september 2016 (wat verdachte aanduidt als) Antiochië heeft bereikt. Zij heeft daarbij onder meer de provincie Hatay en de steden Gaziantep, Kilis en Adana aangedaan. Voor wat betreft Gaziantep merkt de rechtbank op dat deze stad destijds bekend stond als doorvoerhaven van en naar het door IS/ISIL gedomineerde gebied in Syrië. Verdachte heeft ook verklaard bezig te zijn geweest om de Arabisch te leren.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard een drietal pogingen te hebben ondernomen om de grens met Syrië over te steken. Verdachte zegt daarin niet daadwerkelijk te zijn geslaagd. Eenmaal was de grensovergang gesloten vanwege het offerfeest. Bij Kilis bleek de grensovergang ook dicht te zijn. Bij een kleine stad probeerde verdachte via een landweg over de grens te komen, maar die weg liep dood. Later is verdachte nog een keer naar de grensovergang gegaan, die eerder was gesloten vanwege het offerfeest. Toen werd verdachte bij de Turkse douanepost doorgelaten, maar werd ze niet toegelaten tot Syrië omdat ze niet over een Syrisch paspoort beschikte. Op dat moment heeft ze zich korte tijd in het stukje niemandsland gelegen tussen Turkije en Syrië bevonden.
Beweegredenen van verdachtes reis.
Verdachte heeft bij haar vertrek een schrift achtergelaten. Dit op de tafel in haar appartement gevonden schrift lag open op een pagina met de navolgende tekst
“Lieve familie,
Ik vertrek. Ik zeg zoals het is. Zonder woorden, zonder waarschuwing, zonder
teken.
(...)
Het woord is eruit, God. Alom tegenwoordig, Almachtig. Alwijs, de hemel en de aarde, licht en duisternis, verlossing en verschrikking. Het hij die me doet hemelen. Hij is het die mij roept. Onbegrip, maar ik begrijp. Ik begrijp dat hij mensen roept. Mensen zoals ik. Sommigen verdwijnen, anderen zie je terug op het nieuws. Ik weet niet waar hij mij heen roept. Maar ik volg. Ik begrijp het nieuws, den dingen die ik zie. Ik begrijp de weg die velen voor mij kozen, ik begrijp waar het ze brengt. Ik begrijp de roeping, het vertrouwen en de keuze.
(…)
De keuze werd mij voorgelegd en ik zei ja.
(…)
Mijn geloof is vast, is de Enige, de Alrijke en de Alomtegenwoordige.
In de goede hoop en het vertrouwen, dat wij elkaar wederzien, vertrek ik, in liefde voor God voor jullie.
Lieke
(…)
Ik weet niet of ik terugkom. Het is ongewis, maar ik hoop van wel. Als ik binnen drie maanden niets laat horen, dan denk ik dat ik niet snel daarna terugkom. Dan staat het jullie vrij met mijn bezittingen te doen wat jullie willen.
In mijn testament staat de afhandeling van al het andere. (…)
Een van mijn metgezellen is opgeroepen voor de strijd en hij heeft gevochten. Ook ik ben opgeroepen voor de strijd. De strijd die al gaande is en waardoor velen het vuur zijn afgedaald. Ik hoop er God te vinden, de barmhartige (…)
Ik begrijp waarom sommige aanslagen gepleegd worden, met nadruk noem ik de aanslagen in Parijs en Brussel. Zij zijn gepleegd door soldaten, geroepen door Allah. De vergelding voor de vele bombardementen noodzakelijk in het Westen te leren dat er niet zovele bommen op onschuldige slachtoffers kunnen vallen, zonder dat daar iets tegenover staat. De vele moslims, gelovigen, die zijn omgekomen zijn dappere mannen, vrouwen, kinderen, martelaren voor het geloof. Mijn hart rust in vrede als mijn lot daaraan gelijk zou zijn. (…)
De keus voor geweld is inmiddels niet meer anders te maken. De broeders van Parijs en Brussel hebben een statement gemaakt, wat hopelijk zorgt dat de ogen van het Westen, van Europa, geopend worden. (…)
De reden dat ik afreis, naar het kalifaat, (op hoop van de zegen van Allah) is dat daar handen nodig zijn. Om te verdedigen, te helen, te helpen. Het geloof te bewaren. De gewonden te ondersteunen, de doden de laatste eer te bewijzen.
De rechtbank leest de voorgaande citaten als een uitleg aan haar familie van de reden van haar onverwachte vertrek. Als doel van haar reis noemt verdachte het kalifaat en eveneens blijkt dat ze er rekening mee houdt dat ze niet (spoedig) terug zal keren, gezien de verwijzing naar haar testament. Tevens plaatst de passage over de aanslagen in Brussel en Parijs de strijd waarover verdachte spreekt minst genomen in een bepaalde context. Deze context volgt ook uit meerdere andere in de bewijsmiddelen opgenomen passages.
Voorts is van belang dat verdachte ook later vanuit Turkije in brieven aan haar ouders en zus, haar beweegredenen om af te reizen, herhaalt.
In een brief aan haar ouders, gedagtekend 17 september 2016, schrijft zij het volgende:
Zoals jullie nu zullen weten, ben ik thuis vertrokken. (…)
Ik weet niet of en wanneer ik terugkom, maar dit behoort bij mijn keuze voor mijn leven en mijn werk voor IS. Het is op dit moment moeilijk voor mij om op de normale manier (telefoon/WhatsApp) contact op te nemen, vooral in verband met mijn eigen veiligheid en vragen die gesteld kunnen worden. (…)
Maak jullie niet teveel zorgen ik word beschermd door Allah (…) en bij IS zitten veel lievere mensen dan jullie denken.
In de brief aan onder andere haar zus, afgestempeld in Turkije op 21 oktober 2016, schrijft verdachte:
Op dit moment is mijn leven erg fijn hier met vriendelijke mensen en een warme en fijne omgeving. Gezien mijn situatie is het mogelijk dat dit zal veranderen en dat ik een tijd lang niet in contact met jullie kan treden. Vandaar ook deze brief. Allah zal mij leiden.
Ik hoop dat pap en mam eerlijk zijn geweest over mijn beweegredenen en mijn vertrek tegen jullie want zoals ik het beschreef is het ook echt. Ik heb mijn keuze gemaakt om de redenen die ik beschreef. (…)
Het is een race tegen de klok om alle gelovige mannen, vrouwen en kinderen die zich destijds en nu ook nog, naar het beloofde land hebben gespoed, te ondersteunen op de juiste wijze. In sha’Allah mag ik daar aan bijdragen. (…)
Jullie begrijpen dat ik zeer voorzichtig moet zijn in wat ik vertel, en dat bij terugkomst ik
waarschijnlijk voor langere tijd niet beschikbaar ben. Ook bestaat de mogelijkheid dat ik niet terugkeer of niet in de gelegenheid ben om terug te keren. Voor nu zegt het mij dat ik niet terugkeer.
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat deze passages in het schriftje op de tafel in de woonkamer de beslissing(en) en beweegredenen van verdachte weergeven. Hetzelfde geldt voor de voorgenoemde brieven aan de ouders en de zus.
Deelneming aan een criminele terroristische organisatie.
Van deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie is sprake indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Elke bijdrage aan een dergelijke organisatie kan strafbaar zijn. Het is voldoende dat een verdachte in zijn algemeenheid – in de zin van onvoorwaardelijk opzet – weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Uit onder meer de volgende door haar op 15 november 2016 geüploade tekst, volgt verdachtes reisdoel:
Vervolgens vertrok ik in de richting van het Kalifaat om mij bij de strijders te voegen om medicijnen te brengen, mijn medische basiskennis, mijn auto en wat geld en voedsel om de strijders maar vooral ook de vrouwen en kinderen daar te ondersteunen. In Sha Allah bestaat mijn bijdrage op het pad van Allah uit strijd. In Dresden heb ik een nieuwe TomTom gekocht om mijn weg te wijzen. (…)
Verdachte schrijft hier ook concreet over de wijze waarop ze strijders van het kalifaat zou kunnen helpen. Voorts blijkt uit meerdere door haar geschreven passages dat ze van plan was zich aan te sluiten IS/ISIL. Verdachte was bereid om daarin ver te gaan. Dat blijkt – onder meer – uit de volgende teksten:

