ECLI:NL:RBOBR:2018:3040

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
17_3464
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting van de gemeente Eindhoven

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 22 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een werknemer van Koninklijke KPN N.V., en de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven. Eiser had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen op 28 oktober 2017, die bestond uit € 2,30 aan parkeerbelasting en € 60,- aan kosten voor naheffing. Eiser stelde dat hij een ontheffing had voor het parkeren, die volgens hem geldig was op de betreffende locatie. De rechtbank diende te beoordelen of de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.

De rechtbank overwoog dat de RVV (Reglement verkeersregels en verkeerstekens) geen vrijstelling biedt van de verplichting om parkeerbelasting te betalen. Eiser had een ontheffing die betrekking had op bepaalde bepalingen van het RVV, maar deze ontheffing hield geen vrijstelling in van de parkeerbelasting. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin werd bevestigd dat een RVV-ontheffing niet automatisch leidt tot een vrijstelling van parkeerbelasting.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 17/3464

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven, verweerder

(gemachtigde: L.J. Boone).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser op 28 oktober 2017 een naheffingsaanslag parkeerbelasting (met aanslagnummer [aanslagnummer] ) opgelegd ter hoogte van € 62,30, bestaande uit € 2,30 parkeerbelasting en € 60,- kosten naheffing.
Bij uitspraak op bezwaar van 13 november 2017 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2018. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

FeitenDe auto van eiser met het kentekennummer [kenteken] stond op 20 oktober 2017 omstreeks 10:01 uur geparkeerd op een openbare parkeerplaats aan de Paradijslaan te Eindhoven. Deze parkeerplaats is op grond van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting gemeente Eindhoven 2017 (Verordening), in samenhang met het Aanpassing aanwijsbesluit en uitwerkingsbesluit parkeren juli 2017 aangewezen als plaats waar parkeerbelasting wordt geheven. Een parkeercontroleur van de gemeente Eindhoven heeft op dit tijdstip geconstateerd dat in de auto van eiser geen geldig parkeerkaartje aanwezig was. Hij heeft daarop de naheffingsaanslag opgelegd.
Ten name van [eiser] (werkzaam voor Koninklijke KPN N.V.), is voor het verrichten van uitvoerende en controlerende werkzaamheden op het gebied van openbare nutsvoorzieningen een ontheffing verleend van het Wegenverkeersreglement en vrijstelling van de bepalingen van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV). Deze ontheffing lag ten tijde van de controle in de auto met het kenteken [kenteken] .
Geschil en beoordeling
1. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Tussen partijen is niet in geschil dat op de betreffende plaats is aangewezen als plaats waar parkeerbelasting wordt geheven.
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag niet terecht is opgelegd, omdat er een ontheffing voor parkeren in zijn auto lag. Deze ontheffing was volgens eiser geldig op de betreffende plek, nu in de ontheffing niet staat vermeld dat deze in een situatie van betaald parkeren niet zou gelden. Indien de ontheffing in deze situatie niet zou gelden, zou hij zijn werkzaamheden niet kunnen verrichten binnen de ring van Eindhoven.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een RVV ontheffing geen vrijstelling inhoudt van de verplichting om parkeerbelasting te betalen.
4. De rechtbank overweegt, in navolging van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 maart 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:1767), dat een RVV ontheffing uitsluitend voorziet in een vrijstelling van een aantal bepalingen van het RVV. In artikel 87 RVV zijn de artikelen opgesomd waarop een ontheffing betrekking kan hebben. Zo kan een RVV-ontheffing onder andere voorzien in een ontheffing om op een bepaalde plaats een voertuig te parkeren terwijl dat zonder ontheffing verboden zou zijn, maar de RVV voorziet niet in een vrijstelling van de verplichting om parkeerbelasting te betalen. Een eventuele ontheffing kan in dit geval dus niet afdoen aan de verschuldigdheid van parkeerbelasting.
5. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de naheffingsaanslag parkeerbelasting van 20 oktober 2017 bij de uitspraak op bezwaar terecht heeft gehandhaafd.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Heer Schotman, rechter, in aanwezigheid van mr. S.L.I. van Eijs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.