ECLI:NL:RBOBR:2018:2920

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
13 juni 2018
Zaaknummer
01/865036-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting met geweld en dwang, veroordeling tot gevangenisstraf en terbeschikkingstelling

Op 13 juni 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer, die op 19 maart 2017 in Eindhoven door de verdachte werd aangevallen. Tijdens de zitting zijn meerdere getuigen gehoord, waaronder vrienden van het slachtoffer, die bevestigden dat het slachtoffer in een staat van schok verkeerde na de aanval. De verdachte ontkende de beschuldigingen en beweerde dat er sprake was van vrijwillige seks, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen consistent en overtuigend waren. De rechtbank achtte de verkrachting wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van forensisch bewijs en de verklaringen van de betrokkenen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 1.280,49 werd opgelegd, bestaande uit immateriële en materiële schade. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een ernstige inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en dat de opgelegde straf en maatregel noodzakelijk waren voor de bescherming van de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865036-17
Datum uitspraak: 13 juni 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren te [land] op [1990] ,
wonende te [postcode] [plaats] , [adres 1] ,
thans gedetineerd te: Den Haag PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 juni 2017, 13 september 2017, 1 november 2017, 24 januari 2018, 28 maart 2018 en 30 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 mei 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 maart 2017 te Eindhoven door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- de hierna genoemde [slachtoffer 1] (meermalen) bij haar haren vast te pakken en/of aan haar haren te trekken en/of
- zijn mond tegen de mond van die [slachtoffer 1] te drukken en/of in de wangen van die [slachtoffer 1] te knijpen en/of zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] te duwen en/of brengen en/of houden en/of - (hardhandig) de rok van die [slachtoffer 1] omhoog te trekken en/of de

boxershort van die [slachtoffer 1] omlaag te trekken en/of - (vervolgens) (hardhandig) aan die boxershort te trekken en/of die [slachtoffer 1] aan die boxershort omhoog te trekken en/of die boxershort kapot te trekken en/of

- die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of op een bed te gooien en/of vast te houden en/of zijn knie op de heup van die [slachtoffer 1] te plaatsen en/of de benen van die [slachtoffer 1] uit elkaar te trekken en/of te duwen en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] te duwen en/of te brengen en/of te houden en/of (vervolgens) zijn vinger(s) op en neer te bewegen en/of - het gezicht en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] tegen zijn penis te trekken en/of te duwen en/of te houden, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of het (vervolgens) op en neer bewegen van zijn vinger(s) en/of het trekken en/of duwen en/of houden van het gezicht en/of hoofd van die [slachtoffer 1] tegen zijn, verdachtes, penis en/of het op de mond zoenen van die [slachtoffer 1] en/of het (daarbij) duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, tong, in de mond van die [slachtoffer 1] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de ten laste gelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie ziet geen aanleiding om aan de verklaring van aangeefster te twijfelen, nu deze op diverse onderdelen steun vindt in het dossier. Verdachte bekent ook een aanmerkelijk deel van de tenlastelegging. De verklaring van verdachte dat er geen sprake was van dwang maar van vrijwillige wilde seks, acht de officier van justitie niet aannemelijk gelet op het zichtbare letsel bij aangeefster, de plukken haren die in de woning zijn aangetroffen en de ontreddering bij aangeefster direct na het gebeurde.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat niet bewezen kan worden dat sprake is geweest van verkrachting en dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het opzet bij verdachte ontbrak. Daarnaast heeft de raadsman twijfels over de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster. Verder is er volgens de raadsman onvoldoende steunbewijs in het dossier.
De bewijsmiddelen. [1]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 20 maart 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven [p. 51 e.v.]:
Ik doe aangifte van verkrachting tegen [verdachte] , de buurman van [getuige 1] . [getuige 1] woont aan de [adres 2] in Eindhoven.