De Jihad is nu’,
‘U heeft mij geroepen en ik ben gekomen. Laat mijn strijd, omwille van het geloof met Uw goedvinden en Uw leiden, in deze situatie voortgezet worden. Leidt mijn hand en mijn hart en maak mij gereed voor de strijd. De Jihad, de strijd omwille van het geloof, vraagt om volharding en doorzettingsvermogen, geloof en geduld. Maak mij weerbaar en strijdbaar en maak dat ik Uw wil doe. Laat mij een strijder zijn Heer, van binnen en van buiten, en niet zwichten voor de genietingen van het Wereldse leven. Maak mij één van uw strijders, omwille van het geloof Heer, die voor U Uw dienaar is.

Nu is de tijd gekomen om te gaan’. Ik begrijp waarom sommige aanslagen gepleegd worden met nadruk noem ik de aanslagen in Parijs en Brussel. Zij zijn gepleegd door soldaten, geroepen door Allah’,

De vele moslims, gelovigen, die zijn omgekomen zijn dappere mannen, vrouwen, kinderen, martelaren voor het geloof. Mijn hart rust in vrede als mijn lot daaraan gelijk zou zijn.’
’De keus voor geweld is niet meer anders te maken’,

De reden dat ik afreis naar het kalifaat (op hoop van de zegen van Allah) is dat daar handen nodig zijn om te verdedigen, te helen, te helpen.’

