ECLI:NL:RBOBR:2018:2909

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
16_2596
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in planschadezaak met betrekking tot de inschakeling van de Stichting advisering bestuursrechtspraak

De rechtbank Oost-Brabant doet een tweede tussenuitspraak in een planschadezaak, waarbij de Stichting advisering bestuursrechtspraak (StAB) wordt ingeschakeld. De zaak betreft een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss en eisers die een aanvraag voor tegemoetkoming in planschade hebben ingediend. De rechtbank behandelt verschillende openstaande geschilpunten en geeft een oordeel over de vraag of het perceel zelfstandig kan worden ingezet als grondbank of dat het onderdeel uitmaakt van een groter geheel. De rechtbank heeft eerder een uitspraak gedaan op 27 januari 2015, die door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 december 2015 is vernietigd. De rechtbank heeft op 19 juli 2016 een besluit van verweerder beoordeeld, waarbij een tegemoetkoming in planschade is toegekend. De rechtbank heeft op 17 augustus 2017 een tussenuitspraak gedaan en vraagt nu de StAB om advies over de schade als gevolg van de planologische wijziging. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 16/2596 T2

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 13 juni 2018 in de zaak tussen

[eisers]te [vestigingsplaats] eisers
(gemachtigde: mr. drs. H.A. Pasveer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss, verweerder,

(gemachtigde: mr. T.E.PA. Lam en C.M. van Rossem).

Procesverloop

Bij besluit van 21 mei 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder een aanvraag van eiser om een tegemoetkoming in planschade in verband met een planologische wijziging betreffende een perceel aan de [adres] afgewezen.
Tegen dit besluit hebben eisers bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 20 mei 2014 heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het besluit van 20 mei 2014 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 27 januari 2015 (reg.nr. SHE 14/2298) heeft de rechtbank het beroep
ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben eisers hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuurs-
rechtspraak van de Raad van State (Afdeling).
Bij uitspraak van 9 december 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3722) heeft de Afdeling het hoger
beroep van eisers gegrond verklaard en het incidentele hoger beroep van verweerder ongegrond verklaard. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank van 27 januari 2015 vernietigd, het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 20 mei 2014 vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak van de Afdeling.
Bij besluit van 19 juli 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het besluit van 21 mei 2013 gegrond verklaard en een tegemoetkoming in planschade aan [naam] toegekend van € 22.305,- en besloten dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2011 tot de dag van de uitbetaling.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2017. Namens eisers is verschenen [naam] en de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft een tussenuitspraak gedaan op 17 augustus 2017 (ECLI:NL:RBOBR:2017:4408). Naar aanleiding hiervan heeft verweerder op 14 november 2017 een nieuw besluit genomen (het herstelbesluit) en [eiser] (één van de eisers) een tegemoetkoming van
€ 109.200,- toegekend. Eisers hebben hierop gereageerd in een zienswijze.
Er is een inlichtingencomparitie gehouden op 9 april 2018. Eisers en hun gemachtigde zijn verschenen, alsmede [persoon] Namens verweerder is de gemachtigde verschenen. Tevens zijn gehoord P.A.H.M. Willems en mr. G.A. Keus van de Stichting advisering bestuursrechtspraak (StAB).