Op 19 maart 2017 rond 19.00 uur was ik bij [getuige 1] . [verdachte] was er ook. [getuige 1] zei dat ze moest gaan. Ik ben op de bank gaan liggen. [getuige 1] liep naar de deur en riep dat [verdachte] mee moest komen. Ik lag nog op de bank in de kamer. [verdachte] kwam het appartement weer binnen. Hij liep toen op mij af en sloeg mij op mijn kont. Ik zei: ”Vind je dat wel normaal”. Hij zei dat hij het normaal vond. Ik zei toen: ”Mag dat?“. Hij zei: “Ik vraag het aan jou, mag dat?” Ik zei dat het niet mag. Hij werd toen heel erg vervelend. Hij stond op en pakte mijn haren vast. Hij ging met zijn dreadlocks in mijn gezicht hangen. Hij zei: ”Ik weet dat je dit wil, ik weet dat je dit wil”. Hij drukte zijn mond op mijn mond. Hij ging met zijn tong in mijn mond. Ik heb toen heel vaak nee geroepen. Hij luisterde niet. Hij trok mijn benen op de bank uit elkaar. Het was een hele worsteling. Hij trok hardhandig mijn rok omhoog tot mijn heupen. Ik droeg een boxershort en hij trok mij van de bank omhoog aan deze boxershort. Hij gebruikte om en om zijn beide handen. Hij was zwaar agressief, hij blies en hijgde. Ik zei dat hij moest stoppen. Hij bleef doortrekken aan mijn boxershort en zei: ”Meewerken”. Ik zag de strepen op mijn benen en ik zag ook bloed door de striemen. Toen hij mijn rok omhoog deed, heeft hij tegelijkertijd mijn boxer naar beneden getrokken tot in mijn knieholtes. Daar is hij toen aan het trekken gegaan om deze broek uit te krijgen. Ik riep dat hij op moest houden en dat hij het niet moest doen. Hij trok ineens de broek kapot, hij ging als eerste kapot bij mijn linkerbeen. De andere kant bleef hij aan trekken maar die kreeg hij niet kapot. Hij bleef hard trekken en mijn been is daardoor kapot. Hij kreeg het voor elkaar dat mijn boxershort via mijn rechterbeen uitging.
Ik heb toen met hem zitten worstelen. Ik ben opgestaan en liep naar de slaapkamer. Hij pakte mij toen aan mijn haren en gooide mij op het bed. Hij probeerde toen mijn benen uit elkaar te trekken, maar elke keer als hij mijn benen een stukje uit elkaar had, duwde ik met mijn andere been mijn benen weer dicht. Ik wilde daarmee voorkomen dat hij tussen mijn benen kwam. Ik probeerde over het bed heen te rennen en hij trok mij aan mijn haren het bed op. Ik hoorde mijn haren een geluid maken. Hij zette mij met mijn schouders vast op het bed en met zijn knie op mijn heup. Dat was mijn rechterheup. Dat ging even zo door, hij bleef mijn haren vasthouden. We bleven worstelen op het bed en ik duwde hem de hele tijd weg. Er was een moment dat ik er tussendoor kon glippen. Ik rende naar de badkamer, daar heeft hij mij in een hoek gedreven. Ik sloeg met mijn armen om mij heen en heb daarbij alle flessen shampoo op de grond geslagen. Hij bleef mij bij mijn haren vasthouden. Hij trok mij meerdere malen aan mijn haren omlaag naar zijn piemel toe.
Na de badkamer zei ik dat ik moest plassen. Ik zei: “ [bijnaam verdachte] , ik moet echt plassen, laat me alsjeblieft naar de wc”. Ik duwde hem weg en rende naar de wc. Hij kwam achter mij aan, ik ging de wc in en deed de deur dicht en hij gaf een klap op de wc deur.
Op de wc heb ik mijn vriendin [getuige 1] veel berichten gestuurd. Ik stuurde: “ [getuige 1] ”, “kom terug naar huis”, “hij wil zijn kleren niet aan doen”, “hij wil me neuken”. Ik heb toen doorgetrokken en liep de wc uit.