Ook ben ik bereid een bijdrage te leveren aan de gewapende strijd in de vorm van het inzetten van mijn intelligentie waar gevraagd om een tactische bijdrage te leveren. Of anders wanneer gevraagd.’
Bovendien blijkt ook uit andere geschriften, passages en uploads dat verdachte wilde “
strijden”. De rechtbank ziet in voornoemde geschriften dan ook voldoende bewijs dat verdachte zich wilde aansluiten om te verdedigen, te helen en te helpen bij IS/ISIL.
Fictief personage?
Ter zitting heeft verdachte, voor het eerst, aangevoerd dat zij in Turkije aan een boek heeft gewerkt waarin de hoofdpersoon een IS-strijder was. Bij het beschrijven van de gedachtegang van die IS-strijder verwoordde zij dat in de “
ik-vorm”. Het was dus fictie wat zij in voornoemde passages schreef, aldus verdachte. Geconfronteerd met (ook andere) passages welke opvallende gelijkenis vertonen met gebeurtenissen tijdens haar eigen reis
- zoals bijvoorbeeld de landen en plaatsen die ze heeft bezocht op doorreis, de aankoop van een navigatiesysteem, de bewegingen bij de grens tussen Turkije en Syrië en haar dochter - heeft verdachte aangevoerd dat ze daarnaast ook teksten heeft geschreven die een verslag betroffen van haar eigen leven en gedachten. In dat geval was er dan geen sprake van een IS-personage maar schreef zij over haarzelf. Ze schreef dan teksten die een verslag betroffen van gebeurtenissen tijdens haar reis of verblijf in Turkije.
Geconfronteerd met het schriftje op de tafel in de woonkamer, dat zij voor haar familie, ex-partner en destijds achtjarig dochtertje – zoals eerder aangehaald - bij haar vertrek voor hun had achtergelaten, antwoordt verdachte dat bepaalde passages waarschijnlijk eveneens vanuit dit fictief personage zijn geschreven omdat zij toen ook al bezig was met plannen voor dat boek.
De rechtbank hecht geen geloof aan de alternatieve verklaring van verdachte en acht bewezen dat het verdachte is geweest die uitdrukking heeft gegeven aan haar wens om naar Turkije te reizen in de hoop dat zij daar de grens met Syrië zou kunnen passeren, teneinde zich te vestigen in het kalifaat en zich aan te sluiten bij IS/ISIL. De rechtbank volgt dan ook niet het verweer dat de teksten in de schriftjes en de geüploade bladzijden het materiaal zijn voor een boek en daarom als het gedachtengoed van een puur fictief personage moeten worden gezien. De rechtbank heeft daarbij vooral waarde gehecht aan de eenheid van stijl, het feit dat de teksten zijn doorspekt met verwijzingen naar het eigen leven van verdachte en de talloze parallellen tussen hetgeen verdachte schrijft en haar feitelijke situatie op dat moment. De rechtbank betrekt verder bij haar oordeel dat de passages die betrekking hebben op de IS-strijd, beweegredenen en eventuele gevolgen daarvan, vervlochten zijn met de zorg om, gevolgen voor, en het gemis van verdachtes dochter [naam] .
De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt doordat verdachte, in het schrift dat na haar vertrek in haar woonkamer is aangetroffen, niet spreekt over het schrijven van een boek maar enkel over haar roeping om af te reizen naar het kalifaat. Deze beweegreden herhaalt verdachte in voornoemde brieven aan haar ouders en zus, welke toch bezwaarlijk anders kunnen worden opgevat dan de weergave van verdachtes beweegredenen tot vertrek. Voorts heeft verdachte op 27 januari 2016 om 17:17:27 uur in een WhatsApp bericht gericht aan haar ouders geappt dat:
‘als ik (of iemand anders) dan kijk, heb ik nog de keuze om een draai aan het verhaal te geven’.Pas op de zitting van 5 juli 2018 maakt verdachte melding van een fictief personage.
Dit alles leidt de rechtbank tot de conclusie dat hetgeen is opgeschreven en is gebezigd voor het bewijs, moet worden beschouwd als verdachtes gedachten(goed) en beweegredenen.
Dat verdachte louter een spirituele rondreis maakte, vindt alleen al gelet op het voorgaande geen steun in het dossier. Te minder nu verdachte zich verhoudingsgewijs lang heeft opgehouden in Gaziantep bij de Syrische grens. Verder passen de zorgen die verdachte heeft uitgesproken ten aanzien van haar veiligheid, de straf die zij naar verwachting zal ontvangen bij haar terugkeer en de pogingen om de digitale communicatie afgeschermd en geheim te houden, niet in het beeld van een rondreis die louter een spiritueel karakter draagt.
