schriftelijk bescheiden overlegd door verdachte voorafgaand aan de zitting, waaronder:
overzicht reizen en verblijfplaatsen Hayat (aangevuld met Google Maps kaarten).
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte een poging heeft gedaan om zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie. Volgens de officier van justitie is verdachte gedurende enkele maanden in het grensgebied van Turkije en Syrië geweest. De officier van justitie baseert zijn standpunt op de wijze waarop verdachte haar woning heeft achtergelaten, de geldopnames, de door verdachte gevolgde route naar Turkije, gsm-gegevens, dat zij meermalen naar grensposten aan de Turks – Syrische grens is gegaan en tenminste eenmaal de Turkse grenspost is gepasseerd en gelet op de inhoud van de teksten van verdachte.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe bepleit vrijspraak. Verdachte heeft geen opzet gehad op deelname aan een terroristische organisatie. De poging tot deelname kan dan ook volgens de verdediging niet worden bewezen. Verdachte maakte een geloofsreis. In het bijzonder is aangevoerd dat de teksten van verdachte in de juiste context moeten worden geplaatst. Benadrukt is dat er een verschil bestaat tussen het personage in de boeken van verdachte en de persoon van verdachte zelf. Een groot deel van de teksten zijn fictief bedoeld: zij schrijft haar verhalen in de “
ik-vorm”, maar dit betekent niet dat zij dezelfde mening is toegedaan als haar personages. Verdachte heeft in Turkije ook geen contact of gezocht met aan IS gelieerde personen, aldus de raadsvrouwe.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van hetgeen is ten laste gelegd. Daarbij acht de rechtbank het volgende van belang.
Verdachte heeft op verschillende momenten en in verschillende geschriften beschreven hoe ze zich (heeft) verdiept in de Islam, ze heeft gedachten over IS/ISIS en de Jihad op papier gezet en verslag gedaan van haar reis naar en in Turkije en haar voornemen om naar het kalifaat te gaan. Bij de zeer uitgebreide verhoren die door de politie zijn afgenomen heeft verdachte met name willen spreken over haar geloofsbeleving, maar niet inhoudelijk over haar reis, noch de plaatsen waar ze heeft verbleven dan wel personen waarmee ze contact heeft gehad. Ze beriep zich dienaangaande op haar zwijgrecht.
Ter terechtzitting van 5 juli 2018 heeft verdachte erkend vanuit Nederland naar het grensgebied van Turkije en Syrië te zijn gereisd. Dit wordt ook ondersteund door (locatie)gegevens van door verdachte gedane geldopnamen en mastgegevens met betrekking tot een door verdachte gebruikte mobiele telefoon. Verdachte heeft het verloop van haar reis nauwgezet bijgehouden in dagboekachtige aantekeningen. Uit reisgegevens, en de verklaring van verdachte ter terechtzitting en door haar overlegde stukken, volgt dat zij op 9 september 2016 vanuit Nederland via Duitsland, Tsjechië, Oostenrijk, Hongarije, Servië en Bulgarije naar Turkije is gereisd, waar zij op 12 september 2016 (wat verdachte aanduidt als) Antiochië heeft bereikt. Zij heeft daarbij onder meer de provincie Hatay en de steden Gaziantep, Kilis en Adana aangedaan. Voor wat betreft Gaziantep merkt de rechtbank op dat deze stad destijds bekend stond als doorvoerhaven van en naar het door IS/ISIL gedomineerde gebied in Syrië. Verdachte heeft ook verklaard bezig te zijn geweest om de Arabisch te leren.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard een drietal pogingen te hebben ondernomen om de grens met Syrië over te steken. Verdachte zegt daarin niet daadwerkelijk te zijn geslaagd. Eenmaal was de grensovergang gesloten vanwege het offerfeest. Bij Kilis bleek de grensovergang ook dicht te zijn. Bij een kleine stad probeerde verdachte via een landweg over de grens te komen, maar die weg liep dood. Later is verdachte nog een keer naar de grensovergang gegaan, die eerder was gesloten vanwege het offerfeest. Toen werd verdachte bij de Turkse douanepost doorgelaten, maar werd ze niet toegelaten tot Syrië omdat ze niet over een Syrisch paspoort beschikte. Op dat moment heeft ze zich korte tijd in het stukje niemandsland gelegen tussen Turkije en Syrië bevonden.