Toen ik de wc uitkwam, zag ik dat hij aan zijn piemel zat te trekken. Hij begon mij meteen vast te houden, mij tegen te houden, mij de hoek in te drijven. Hij dreef mij eerst naar de keuken. Ik stond tegen de muur aan. Ik trok alle handdoeken van de muur af. Hij had zijn handen tegen de muur rechts en links van mij. Ik stond er tussenin. In elke ruimte trok hij aan mijn haren en probeerde mijn hoofd naar zijn piemel te bewegen.
Ik herinner me ook dat toen ik op het bed was hij zijn vingers in mij duwde. Dat was toen ik mijn benen probeerde dicht te duwen. Hij duwde toen mijn benen naar voren en deed zijn vinger in mijn vagina en hij ging een paar keer op en neer.
Ik was dus in de keuken en hij pakte mij ook heel hard vast bij mijn mond en hij begon mij heel hard te kussen. Hij duwde zijn tong in mijn mond. Hij kneep in mijn wangen waardoor mijn mond openging.
Het was nog steeds een heel geduw en getrek. We kwamen in de woonkamer uit en ik kwam terecht op de driezitsbank. Hij duwde mij daar echt naar toe. Hij zette één voet links van mijn voet en één voet rechts van mijn voet en hij trok aan mijn haren mijn gezicht naar zijn piemel toe. Zijn piemel raakte mijn wangen. Hij riep: “Luisteren, luisteren”. Ik zei dat hij mij niet moest dwingen. Hij zei: “Ik dwing jou niet, je moet gewoon meewerken.” Dat duurde daar nog een paar minuten tot ik de sleutel in de voordeur hoorde. Hij stond voor de driezitsbank met zijn gezicht naar mij toe. Hij draaide zich om en duwde tegen de deur aan en zei: ”Nee, niet binnen komen, ik ben in mijn nakie”. [getuige 1] kon nog tussen de deur door glippen. Ze riep tegen [verdachte] : “ [verdachte] meen je dat nou, viezerik, smeerlap, trek je kleren aan”.
Hoe was zijn piemel toen hij stond te trekken?Die stond omhoog, zijn piemel was hard en vies.
Wat was er vies aan?Ik zag witte spikkeltjes, witte viezigheid, ik heb nog nooit zoiets gezien. Ook al zou een vrouw het willen, ik kan me niet voorstellen dat als ze zijn stinkding zien ze nog willen. Zo een ongewassen geval.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] d.d. 21 maart 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven [p. 64 e.v.]:
Op 19 maart 2017 was ik in mijn woning aan de [adres 2] te Eindhoven. [slachtoffer 1] lag op de tweezitter en [verdachte] zat op de driezitter. Ik ging rond 19.45 uur weg. Ik kreeg ineens een sms van [slachtoffer 1] , dit was om 19.55 uur. [slachtoffer 1] stuurde mij diverse losse sms-berichten snel achter elkaar: kom snel. terug. hij doet zijn kleren niet aan. en laat me niet gaan. hij wil neuken. ik zit stiekum op wc. kom aub terug. snel please.
Opmerking verbalisanten: Wij hebben deze sms’jes gelezen op de telefoon van de getuige.
Ik ben toen met mijn vriendin [getuige 2] terug naar mijn woning gegaan. Ik heb de voordeur open gemaakt en glipte de woonkamer binnen. Ik zag dat [verdachte] achter de deur (van de woonkamer naar de gang) stond. Ik zag dat [slachtoffer 1] vanaf de driezitter naar mij toe liep.