Terroristische karakter van IS/ISIL en wetenschap daarvan bij verdachte.
Op 29 juni 2014 werd in Syrië het kalifaat uitgeroepen dat is bekend geworden is als IS (Islamic State). Centraal staat de strijd zoals die werd gevoerd door Al Qaida en daaraan gelieerde (voorlopers van) groepen zoals Islamic State of Iraq and the Levant (ISIL) en Islamic State in Syrië (ISIS). Dat IS – en waar hierna over ISIL of ISIS gesproken wordt, geldt dit hetzelfde – een terreurorganisatie is, is algemeen bekend. Volgens vaste jurisprudentie van rechtbanken en hoven wordt IS aangemerkt als een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven als bedoeld in artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht in combinatie met artikel 83a van dat wetboek. De rechtbank verwijst naar een recente uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 25 mei 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:1249.
Het is strafbaar om deel te nemen aan (de strijd van) IS. Hierover is ter terechtzitting ook geen discussie geweest. De rechtbank volstaat voor het bewijs dan ook met een verwijzing naar de vindplaats in het dossier van het proces-verbaal van de politie waarin de achtergronden van IS en de juridische implicaties daarvan uitgebreid beschreven worden.
Dat verdachte weet had van de gruwelijkheden die uit naam van IS zijn verricht staat eveneens niet ter discussie. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij net als iedereen bekend was met standrechtelijke executies door IS en dat zij zich nog de gruwelijke mediabeelden herinnert van het geweld dat IS heeft gebruikt tegen (onder andere) de Yezidi vrouwen op de berg in het Iraakse Sinjar.
De rechtbank concludeert dat verdachte ten minste vanaf augustus 2014 ervan op de hoogte is geweest dat jihadistische strijdgroepen zoals IS zich in Syrië en aangrenzende landen schuldig maakten aan terroristische misdrijven.
Kwalificatie: poging.
Verdedigen, helen en helpen bij IS/ISIL kan worden gekwalificeerd als deelneming aan een terroristische organisatie. Deelneming aan IS/ISIL levert dan ook op deelneming aan een terroristische organisatie als bedoeld in artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht op.
Nu is vastgesteld dat verdachte was begonnen aan een reis naar Syrië om zich daar aan te sluiten bij IS dan wel ISIL, moet de rechtbank de vraag beantwoorden of dat kan worden gekwalificeerd als een strafbare poging tot deelneming aan IS/ISIL.
Voor een kwalificatie als strafbare poging is nodig dat het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Er moet dus bewijs zijn dat verdachte een bepaald misdrijf wilde gaan plegen en er moet bewijs zijn dat zij daadwerkelijk een of meerdere handelingen heeft verricht die nodig zijn voor het plegen van het voorgenomen misdrijf. Het gaat om de uiterlijke verschijningsvorm van haar handelen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er wettig en overtuigend bewijs dat verdachte naar Syrië wilde reizen en daarin bijna is geslaagd, zich wilde aansluiten bij IS dan wel ISIL en daar wilde meehelpen aan de zijde van IS/ISIL. Zij heeft over dat voornemen meerdere brieven en passages geschreven. Ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf is verdachte met haar personenauto naar Turkije gegaan, heeft geldbedragen opgenomen, heeft de Arabische taal bestudeerd en heeft in het zuiden van Turkije meerdere pogingen ondernomen om de grens met Syrië over te steken.
De conclusie.
De rechtbank acht de ten laste gelegde poging tot het deelnemen aan een terroristische organisatie dan ook wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de aangehechte lijst met uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 1 september 2016 tot en met 20 december 2016, in Nederland, op de weg van Nederland naar Turkije, en in Turkije, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om deel te nemen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven als bedoeld in artikel 83 Wetboek van Strafrecht, te weten:

