Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 juni 2018 in de zaak tussen
Lakspuiterij De Uitkomst B.V., te Geldrop, eiseres
Procesverloop
(lees: het Activiteitenbesluit milieubeheer
)en de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15 (PGS 15).
De rechtbank heeft het onderzoek op 16 april 2018 gesloten.
Overwegingen
Feiten1. Eiseres, die een industrieel lakspuitbedrijf exploiteert, is op 7 oktober 2017 door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant gecontroleerd op naleving van de milieuregels. Geconstateerd werd dat de Activiteitenregeling milieubeheer niet volledig werd nageleefd, omdat niet werd voldaan aan diverse voorschriften van de PGS 15.Verweerder heeft eiseres bij brief van 2 november 2016 verzocht dit voor1 december 2016 op te lossen. Omdat tijdens een hercontrole op 7 december 2016 is geconstateerd dat de opslag van gevaarlijke stoffen nog steeds niet overeenkomstig de PGS 15 plaatsvond, heeft verweerder op 29 december 2016 een voornemen tot handhaving aan eiseres toegezonden. Bij een hercontrole op 13 januari 2017 is geconstateerd dat eiseres onvoldoende maatregelen heeft getroffen. Weliswaar is een aantal tekortkomingen inmiddels ongedaan gemaakt, maar de opslag van gevaarlijke en CMR-stoffen in verpakking vindt niet geheel overeenkomstig de PGS 15 plaats. Bij besluit van 2 februari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres gelast om dit vóór 13 maart 2017 op te lossen (en opgelost te houden), anders verbeurt zij een dwangsom van € 4.000,- per geconstateerde overtreding/per dag, met een maximum van € 24.000,-. Bij een hercontrole op 13 maart 2017 is gebleken dat er geheel werd voldaan aan de lastgeving. Bij besluit op bezwaar van 2 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.Intrekking last
De rechtbank stelt vast dat met de oplegging van de last onder dwangsom is beoogd om de overtredingen te beëindigen en beëindigd te houden. Verweerder heeft geen preventieve last onder dwangsom opgelegd.
Niet in geschil is dat op het moment dat het primaire besluit werd genomen sprake was van overtredingen, zodat verweerder bevoegd was tot handhavend optreden. De enkele omstandigheid dat de overtredingen ten tijde van het nemen van het bestreden besluit waren beëindigd, wat erop neerkomt dat gevolg is gegeven aan het handhavingsbesluit, is geen reden voor herroeping van dat besluit. Daarmee zou het doel van de last onder dwangsom, die erop is gericht de overtreder ertoe te bewegen zelf een einde te maken aan de illegale situatie binnen een bepaalde termijn, immers teniet worden gedaan. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:610. Evenmin behoeft vast te staan dat er opnieuw overtredingen zullen plaatsvinden om een last onder dwangsom in bezwaar in stand te laten. De stelling van eiseres dat verweerder met het primaire besluit niet zou hebben beoogd om een herhaling van de overtreding(en) te voorkomen deelt de rechtbank niet. In het primaire besluit wordt duidelijk vermeld dat een dwangsom wordt verbeurd als eiseres op of na 13 maart 2017 niet tijdig of niet volledig voldoet en blijft voldoen.
Ook het feit dat eiseres vóór het nemen van het primaire besluit stappen had gezet om een einde te maken aan één van de gestelde overtredingen en dit aan verweerder had meegedeeld, maakt niet dat verweerder geen last onder dwangsom had mogen opleggen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat bij eerdere controles al is meegedeeld door verweerder wat de gebreken waren, de geconstateerde overtredingen nogbestonden op het moment van het nemen van het primaire besluit, het meerdere overtredingen betrof en aannemelijk is geworden dat de begunstigingstermijn voldoende ruim was om de overtredingen te kunnen beëindigen zonder verbeuring van een dwangsom. Deze grond slaagt niet.
Verweerder heeft hierover gesteld dat hij de last onder dwangsom bewust algemeen heeft gehouden, omdat het gaat om ‘good housekeeping’ en om dynamische processen. Het bedrijf is zelf verantwoordelijk voor het oplossen van de tekortkomingen, ook al zijn die niet in alle details genoemd. Volgens verweerder is het lastig om de precieze overtreding van de PGS 15 aan te geven, men moet zich aan dit document houden. Een professionele ondernemer kan volgens verweerder hiermee uit de voeten.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, waaronder de uitspraak van 20 april 2018
(ECLI:NL:RVS:2018:1316), vereist het rechtszekerheidsbeginsel dat een last zodanig duidelijk en concreet geformuleerd dient te worden dat degene tot wie de last is gericht niet in het duister hoeft te tasten over hetgeen gedaan of nagelaten moet worden om de overtreding te beëindigen.
Uit de last onder dwangsom, zoals opgenomen in het primaire besluit, blijkt niet duidelijk of deze ziet op elke mogelijke (toekomstige) overtreding van een willekeurig voorschrift uit de PGS 15 of alleen op de voorschriften van de PGS 15 zoals die zijn opgenomen in het ‘Verslag bestuurlijke hercontrole’ die als bijlage bij het primaire besluit is gevoegd.
Uit het verhandelde ter zitting maakt de rechtbank op dat verweerder heeft beoogd om een last onder dwangsom op te leggen voor elke op dat moment bestaande en toekomstige overtreding van een willekeurig voorschrift uit de PGS 15. Dit zou betekenen dat eiseres meteen een dwangsom verbeurt indien zij een ander voorschrift van de PGS 15 overtreedt dan de voorschriften van de PGS 15 zoals die zijn opgenomen in genoemd ‘Verslag bestuurlijke hercontrole’. Dit is in strijd met artikel 5:31d en artikel 5:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat ervan uitgaat dat een last onder dwangsom alleen kan worden opgelegd indien sprake is van een overtreding of van een overtreding die klaarblijkelijk dreigt, waarvan in dit geval geen sprake was. Bovendien is het in strijd met artikel 5:32a, tweede lid, van de Awb, omdat eiseres dan niet meer de gelegenheid heeft om de (nieuwe) overtreding ongedaan te maken zonder verbeuring van een dwangsom. Deze beroepsgrond slaagt.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien en het primaire besluit te herroepen, voor zover het betrekking heeft op andere voorschriften van de PGS 15 dan de voorschriften die zijn opgenomen in het ‘Verslag bestuurlijke hercontrole’ die als bijlage bij het primaire besluit is gevoegd.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseresgemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.004,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 501,- en een wegingsfactor 1). Verder bestaat aanleiding de door eiseres genoemde reis- en verblijfkosten van € 16,22 te vergoeden.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit voor zover het betrekking heeft op andere voorschriften van de PGS 15 dan de voorschriften die zijn opgenomen in het ‘Verslag bestuurlijke hercontrole’ die als bijlage bij het primaire besluit is gevoegd;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 333,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van