Ik zag [verdachte] in zijn blote piemel staan. Ik schrok ervan en ik zei: “ [verdachte] doe je kleren aan”. Ik nam [slachtoffer 1] toen mee naar de badkamer. [slachtoffer 1] was dichtgeklapt en zei tegen mij: “Kijk naar mijn been, hij heeft mijn onderbroek van mijn lijf getrokken”. Ik zag dat er een wond zat in de knieholte van [slachtoffer 1] . Al mijn shampoos lagen door de badkamer verspreid. Ik zag ook mijn make-up spullen op de grond liggen. Ik had ook gezien dat mijn bed helemaal overhoop was gehaald en de dekens er aan de achterkant uit waren. Ik zag dat er allemaal handdoeken in de keuken op de grond lagen. Naderhand zag ik de kapotte onderbroek van [slachtoffer 1] op de grond liggen.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant d.d. 9 oktober 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Toen ik de sms-berichten van [slachtoffer 1] kreeg, zijn [getuige 2] en ik snel terug naar mijn woning gegaan. [verdachte] stond in zijn nakie toen we binnen kwamen. Ik zag dat [slachtoffer 1] verkrampt op de bank zat. Ik heb [slachtoffer 1] meegenomen de badkamer in. Ik vond het een enge situatie. Mij wordt voorgehouden dat [verdachte] heeft gezegd dat [slachtoffer 1] het zelf heeft gewild. Nee, dit was niet vrijwillig. Zoals ze eruit zag, ze was in shock. Dit terwijl ze veel heeft meegemaakt en wel tegen een stootje kan.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 23 maart 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven [p. 76 e.v.]:
Op 19 maart 2017 ging ik met [getuige 1] naar haar woning. [getuige 1] opende de voordeur en liep meteen vanuit de hal naar de woonkamer. Ik stond nog in de hal en hoorde [verdachte] roepen dat hij naakt was. Ik ging ook de kamer binnen. Ik keek rond en zag dat alles overhoop lag. Ik zag striemen op de benen bij [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] zei niet veel en leek in shock, ze zat maar te zitten.
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] d.d. 21 maart 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven [p. 81 e.v.]:
Op 19 maart 2017, omstreeks 20.45 uur, kreeg ik de melding om te gaan naar [adres 2]
in Eindhoven in verband met een verkrachting. De deur werd geopend door een oudere dame. Ik zag in de woonkamer drie dames op de bank zitten, waaronder het slachtoffer [slachtoffer 1] . Ik zag dat er een groen/turqoise onderbroek op de grond lag naast de bank. Ik zag dat de onderbroek gescheurd was. Ik ging direct met slachtoffer [slachtoffer 1] in gesprek en hoorde dat zij begon te praten over de verkrachting en dat ze dit niet wilde.
Ik zag dat er in de badkamer, ongeveer drie, shampooflessen op de grond lagen. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat deze door de worsteling op de grond gevallen waren. Ik zag toen ik met [slachtoffer 1] naar de keuken liep dat op de plaats waar de hand- en theedoeken hingen, deze daar op de grond lagen. Ik zag dat [slachtoffer 1] aan de binnenkant van haar knieholten verwondingen had. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat ze enkele korte berichten naar haar vriendin had kunnen sturen. Ik zag deze berichten op de telefoon van haar vriendin, ik dacht dat deze berichten naar de telefoon van [getuige 1] gestuurd waren. Ik zag dat er berichten in stonden met gelijkende woorden als: “Kom snel, hij staat in zijn blote piemel” en “Kom nu”.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] d.d. 20 maart 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven [p. 87 e.v.]:
Op 20 maart 2017 hebben wij forensisch sporenonderzoek verricht in een woning, gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven. In de woonkamer zagen wij op de vloer, nabij het bankstel, een aantal blonde haren met een lengte van ongeveer veertig a vijftig centimeter. De benadeelde gaf aan dat zij rondom deze plaats door de verdachte aan haar haren was getrokken. In de slaapkamer zagen wij op de bovenzijde van het dekbedovertrek op het bed een aantal blonde haren met een lengte van ongeveer veertig a vijftig centimeter. De benadeelde gaf aan dat zij rondom deze plaats door de verdachte aan haar haren was getrokken. In de slaapkamer zagen wij op de vloer, aan de linkerzijde van het bed, een aantal blonde haren met een lengte van ongeveer veertig a vijftig centimeter. De benadeelde gaf aan dat zij rondom deze plaats door de verdachte aan haar haren was getrokken.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 19 maart 2017 was ik samen met aangeefster in de woning van [getuige 1] , aan de [adres 2] te Eindhoven. Ik heb toen seksueel contact gehad met aangeefster, waarbij ik mijn vingers in haar vagina heb geduwd en mijn vingers op en neer heb bewogen.