het opzettelijk brand stichten en/of ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met terroristisch oogmerk, en/of

moord en doodslag, (te) begaan met terroristisch oogmerk, ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd, in welke strijd brandstichtingen, het teweeg brengen van ontploffingen, moorden en doodslagen worden gepleegd met een terroristisch oogmerk,

het radicaal extremistische gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een

terroristisch oogmerk, zoals gevoerd wordt door de (terroristische) organisatie Islamic State (IS) danwel Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) danwel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of enig andere (terroristische) organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, heeft bestudeerd en/of eigen gemaakt en


de Arabische taal heeft bestudeerd en

zich in geschriften heeft geuit over haar wens zich te begeven naar Syrië teneinde zich aldaar te vestigen in het aldaar uitgeroepen kalifaat van en/of zich aan te sluiten bij Islamic State (IS) dan wel Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en

meermalen, geldbedragen in contanten heeft opgenomen en/of voorhanden gehad en

een navigatiesysteem heeft aangekocht teneinde de reisroute over de weg naar Syrië te kunnen volgen en

met haar personenauto van Nederland naar Turkije is gereden, en

vervolgens (door) is gereden naar het grensgebied tussen Turkije en Syrië en

zich gedurende enige tijd heeft opgehouden en/of heeft rondgereisd in het grensgebied tussen Turkije en Syrië, en

zich meermalen, heeft begeven naar de (lands)grens tussen Turkije en Syrië, en

in het grensgebied tussen Turkije en Syrië de Turkse grens is gepasseerd,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
Gevangenisstraf voor de duur van 403 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals verwoord in het reclasseringsrapport van 12 maart 2018.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe verzoekt om te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf welke gelijk is aan het voorarrest, zonder een voorwaardelijk deel nu daar geen ruimte voor, noch noodzaak toe is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de zomer van 2016 bekeerd tot de Islam. Vervolgens is verdachte op 9 september 2016 naar Syrië vertrokken om zich aldaar te vestigen in ‘
het kalifaat’en aan te sluiten bij IS. Verdachte vertrok zonder haar familie, ex-partner en destijds acht jaar oude dochtertje van haar vertrek op de hoogte te stellen. Verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer vier maanden in Turkije nabij het grensgebied met Syrië geleefd. Tijdens voornoemde periode heeft zij een aantal malen getracht om de grens met Syrië te passeren. Dat het niet is gelukt om de grens met Syrië over te steken, was buiten de wil van verdachte om.
IS is een jihadi-salafistische terroristische organisatie die oproept tot het op gewelddadige wijze omverwerpen van bestaande (seculiere) regimes en tot gewapende strijd tegen ongelovigen en afvalligen. Bij het streven door gewapende strijd in Syrië en Irak het zelf uitgeroepen ‘
kalifaat’in stand te houden, werden en worden de rechten van religieuze en culturele minderheden op gruwelijke wijze geschonden. IS pleegt zelfmoordaanslagen met bommen door zogenaamde martelaars onder meer gericht op schoolkinderen, marktbezoekers en sjiitische moskeebezoekers. Volwassenen en kinderen worden door IS standrechtelijk al dan niet in het openbaar geëxecuteerd, door steniging, kruisiging en onthoofding. Het gaat hierbij om terroristische misdrijven van de ernstigste soort, die erop gericht zijn de staatsstructuren in Syrië en Irak te vernietigen en de bevolking in die landen, maar ook die in andere (vaak Westerse) landen zeer ernstige vrees aan te jagen. Gelet op de misdrijven waaraan IS zich structureel schuldig maakt en heeft schuldig gemaakt, dient het afreizen naar Syrië met het doel om die misdrijven te begaan op krachtige wijze worden tegengegaan. Daarom dienen in zaken als die van verdachte de strafdoelen van vergelding en afschrikking bij de keuze van de strafsoort en de hoogte van de op te leggen straf naar het oordeel van de rechtbank een bepalende rol te spelen, ook indien de uitreiziger – zoals hier – er niet in is geslaagd de plaats van bestemming te bereiken en geen feitelijke bijdrage aan gewapende strijd van IS heeft kunnen leveren.
In dit licht is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met na te noemen omstandigheden.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 februari 2018 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Over verdachte is op 12 juli 2017 Pro Justitia een rapport uitgebracht door D.C.W.H. Naus, psychiater, en T. ’t Hoen, GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht. Verdachte was een weigerende observanda, maar praatte wel met de onderzoekers. De onderzoekers concluderen dat verdachte niet voldoet aan de criteria van een persoonlijkheidsstoornis, noch voor een psychotische stoornis of andere psychopathologie. Derhalve is het ten laste gelegde verdachte volledig toe te rekenen.
De rechtbank weegt bij de strafoplegging mee dat verdachte ter zitting van 5 juli 2018 heeft gezegd dat ze terugkijkend niet meer in dezelfde bewoordingen over IS zou schrijven, dat ze daar nu afstand van neemt en voorts heeft ze gezegd de geweldsdaden begaan tegen bijvoorbeeld de Yezidi-vrouwen verschrikkelijk te vinden. Daarin komt de verdachte oprecht over. Anderzijds acht de rechtbank niet geloofwaardig dat de voor verdachte belastende passages uit haar geschriften enkel aan een fictief personage zijn toe te schrijven en niet haar gedachtengoed vertegenwoordigden, een gedachtengoed dat heeft geleid tot daden in zijn ernstigste soort. Naar het oordeel van de rechtbank neemt verdachte daarmee onvoldoende verantwoordelijkheid voor haar handelen eind 2016. Dit maakt dat de rechtbank enige zorg heeft ten aanzien van een mogelijke terugval van verdachte in het radicale denken en de daarop gebaseerde beslissingen, ook al wordt het recidiverisico als laaggemiddeld inschat in het rapport van de reclassering van 12 maart 2018.
De rechtbank zal de gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een proeftijd van drie jaar verbinden aan het voorwaardelijke strafdeel. Aan de voorwaardelijke straf zullen verder na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Het beslag.
Ter terechtzitting is door de officier van justitie aangegeven dat inmiddels besloten is de in beslag genomen stukken aan verdachte terug te geven. De rechtbank leidt daaruit af dat er thans geen beslag meer rust waarover een beslissing dient te worden genomen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 140a.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf.