Beweegredenen van verdachtes reis.
Verdachte heeft bij haar vertrek een schrift achtergelaten. Dit op de tafel in haar appartement gevonden schrift lag open op een pagina met de navolgende tekst
Ik vertrek. Ik zeg zoals het is. Zonder woorden, zonder waarschuwing, zonder
teken.
(...)
Het woord is eruit, God. Alom tegenwoordig, Almachtig. Alwijs, de hemel en de aarde, licht en duisternis, verlossing en verschrikking. Het hij die me doet hemelen. Hij is het die mij roept. Onbegrip, maar ik begrijp. Ik begrijp dat hij mensen roept. Mensen zoals ik. Sommigen verdwijnen, anderen zie je terug op het nieuws. Ik weet niet waar hij mij heen roept. Maar ik volg. Ik begrijp het nieuws, den dingen die ik zie. Ik begrijp de weg die velen voor mij kozen, ik begrijp waar het ze brengt. Ik begrijp de roeping, het vertrouwen en de keuze.
(…)
De keuze werd mij voorgelegd en ik zei ja.
(…)
Mijn geloof is vast, is de Enige, de Alrijke en de Alomtegenwoordige.
In de goede hoop en het vertrouwen, dat wij elkaar wederzien, vertrek ik, in liefde voor God voor jullie.
Ik weet niet of ik terugkom. Het is ongewis, maar ik hoop van wel. Als ik binnen drie maanden niets laat horen, dan denk ik dat ik niet snel daarna terugkom. Dan staat het jullie vrij met mijn bezittingen te doen wat jullie willen.
In mijn testament staat de afhandeling van al het andere. (…)
Een van mijn metgezellen is opgeroepen voor de strijd en hij heeft gevochten. Ook ik ben opgeroepen voor de strijd. De strijd die al gaande is en waardoor velen het vuur zijn afgedaald. Ik hoop er God te vinden, de barmhartige (…)
Ik begrijp waarom sommige aanslagen gepleegd worden, met nadruk noem ik de aanslagen in Parijs en Brussel. Zij zijn gepleegd door soldaten, geroepen door Allah. De vergelding voor de vele bombardementen noodzakelijk in het Westen te leren dat er niet zovele bommen op onschuldige slachtoffers kunnen vallen, zonder dat daar iets tegenover staat. De vele moslims, gelovigen, die zijn omgekomen zijn dappere mannen, vrouwen, kinderen, martelaren voor het geloof. Mijn hart rust in vrede als mijn lot daaraan gelijk zou zijn. (…)
De keus voor geweld is inmiddels niet meer anders te maken. De broeders van Parijs en Brussel hebben een statement gemaakt, wat hopelijk zorgt dat de ogen van het Westen, van Europa, geopend worden. (…)
De reden dat ik afreis, naar het kalifaat, (op hoop van de zegen van Allah) is dat daar handen nodig zijn. Om te verdedigen, te helen, te helpen. Het geloof te bewaren. De gewonden te ondersteunen, de doden de laatste eer te bewijzen.
De rechtbank leest de voorgaande citaten als een uitleg aan haar familie van de reden van haar onverwachte vertrek. Als doel van haar reis noemt verdachte het kalifaat en eveneens blijkt dat ze er rekening mee houdt dat ze niet (spoedig) terug zal keren, gezien de verwijzing naar haar testament. Tevens plaatst de passage over de aanslagen in Brussel en Parijs de strijd waarover verdachte spreekt minst genomen in een bepaalde context. Deze context volgt ook uit meerdere andere in de bewijsmiddelen opgenomen passages.
Voorts is van belang dat verdachte ook later vanuit Turkije in brieven aan haar ouders en zus, haar beweegredenen om af te reizen, herhaalt.
In een brief aan haar ouders, gedagtekend 17 september 2016, schrijft zij het volgende:
Zoals jullie nu zullen weten, ben ik thuis vertrokken. (…)
Ik weet niet of en wanneer ik terugkom, maar dit behoort bij mijn keuze voor mijn leven en mijn werk voor IS. Het is op dit moment moeilijk voor mij om op de normale manier (telefoon/WhatsApp) contact op te nemen, vooral in verband met mijn eigen veiligheid en vragen die gesteld kunnen worden. (…)
Maak jullie niet teveel zorgen ik word beschermd door Allah (…) en bij IS zitten veel lievere mensen dan jullie denken.