U neemt met mij de tenlastelegging door. Het klopt dat ik haar aan de haren heb vastgepakt, ik denk twee keer, op de bank en op bed. Ik heb haar getongzoend. Ik heb haar rok omhoog getrokken en daarna haar boxershort omlaag getrokken. Ik wilde haar boxershort uittrekken. Toen dat niet lukte heb ik aan haar boxershort getrokken en deze kapot gescheurd. Het ging er wild en ruw aan toe. Ze zei toen: “Doe normaal”. Ik dacht: “Shit, shit”. Ze stond op en ik dacht dat ze boos was. Ik zag striemen in haar knieholtes.
Daarna zijn we naar de slaapkamer gegaan. Ik heb haar op bed ongeveer 15 seconden gevingerd. Aanvankelijk deinsde ze terug. Ze zei: “Wacht”, en begon te praten over een relatie. Ze trok haar benen terug, ze was verlegen ofzo, ik weet het niet. Ze fluisterde een paar keer: “Doe normaal”. Ze zei: ”We kunnen het niet maken”. Ook tijdens het zoenen zei ze: “Doe normaal”. Achteraf had ik wat rustiger moeten zijn.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] d.d. 20 maart 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven [p. 24 e.v.]:
Toen [getuige 1] weg was, sloeg ik op de bil van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] zei: “Wie zei dat dat mocht”. Van het een kwam het ander. We gingen zoenen. Beetje wild, haren trekken.
Uiteindelijk ging ik haar voelen. Zij zei: “Doe normaal”. [slachtoffer 1] zei dat ze een echte relatie wilde hebben voordat ze echt seks wilde hebben.
Ik heet eigenlijk [verdachte] . Ik ben mij gaan aanpassen aan mijn naam en ben echt wel wild.
Bij [slachtoffer 1] ging ik ook aan haar haren trekken en kwam bij haar borsten en trok alles kapot. [slachtoffer 1] zei: “Ho ho”.
Ik trok aan haar haar, gewoon een beetje wild, vurig, [verdachte] . Ik zat te voelen bij haar heup, nek, haar, gewoon zoenen, haar lippen bijten, gewoon overal vasthouden.
[slachtoffer 1] zei steeds: “Doe normaal”.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
Verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Volgens verdachte was sprake van wilde seks die met instemming van aangeefster heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht die verklaring van verdachte niet aannemelijk. De rechtbank heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verklaring van aangeefster te twijfelen. Aangeefster heeft aan de politie direct nadat deze ter plaatse kwam kenbaar gemaakt wat haar was overkomen en daar vervolgens consistent en gedetailleerd over verklaard. De rechtbank ziet voorts geen concrete aanknopingspunten voor de aanwezigheid van een motief bij aangeefster om niet naar waarheid te verklaren. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster dan ook betrouwbaar.