Gevangenisstraf voor de duur van 413 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27Wetboek van Strafrecht waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3jaren

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van
het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden
gegeven door de reclassering;
- zich gedurende de proeftijd bij Reclassering Nederland, Regio Zuid, Eekbrouwersweg 6 te
's-Hertogenbosch zal melden, zo vaak en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelde moet op een constructieve wijze meewerken aan deze gesprekken en
openheid van zaken geven over de door de reclassering bepaalde gespreksonderwerpen,
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De meldplicht heeft tot doel om veroordeelde
te kunnen begeleiden bij het vinden van werk en inkomen en de re-integratie in de brede
zin;
- betrokkene werkt mee aan gesprekken met een islamdeskundige/theoloog, zolang de
reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen,
zoeken of hebben met:
- [betrokkene 1] , geboren op [1978] ; - [betrokkene 2] , geboren op [1982] ; - [betrokkene 3] , geboren op [1989] ; - [betrokkene 4] , geboren op [1993] ; - [betrokkene 5] , geboren op [1988] ; - [betrokkene 6] , geboren op [1995] ; - [betrokkene 7] , geboren op [1994] ; - personen die op de (openbaar toegankelijke) Sanctielijst Terrorisme staan, een en ander
met dien verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van of door
tussenkomst van de advocaat van de verdachte met genoemde personen, zolang de
reclassering dat nodig acht en waarbij de reclassering zich het recht behoudt om deze lijst
uit te breiden indien gaandeweg het traject blijkt dat dit noodzakelijk is. Voor naleving
van de contactverboden moet veroordeelde haar medewerking verlenen aan controles van
haar digitale gegevensdragers zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. Het kan zijn
dat de reclassering het digitale onderzoek aan een externe deskundige uitbesteedt;
- zich niet buiten de landsgrenzen van Nederland zal begeven dan na overleg met en
toestemming van de reclassering
waarbij de Reclassering Nederland, Regio Zuid, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te
's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 11 augustus 2017 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. M. de Vries, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 19 juli 2018.