In de brief aan onder andere haar zus, afgestempeld in Turkije op 21 oktober 2016, schrijft verdachte:
Op dit moment is mijn leven erg fijn hier met vriendelijke mensen en een warme en fijne omgeving. Gezien mijn situatie is het mogelijk dat dit zal veranderen en dat ik een tijd lang niet in contact met jullie kan treden. Vandaar ook deze brief. Allah zal mij leiden.
Ik hoop dat pap en mam eerlijk zijn geweest over mijn beweegredenen en mijn vertrek tegen jullie want zoals ik het beschreef is het ook echt. Ik heb mijn keuze gemaakt om de redenen die ik beschreef. (…)
Het is een race tegen de klok om alle gelovige mannen, vrouwen en kinderen die zich destijds en nu ook nog, naar het beloofde land hebben gespoed, te ondersteunen op de juiste wijze. In sha’Allah mag ik daar aan bijdragen. (…)
Jullie begrijpen dat ik zeer voorzichtig moet zijn in wat ik vertel, en dat bij terugkomst ik
waarschijnlijk voor langere tijd niet beschikbaar ben. Ook bestaat de mogelijkheid dat ik niet terugkeer of niet in de gelegenheid ben om terug te keren. Voor nu zegt het mij dat ik niet terugkeer.
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat deze passages in het schriftje op de tafel in de woonkamer de beslissing(en) en beweegredenen van verdachte weergeven. Hetzelfde geldt voor de voorgenoemde brieven aan de ouders en de zus.
Deelneming aan een criminele terroristische organisatie.
Van deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie is sprake indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Elke bijdrage aan een dergelijke organisatie kan strafbaar zijn. Het is voldoende dat een verdachte in zijn algemeenheid – in de zin van onvoorwaardelijk opzet – weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Uit onder meer de volgende door haar op 15 november 2016 geüploade tekst, volgt verdachtes reisdoel:
Vervolgens vertrok ik in de richting van het Kalifaat om mij bij de strijders te voegen om medicijnen te brengen, mijn medische basiskennis, mijn auto en wat geld en voedsel om de strijders maar vooral ook de vrouwen en kinderen daar te ondersteunen. In Sha Allah bestaat mijn bijdrage op het pad van Allah uit strijd. In Dresden heb ik een nieuwe TomTom gekocht om mijn weg te wijzen. (…)
Verdachte schrijft hier ook concreet over de wijze waarop ze strijders van het kalifaat zou kunnen helpen. Voorts blijkt uit meerdere door haar geschreven passages dat ze van plan was zich aan te sluiten IS/ISIL. Verdachte was bereid om daarin ver te gaan. Dat blijkt – onder meer – uit de volgende teksten:
‘U heeft mij geroepen en ik ben gekomen. Laat mijn strijd, omwille van het geloof met Uw goedvinden en Uw leiden, in deze situatie voortgezet worden. Leidt mijn hand en mijn hart en maak mij gereed voor de strijd. De Jihad, de strijd omwille van het geloof, vraagt om volharding en doorzettingsvermogen, geloof en geduld. Maak mij weerbaar en strijdbaar en maak dat ik Uw wil doe. Laat mij een strijder zijn Heer, van binnen en van buiten, en niet zwichten voor de genietingen van het Wereldse leven. Maak mij één van uw strijders, omwille van het geloof Heer, die voor U Uw dienaar is.
‘
Nu is de tijd gekomen om te gaan’. Ik begrijp waarom sommige aanslagen gepleegd worden met nadruk noem ik de aanslagen in Parijs en Brussel. Zij zijn gepleegd door soldaten, geroepen door Allah’,
‘
De vele moslims, gelovigen, die zijn omgekomen zijn dappere mannen, vrouwen, kinderen, martelaren voor het geloof. Mijn hart rust in vrede als mijn lot daaraan gelijk zou zijn.’