De rechtbank overweegt daarbij dat de verklaring van aangeefster op diverse onderdelen steun vindt in overige onderdelen van het dossier. Aangeefster heeft verklaard dat zij sms-berichten aan [getuige 1] heeft verstuurd toen zij kans zag om naar de wc te gaan, met het dringende verzoek om snel naar huis te komen. Deze sms-berichten zijn door verbalisanten aangetroffen en gelezen op de telefoon van [getuige 1] . Daarnaast treffen [getuige 1] en [getuige 2] verdachte bij aankomst in de woning met ontbloot geslachtsdeel aan, constateren zij dat aangeefster overstuur is en zien zij dat in de woning alles overhoop ligt. Verder zien zij de gescheurde onderbroek van aangeefster op de vloer in de woonkamer liggen en zien zij het letsel in de knieholte bij aangeefster. De politie doet sporenonderzoek in de woning en vindt op diverse plaatsen in de slaapkamer en in de woonkamer haren van aangeefster. De politie ziet dat in de badkamer flessen shampoo op de grond liggen en dat in de keuken handdoeken op de grond liggen. Dit alles draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank dat er in de woning een worsteling heeft plaatsgevonden en dat aangeefster slachtoffer is geworden van een verkrachting. Daar komt nog bij dat ook reeds in de door verdachte afgelegde verklaringen diverse aanknopingspunten zijn die erop duiden dat aangeefster geen seks met verdachte wilde. Zo heeft verdachte verklaard dat aangeefster tijdens het gebeuren meermalen “Doe normaal” tegen hem heeft gezegd, alsmede dat ze een serieuze relatie wilde voordat ze iets gingen doen en de woorden “Wacht” en “Ho ho” heeft gebruikt en ze haar benen heeft teruggetrokken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 19 maart 2017 te Eindhoven door geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- de hierna genoemde [slachtoffer 1] meermalen bij haar haren vast te pakken en aan haar haren te trekken en
- zijn mond tegen de mond van die [slachtoffer 1] te drukken en in de wangen van die [slachtoffer 1] te knijpen en zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] te duwen en/of houden en - hardhandig de rok van die [slachtoffer 1] omhoog te trekken en de boxershort van die [slachtoffer 1] omlaag te trekken en
- vervolgens hardhandig aan die boxershort te trekken en die [slachtoffer 1] aan die boxershort omhoog te trekken en die boxershort kapot te trekken en
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en op een bed te gooien en vast te houden en zijn knie op de heup van die [slachtoffer 1] te plaatsen en de benen van die [slachtoffer 1] uit elkaar te trekken en/of te duwen en
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] te duwen en te houden en (vervolgens) zijn vinger(s) op en neer te bewegen en - het gezicht en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] tegen zijn penis te trekken en/of te duwen, [voorletters] . [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het duwen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en het vervolgens op en neer bewegen van zijn vinger(s) en het trekken en/of duwen van het gezicht en/of hoofd van die [slachtoffer 1] tegen zijn, verdachtes, penis en

het op de mond zoenen van die [slachtoffer 1] en het daarbij duwen en/of houden van zijn, verdachtes, tong, in de mond van die [slachtoffer 1] .

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest en oplegging van de TBS-maatregel met dwangverpleging.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen.
Ten aanzien van de eventuele oplegging van de TBS-maatregel heeft de raadsman aangevoerd dat in het over verdachte rapport opgemaakt door deskundigen verbonden aan het Pieter Baan Centrum onvoldoende is gemotiveerd dat de stoornis op het moment van het feit bestond en waarom er een verband zou bestaan tussen de stoornis en het ten laste gelegde. Hij verzoekt het in dat rapport verwoorde advies met die strekking niet te volgen en geen TBS op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. Dit gebeurde onder dwang en met geweld. Verdachte heeft het slachtoffer meerdere keren bij de haren vastgepakt en eraan getrokken, haar in de wangen geknepen en getongzoend. Verdachte heeft hardhandig haar rok omhoog getrokken en daarna haar boxershort omlaag getrokken tot in haar knieholtes. Verdachte bleef aan de boxershort trekken en scheurde deze vervolgens kapot. Door het trekken aan de boxershort ontstond bij het slachtoffer, zij het relatief beperkt, letsel in de knieholtes. Verdachte heeft het slachtoffer vervolgens vastgepakt en op bed gegooid, heeft zijn knie op de heup van het slachtoffer geplaatst en de benen van het slachtoffer uit elkaar getrokken en hij heeft haar gevingerd. Verdachte heeft ook het gezicht van het slachtoffer tegen zijn penis geduwd. Dit is een ernstig feit, waarmee de verdachte een zeer grove inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar lichamelijke integriteit heeft aangetast. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor het welzijn van het slachtoffer. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
De rechtbank heeft acht geslagen op het pro justitia rapport van het NIFP, locatie Pieter Baan Centrum, van 30 april 2018, opgemaakt door psychiater [naam psychiater] en GZ-psycholoog [naam psycholoog] De psychiater en de psycholoog van het Pieter Baan Centrum hebben in hun rapport onder meer het volgende geconcludeerd en geadviseerd:
“Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te classificeren als een schizofrenie, ernstig met multipele episoden. Dit gaat gepaard met inhoudelijke denkstoornissen in de zin van paranoïde, grootheid, betrekking en religieuze wanen, een falende realiteitstoetsing en oordeels- en kritiekstoornissen. Betrokkene toont zeer beperkt ziektebesef. Hij neigt daarbij met regelmaat lange tijd geen medicatie te gebruiken.
