Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 april 2018;
- het proces-verbaal van comparitie van 22 juni 2018.
2.De feiten
2.3. Op 24 maart 1988 hebben de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] perceel 611 geleverd aan [gedaagden sub 1 en sub 2] In de notariële akte van levering is de volgende omschrijving van het verkochte en geleverde opgenomen:
B. diverse roerende lichamelijke zaken, te weten:- weide-afrastering;- zonneterras;- fruitbomen door partijen aangewezen;- televisie-antenne;- boiler;- schrikdraad-apparatuur;- bouwmaterialen (slaapkamers);- metselzand;- Drents landhek;- voorraad hooi en stro;- dakpannen (muidepannen);- demontabele paardenstal;- lantaarn en verlichting terras;- werkblad studeerkamer;”
3.Het geschil
primair:[gedaagden sub 1 tot en met sub 4] te verbieden om de Grond te gebruiken en [gedaagden sub 1 tot en met sub 4] te veroordelen alle zaken en voorzieningen die zij in of op de Grond hebben aangebracht of geplaatst, te verwijderen en de schade als gevolg hiervan te herstellen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag(deel),
subsidiair (voor het geval de Grond niet langer eigendom is van de Gemeente):
[gedaagden sub 1 tot en met sub 4] te veroordelen tot (terug)levering van de Grond om niet en te bepalen dat dit vonnis voor de notariële akte in de plaats treedt,
zowel primair als subsidiair te vermeerderen met proceskosten.
3.2. De Gemeente legt aan haar primaire vordering ten grondslag dat [gedaagden sub 1 tot en met sub 4] door het gebruik van de Grond inbreuk maakt op het eigendomsrecht van de Gemeente. De Gemeente legt aan haar subsidiaire vordering ten grondslag dat [gedaagden sub 1 tot en met sub 4] onrechtmatig jegens de Gemeente heeft gehandeld door inbreuk te maken op haar eigendomsrecht, waardoor de Gemeente schade heeft geleden.
4.De beoordeling
roerendezaken betreft. Dat de grond waarop deze roerende zaken zich bevinden ook is geleverd, volgt niet uit de leveringsakte. Mede in het licht van de aanzienlijke afwijking in de perceeloppervlakte, acht de rechtbank de vermelding van de roerende zaken in de leveringsakte onvoldoende om te concluderen dat [gedaagden sub 1 tot en met sub 4] zich redelijkerwijze als rechthebbende van de Grond mocht beschouwen.
4.9. [gedaagden sub 1 en sub 2] heeft perceel 611 in 1988 geleverd gekregen. [gedaagden sub 1 tot en met sub 4] stelt vanaf toen de bezitsdaden van de vorige eigenaren ten aanzien van de Grond te hebben voortgezet. [gedaagden sub 1 tot en met sub 4] stelt dat gedurende tenminste 20 jaar sprake is van bezitsdaden ten aanzien van de Grond, te weten: het omheinen/afrasteren van de Grond met weidedraad/ schrikdaad, houden/scheren van schapen, maaien van gras, bewerken/inzaaien van de Grond, hooien, veranderen van de tuininrichting, inrichten als speel-/voetbalveldje, aanwezig hebben van een permanente waslijn, erfbeplanting, beklinking en een verharde inrit en het planten van fruitbomen.
Niet in geschil is dat de Grond op dit moment voor een deel (aan de noordzijde en oostzijde) is omheind. Hierdoor is de Grond grotendeels afgescheiden van de rest van perceel 713. Bovendien is (aan de voorzijde en noordzijde) een tuin, beklinkering en een verharde inrit vanaf de openbare weg naar de woning(en) van [gedaagden sub 1 tot en met sub 4] , aanwezig. Uit de ter comparitie overgelegde luchtfoto en recente foto’s, concludeert de rechtbank dat de Grond hierdoor visueel bij perceel 611 is gevoegd. [gedaagden sub 1 tot en met sub 4] stelt dat de omheining, tuin, beklinkering en verharde inrit al aanwezig waren toen [gedaagden sub 1 en sub 2] het perceel in 1988 kocht. [gedaagden sub 1 tot en met sub 4] stelt de Grond voorts gedurende 20 jaar gebruikt te hebben door aldaar schapen te houden, de Grond te bewerken op diverse wijzen en de Grond te gebruiken als speel-/voetbalveldje. Naar het oordeel van de rechtbank kon de Gemeente uit al dit handelen tezamen niet anders afleiden dan dat [gedaagden sub 1 tot en met sub 4] pretendeerde eigenaar te zijn van de Grond. Dat het hier gaat om grond van een gemeente, maakt dit niet anders. De door [gedaagden sub 1 tot en met sub 4] gestelde bezitsdaden zijn naar het oordeel van de rechtbank dusdanig dat indien deze vast komen te staan, niet anders kan worden geoordeeld dan dat sprake is van een intentie tot het houden voor zichzelf door [gedaagden sub 1 tot en met sub 4]
4.14. De Gemeente betwist echter de door [gedaagden sub 1 tot en met sub 4] gestelde bezitsdaden. De Gemeente betwist in het bijzonder de door [gedaagden sub 1 tot en met sub 4] daarbij gestelde data.
4.19. Dit betekent niet dat iedere verkrijging door bevrijdende verjaring zonder meer een onrechtmatige daad oplevert. Of sprake is van een onrechtmatige daad is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval.
1 augustus 2018voor uitlating door [gedaagden sub 1 tot en met sub 4] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden september tot en met november 2018 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,