’De keus voor geweld is niet meer anders te maken’,
‘
De reden dat ik afreis naar het kalifaat (op hoop van de zegen van Allah) is dat daar handen nodig zijn om te verdedigen, te helen, te helpen.’
‘
Ook ben ik bereid een bijdrage te leveren aan de gewapende strijd in de vorm van het inzetten van mijn intelligentie waar gevraagd om een tactische bijdrage te leveren. Of anders wanneer gevraagd.’
Bovendien blijkt ook uit andere geschriften, passages en uploads dat verdachte wilde “
strijden”. De rechtbank ziet in voornoemde geschriften dan ook voldoende bewijs dat verdachte zich wilde aansluiten om te verdedigen, te helen en te helpen bij IS/ISIL.
Fictief personage?
Ter zitting heeft verdachte, voor het eerst, aangevoerd dat zij in Turkije aan een boek heeft gewerkt waarin de hoofdpersoon een IS-strijder was. Bij het beschrijven van de gedachtegang van die IS-strijder verwoordde zij dat in de “
ik-vorm”. Het was dus fictie wat zij in voornoemde passages schreef, aldus verdachte. Geconfronteerd met (ook andere) passages welke opvallende gelijkenis vertonen met gebeurtenissen tijdens haar eigen reis
- zoals bijvoorbeeld de landen en plaatsen die ze heeft bezocht op doorreis, de aankoop van een navigatiesysteem, de bewegingen bij de grens tussen Turkije en Syrië en haar dochter - heeft verdachte aangevoerd dat ze daarnaast ook teksten heeft geschreven die een verslag betroffen van haar eigen leven en gedachten. In dat geval was er dan geen sprake van een IS-personage maar schreef zij over haarzelf. Ze schreef dan teksten die een verslag betroffen van gebeurtenissen tijdens haar reis of verblijf in Turkije.
Geconfronteerd met het schriftje op de tafel in de woonkamer, dat zij voor haar familie, ex-partner en destijds achtjarig dochtertje – zoals eerder aangehaald - bij haar vertrek voor hun had achtergelaten, antwoordt verdachte dat bepaalde passages waarschijnlijk eveneens vanuit dit fictief personage zijn geschreven omdat zij toen ook al bezig was met plannen voor dat boek.
De rechtbank hecht geen geloof aan de alternatieve verklaring van verdachte en acht bewezen dat het verdachte is geweest die uitdrukking heeft gegeven aan haar wens om naar Turkije te reizen in de hoop dat zij daar de grens met Syrië zou kunnen passeren, teneinde zich te vestigen in het kalifaat en zich aan te sluiten bij IS/ISIL. De rechtbank volgt dan ook niet het verweer dat de teksten in de schriftjes en de geüploade bladzijden het materiaal zijn voor een boek en daarom als het gedachtengoed van een puur fictief personage moeten worden gezien. De rechtbank heeft daarbij vooral waarde gehecht aan de eenheid van stijl, het feit dat de teksten zijn doorspekt met verwijzingen naar het eigen leven van verdachte en de talloze parallellen tussen hetgeen verdachte schrijft en haar feitelijke situatie op dat moment. De rechtbank betrekt verder bij haar oordeel dat de passages die betrekking hebben op de IS-strijd, beweegredenen en eventuele gevolgen daarvan, vervlochten zijn met de zorg om, gevolgen voor, en het gemis van verdachtes dochter [naam] .
De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt doordat verdachte, in het schrift dat na haar vertrek in haar woonkamer is aangetroffen, niet spreekt over het schrijven van een boek maar enkel over haar roeping om af te reizen naar het kalifaat. Deze beweegreden herhaalt verdachte in voornoemde brieven aan haar ouders en zus, welke toch bezwaarlijk anders kunnen worden opgevat dan de weergave van verdachtes beweegredenen tot vertrek. Voorts heeft verdachte op 27 januari 2016 om 17:17:27 uur in een WhatsApp bericht gericht aan haar ouders geappt dat:
‘als ik (of iemand anders) dan kijk, heb ik nog de keuze om een draai aan het verhaal te geven’.Pas op de zitting van 5 juli 2018 maakt verdachte melding van een fictief personage.