Ondanks beperkte informatie bestaan er aanwijzingen van verslavingsgevoeligheid op het gebied van alcohol, soft- en harddrugs. Middelengebruik kan psychoses luxeren en/of versterken.
Bij betrokkene leiden de schizofrenie, medicatieontrouw en verslavingsgevoeligheid tot een zwakke zelfsturing. Hij neigt tot ontremming en paranoïde ontregelingen in het gedrag. In zijn geval bestaan ontremde en paranoïde overtuigingen waarbij hij zijn omgeving intimideert en zaken afdwingt zonder dat hij van zijn gedrag precies de consequenties overziet. De schizofrenie beschadigt betrokkene op ernstige wijze in zijn functioneren. Met hem is daardoor zonder gebruik van medicatie geen serieus gesprek te voeren. Betrokkene is voorts gevoelig voor middelenmisbruik.
De schizofrenie en onderdeel van dit ziektebeeld de medicatieontrouw zijn chronisch en waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.
Betrokkene neigt tot ontremming en ontregelingen in het gedrag. Hij mist door zijn chronische oordeels- en kritiekstoornissen de mogelijkheid om impulsen (ideeën) af te remmen. Zonder een omgeving die hem structuur en regelmaat biedt, ontbreekt het betrokkene aan overzicht, neemt hij geen medicatie en neigt hij tot alcohol- en middelenmisbruik. Hij overschrijdt, vaak per ongeluk, grenzen omdat hij eenvoudig niet snapt wat hij fout doet en de consequentie niet overziet.
Vanaf een jaar voor het onderhavige ten laste gelegde nam betrokkene geen medicatie. Retrospectief wordt nu vastgesteld dat betrokkene gaandeweg door een toename van bovengenoemde symptomen, onderdeel van de schizofrenie, in de periode voorafgaande en ten tijde van de ten laste gelegde feiten zijn leven op tal van punten niet kon organiseren, structureren en plannen.
Met betrekking tot de situatieve omstandigheden ten tijde van en voorafgaande aan het ten
laste gelegde is bekend dat betrokkene volstrekt niet adequaat functioneerde. Hij nam zijn
medicatie niet, wat zijn paranoïde belevingen deed toenemen en hem nog dwingender
maakte. Hoewel betrokkene diverse verklaringen had over het hem ten laste gelegde, kan wel benadrukt worden dat betrokkene die periode doorbracht in een context/omgeving die hem nauwelijks, in elk geval, onvoldoende, aanstuurde. Hij was overgeleverd aan de bij de schizofrenie passende inhoudelijke en formele denkstoornissen, met oordeels- en kritiekstoornissen, gestoord oorzaak-gevolgdenken en falende realiteitstoetsing. Het kan niet anders dan dat betrokkene in die periode fors beïnvloed werd door zijn stoornissen. Dit wil zeggen dat er sprake was van een ongerichte impulsiviteit met verwarde cognities en een beperkt vermogen te begrijpen wat hij deed. Zijn handelen stond (groten)deels in verband
met zijn ernstige psychopathologie.
Betrokkene bezit in die omstandigheden een verminderde keuzevrijheid om zich, hoe dan
ook, aan de invloed van de stoornissen te onttrekken. Op basis van de getuigenverklaringen
(die zijn gedrag voor, tijdens en na het ten laste gelegde beschrijven) is niet gebleken dat de
psychotische belevingen helemaal het gedrag van betrokkene beïnvloedden. Want op de
dag van en voorafgaand aan het ten laste gelegde leek hij niet verward. Op de avond zelf,
vlak voor het ten laste gelegde, deed hij een enkele verwarde uitspraak over televisiebeelden.
