Op 2 juli 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal met bedreiging met geweld. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de diefstal van hennep onder bedreiging met een vuurwapen en het opzettelijk aanwezig hebben van hasjiesj. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een onderzoek ter terechtzitting op 26 maart en 18 juni 2018. De verdachte werd vrijgesproken van het eerste feit, omdat de bewijswaarde van de herkenning door het slachtoffer tijdens een meervoudige fotoconfrontatie onvoldoende was. Het slachtoffer had het gevoel dat hij iemand moest aanwijzen, wat de betrouwbaarheid van de herkenning in twijfel trok. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden rondom de fotoconfrontatie niet voldoende waren om de verdachte wettig en overtuigend te beschouwen als de dader van de diefstal.
Wat betreft het tweede feit, het bezit van hasjiesj, werd de verdachte wel schuldig bevonden. De rechtbank legde een geldboete op van € 200,00, met de mogelijkheid van 4 dagen hechtenis als de boete niet werd betaald. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de eerdere veroordelingen van de verdachte met betrekking tot de Opiumwet. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om de rechten van de verdachte te waarborgen.