Dit alles leidt de rechtbank tot de conclusie dat hetgeen is opgeschreven en is gebezigd voor het bewijs, moet worden beschouwd als verdachtes gedachten(goed) en beweegredenen.
Dat verdachte louter een spirituele rondreis maakte, vindt alleen al gelet op het voorgaande geen steun in het dossier. Te minder nu verdachte zich verhoudingsgewijs lang heeft opgehouden in Gaziantep bij de Syrische grens. Verder passen de zorgen die verdachte heeft uitgesproken ten aanzien van haar veiligheid, de straf die zij naar verwachting zal ontvangen bij haar terugkeer en de pogingen om de digitale communicatie afgeschermd en geheim te houden, niet in het beeld van een rondreis die louter een spiritueel karakter draagt.
Terroristische karakter van IS/ISIL en wetenschap daarvan bij verdachte.
Op 29 juni 2014 werd in Syrië het kalifaat uitgeroepen dat is bekend geworden is als IS (Islamic State). Centraal staat de strijd zoals die werd gevoerd door Al Qaida en daaraan gelieerde (voorlopers van) groepen zoals Islamic State of Iraq and the Levant (ISIL) en Islamic State in Syrië (ISIS). Dat IS – en waar hierna over ISIL of ISIS gesproken wordt, geldt dit hetzelfde – een terreurorganisatie is, is algemeen bekend. Volgens vaste jurisprudentie van rechtbanken en hoven wordt IS aangemerkt als een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven als bedoeld in artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht in combinatie met artikel 83a van dat wetboek. De rechtbank verwijst naar een recente uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 25 mei 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:1249. Het is strafbaar om deel te nemen aan (de strijd van) IS. Hierover is ter terechtzitting ook geen discussie geweest. De rechtbank volstaat voor het bewijs dan ook met een verwijzing naar de vindplaats in het dossier van het proces-verbaal van de politie waarin de achtergronden van IS en de juridische implicaties daarvan uitgebreid beschreven worden.
Dat verdachte weet had van de gruwelijkheden die uit naam van IS zijn verricht staat eveneens niet ter discussie. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij net als iedereen bekend was met standrechtelijke executies door IS en dat zij zich nog de gruwelijke mediabeelden herinnert van het geweld dat IS heeft gebruikt tegen (onder andere) de Yezidi vrouwen op de berg in het Iraakse Sinjar.
De rechtbank concludeert dat verdachte ten minste vanaf augustus 2014 ervan op de hoogte is geweest dat jihadistische strijdgroepen zoals IS zich in Syrië en aangrenzende landen schuldig maakten aan terroristische misdrijven.
Kwalificatie: poging.
Verdedigen, helen en helpen bij IS/ISIL kan worden gekwalificeerd als deelneming aan een terroristische organisatie. Deelneming aan IS/ISIL levert dan ook op deelneming aan een terroristische organisatie als bedoeld in artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht op.
Nu is vastgesteld dat verdachte was begonnen aan een reis naar Syrië om zich daar aan te sluiten bij IS dan wel ISIL, moet de rechtbank de vraag beantwoorden of dat kan worden gekwalificeerd als een strafbare poging tot deelneming aan IS/ISIL.
Voor een kwalificatie als strafbare poging is nodig dat het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Er moet dus bewijs zijn dat verdachte een bepaald misdrijf wilde gaan plegen en er moet bewijs zijn dat zij daadwerkelijk een of meerdere handelingen heeft verricht die nodig zijn voor het plegen van het voorgenomen misdrijf. Het gaat om de uiterlijke verschijningsvorm van haar handelen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er wettig en overtuigend bewijs dat verdachte naar Syrië wilde reizen en daarin bijna is geslaagd, zich wilde aansluiten bij IS dan wel ISIL en daar wilde meehelpen aan de zijde van IS/ISIL. Zij heeft over dat voornemen meerdere brieven en passages geschreven. Ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf is verdachte met haar personenauto naar Turkije gegaan, heeft geldbedragen opgenomen, heeft de Arabische taal bestudeerd en heeft in het zuiden van Turkije meerdere pogingen ondernomen om de grens met Syrië over te steken.
De conclusie.
De rechtbank acht de ten laste gelegde poging tot het deelnemen aan een terroristische organisatie dan ook wettig en overtuigend bewezen.