Dientengevolge wordt geconcludeerd dat betrokkene ernstige stoornissen heeft die zonder of met een slechts zwak behandelkader ten dele doorwerken in zijn handelen. Ondergetekenden achten een grote doorwerking, waarbij betrokkene belemmerd werd door kritiek- en oordeelstoornissen, aannemelijk. Het advies is dan ook om het ten laste gelegde aan betrokkene verminderd toe te rekenen mocht het ten laste gelegde bewezen worden geacht.
Het recidivegevaar wordt ingeschat als hoog.
Betrokkene zal zich in een vrijwillig kader, zo is gebleken, aan zorg onttrekken en medicatie
ontrouw zijn zo lang deze niet dwingend wordt opgelegd. Hij is ernstig beperkt, hij heeft geen ziekte-inzicht en hij is niet ontvankelijk voor beïnvloeding. Gedacht wordt aan een langdurend klinisch traject van vele jaren. Hij zal lange tijd binnen een dwingend kader verpleegd moeten worden waarbinnen het nemen van medicatie een vaste plaats moet krijgen. Van groot belang daarbij is een langdurig toezicht met begeleiding en structurering zonder/om te voorkomen dat hij zich hieraan kan onttrekken. Gezien de mate van recidiverisico, de mate van begeleiding en noodzakelijke behandeling en begeleiding biedt een tbs met bevel tot verpleging alle mogelijkheden tot toezicht, structuur en medicatie. Omdat onduidelijk is of betrokkene acuut gevaarlijk is, lijkt een tbs met voorwaarden minder aangewezen. Bovendien is voor een dergelijk opgelegd kader coöperatie nodig van betrokkene. Dit ontbreekt bij hem omdat hij geen ziekte-inzicht heeft.”
Anders dan de raadsman acht de rechtbank de conclusies van de deskundigen inzichtelijk en concludent. De deskundigen hebben de aan hen gestelde vragen naar het oordeel van de rechtbank ook adequaat beantwoord. De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies en adviezen uit het rapport over.
Met voornoemde psycholoog en psychiater is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk maakt.
De rechtbank overweegt dat ook overigens is voldaan aan de voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Het hierna te kwalificeren feit betreft een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts merkt de rechtbank op dat het een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen. De rechtbank zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege verpleegd wordt.
Daarnaast acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij in verband met de verzochte vrijspraak niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair dient de vordering te worden gematigd, in die zin dat de gevorderde materiële schade ten aanzien van de rok en de kapperskosten dient te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard en de gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 750,-.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding voor een bedrag van € 1.250,- en materiële schadevergoeding voor een totaalbedrag van € 30,49, te weten de posten: boxershort € 6,99 en kapper € 23,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de immateriële schade voor zover deze het bedrag van € 1.250,- te boven gaat, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van het overige deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal ten aanzien van de materiële schadevergoeding de post rok ad € 35,--, afwijzen, omdat uit de stukken en het onderzoek ter terechtzitting niet is gebleken dat er schade aan de rok is ontstaan.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 24c, 27, 36f, 37a, 37b, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

verkrachting verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straf en maatregelen.
Gevangenisstrafvoor de duur van 18 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.

Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.280,49 subsidiair 22 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1.280,49 (zegge: eenduizend tweehonderdtachtig euro en negenenveertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit EUR 1.250,- immateriële schadevergoeding en EUR 30,49 materiële schadevergoeding (posten boxershort en kosten kapper).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1.280,49 (zegge: eenduizend tweehonderdtachtig euro en negenenveertig cent), te weten EUR 1.250,- immateriële schadevergoeding en EUR 30,49 materiële schadevergoeding (posten boxershort en kosten kapper).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, betrekking hebbend op de immateriële schadevergoeding, niet-ontvankelijk is.
Wijst de vordering voor het overige af.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. van de Woestijne, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. C.J. Sangers- de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 13 juni 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, genummerd PL2100-2017057538, aantal pagina’s: 125.