Overwegingen

Inleiding
1. De rechtbank heeft zich in de tussenuitspraak niet uitgelaten over de volgende aspecten:
  • Was de opslag van baggerspecie toegelaten onder het oude planologische regime?
  • Hoe groot is het perceel dat kon worden ingezet ten behoeve van de grondbank?
Verder is door de StAB op de inlichtingencomparitie aangegeven dat het wenselijk is ten behoeve van de bepaling van de schade om een oordeel te hebben van de rechtbank over de vraag of het perceel zelfstandig kon worden ingezet als grondbank of dat het perceel onderdeel uitmaakt van een groter geheel en ten behoeve van het gebruik als grondbank gebruik kon worden gemaakt van voorzieningen (weegbrug en kantoor) op een perceel in de nabijheid. De rechtbank zal deze vragen beantwoorden voordat de StAB advies uitbrengt.
Was de opslag van baggerspecie toegelaten onder het oude planologische regime?
2. Voor de opslag van baggerspecie dient te worden uitgegaan van het in de milieuvergunning van 8 maart 2005 toegestane gebruik. De opslag van baggerspecie kwaliteitsklasse A met een minerale oliegehalte groter dan 500 mg.kg (standaard bodem) overeenkomstig het Besluit bodemkwaliteit en de opslag van baggerspecie kwaliteitsklasse B waren niet mogelijk zonder bodem beschermende voorzieningen. De opslag van baggerspecie kwaliteitsklasse AW2000 of van kwaliteitsklasse A maar met een minerale oliegehalte lager dan 500 mg.kg (standaard bodem) was dus wel mogelijk.
Hoe groot is het perceel dat kon worden ingezet ten behoeve van de grondbank?
3. Zoals de rechtbank heeft vastgesteld in de tussenuitspraak van 17 augustus 2017 heeft het perceel met de gewijzigde bestemming een oppervlakte van 47.900 m2. Dat is een veel grotere oppervlakte dan de 6.000 m2 die als uitgangspunt worden gehanteerd in de rapportage van Planexpert die verweerder ten grondslag heeft gelegd aan het herstelbesluit. De door Planexpert gekozen oppervlakte vloeit voort uit de beperking aan de opslagcapaciteit in de milieuvergunning van 8 maart 2005. Op grond van voorschrift 9.1.1. bij de milieuvergunning mag maximaal 10.000 m3 grond zijn opgeslagen. Als dit zou worden verspreid over 47.900 m2, zou sprake zijn van een laagdikte van 0,21 meter over het hele perceel. Planexpert acht dit niet reëel en gaat uit van een noodzakelijke oppervlakte van 6.000 m2. Eisers betwisten dat de beperking van de opslagcapaciteit tot 10.000 m3 leidend was omdat niets in de weg staat aan het vragen van een milieuvergunning voor uitbreiding van de maximale opslag, met het in stand laten van de overige voorschriften (waaronder bodem beschermende voorzieningen) in de milieuvergunning.
4. De rechtbank is van oordeel dat de milieuvergunning op dit onderdeel inderdaad niet leidend is. Slechts voor zover vergroting van de vergunde opslag met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid was uitgesloten door milieuhygiënische beperkingen (zoals geluidsoverlast en stofoverlast) resulteert dat in een beperking van de oppervlakte. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat in de milieuvergunning van 8 maart 2005 géén specifieke opslaglocatie op het perceel is aangewezen. Voor de beantwoording van de vraag of eisers het risico van een voor hen negatieve wijziging van het planologische regime hebben aanvaard verwijst de rechtbank naar de overwegingen 3.1 tot en met 3.3. in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 december 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3722).
5. De vraag in hoeverre er milieuhygiënische beperkingen in de weg staan aan een vergroting van de vergunde opslag van de grondbank kan de rechtbank niet zonder deskundigenadvies beoordelen. De rechtbank zal de StAB hierover om advies vragen.
Moet het perceel als zelfstandige grondbank zonder voorzieningen worden beoordeeld of mogen de voorzieningen op het nabij gelegen perceel bij de bepaling van de planschade worden betrokken?
6. De rechtbank is van oordeel dat de aanwezigheid van voorzieningen op het nabij gelegen perceel bij de bepaling van de planschade mag worden betrokken. Het is mogelijk bestaand legaal gebruik van een deel van een perceel weg te bestemmen. Dit kan leiden tot schade aan het resterende perceel omdat voorzieningen op dat resterende perceel minder optimaal kunnen worden ingezet. Dat maakt nog niet dat het perceel waarvan de bestemming is gewijzigd als zelfstandig onderdeel moet worden bezien.
Vraagstelling
7. Gelet op het verhandelde tijdens de inlichtingencomparitie en hetgeen is overwogen in deze tweede tussenuitspraak stelt de rechtbank de volgende vragen aan de StAB:
I. Kunt u de schade als gevolg van de planologische wijziging vaststellen met inachtneming van de beide tussenuitspraken van de rechtbank?
II. Kunt u hierbij onder meer de volgende deelvragen beantwoorden?
• Wat is de hoogte van het normaal maatschappelijk risico?

Zijn er milieuhygiënische beperkingen op de peildatum die vergroting van de maximale opslag van de grondbank in de weg staan en tot welke beperking van de maximale opslag en beperking van de inzetbare oppervlakte van het perceel zouden deze milieuhygiënische beperkingen hebben geleid?
III. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Over de volgende aspecten zijn partijen het eens en daar kunt u ook van uitgaan bij het verstrekken van het advies:
• 1 m3 grond is circa 1,5 ton grond:
• De waarde per vierkante meter grond in de nieuwe planologische situatie is één euro
• 90% van de toegelaten oppervlakte (6.000 m2 of 47.900 m2) kan daadwerkelijk als grondbank worden gebruikt.
Bij de totstandkoming van het advies verzoekt de rechtbank u rekening te houden met het volgende:
• Als u een externe taxateur inschakelt, wordt u verzocht partijen te laten reageren op de naam van de beoogde taxateur. Als partijen het niet eens zijn over de beoogde taxateur, zal de rechtbank daarover een beslissing nemen. De taxateur hoeft niet uit de regio te komen.
• In afwijking van de normale werkwijze mogen partijen reageren op een conceptversie van het advies en wordt u verzocht in het definitieve advies de reacties van partijen te behandelen. Overigens zal de rechtbank partijen na ontvangst van uw advies nogmaals een reactiemogelijkheid bieden.
8. De rechtbank wijst voor de goede orde partijen er op dat haar einduitspraak niet tot een lagere tegemoetkoming kan leiden dan € 109.200,-.
9. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- benoemt de StAB tot deskundige en verzoekt de StAB de in rechtsoverweging 7 opgenomen vragen te beantwoorden;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. H.M.H. de Koning en mr. D.J. Hutten, leden, in aanwezigheid van mr. J.F.M. Emons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.