ECLI:NL:RBOBR:2018:2543

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2018
Publicatiedatum
25 mei 2018
Zaaknummer
17_3458
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van een appartementencomplex aan het Bouwbesluit 2003 met betrekking tot brandcompartimentering

In deze zaak gaat het om een appartementencomplex dat in 2007 is gebouwd en dat wordt getoetst aan het Bouwbesluit 2003. Eisers, bewoners van het complex, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Veldhoven, waarin handhavend optreden werd toegewezen met betrekking tot gebreken in de brandcompartimentering. Het primaire besluit, genomen op 11 april 2017, verplichtte de Verenigingen van Eigenaren om gebreken in de brandcompartimentering te herstellen voor 1 oktober 2017, met een dwangsom van € 2.500,- per overtreding. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 6 november 2017, waarin hun bezwaar ongegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er gebreken zijn in de brandcompartimentering, die ertoe leiden dat de leidingschachten niet voldoen aan de eisen van 60 minuten brandwerendheid. De rechtbank overweegt dat de last in het primaire besluit voldoende duidelijk was en dat de verweerder voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Eisers hebben betoogd dat er onvoldoende onderzoek is verricht en dat er een open verbinding is tussen hun appartement en het onderliggende appartement, wat de brandveiligheid in gevaar zou kunnen brengen. De rechtbank concludeert echter dat de door verweerder opgelegde last toereikend is en dat er geen noodzaak is voor nader destructief onderzoek.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat de gebreken in de brandcompartimentering zijn aangepakt en de last voldoende is voorbereid. De rechtbank wijst erop dat de brandveiligheid van het complex in overeenstemming is met de eisen van het Bouwbesluit 2003, en dat de zorgen van eisers over de brandveiligheid niet voldoende zijn onderbouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 28 mei 2018.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 17/3458

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 mei 2018 in de zaak tussen

[eisers] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. F.K. van den Akker)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven, verweerder.
(gemachtigden: mr. R. Melskens, ir. R de Rijcke, G.C.M. van Diessen, S. Reuvers en
M. Janson).
Aan het geding hebben als derde-partijen deelgenomen:
Verenigingen van Eigenenaren van Abdijtuinen Blok 1 en Abdijtuinen Blokken 2 tot en met 7.

Procesverloop

Bij besluit van 11 april 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers om handhavend optreden ten aanzien van de gebreken in de brandcompartimentering van het appartementencomplex aan de Abdijtuinen deels toegewezen en (afzonderlijk) lasten onder dwangsom opgelegd aan de Verenigingen van Eigenaren (hierna: VvE’s) van Abdijtuinen Blok 1 en Abdijtuinen Blokken 2 tot en met 7, inhoudende het uiterlijk
1 oktober 2017 herstellen van de gebreken in de brandcompartimentering zodat wordt voldaan aan artikel 2.106, eerste lid, van het Bouwbesluit 2003. Aan de last is een dwangsom verbonden van € 2.500,- voor elke keer dat na 1 oktober 2017 wordt geconstateerd dat niet aan de last is voldaan, met een maximum van € 10.000,-.
Tegen deze besluiten hebben eisers bezwaar gemaakt. In het besluit van 6 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben eisers beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2018. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens de VvE van Abdijtuinen Blok 1 is [naam] verschenen.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eisers wonen in blok 1 van het appartementencomplex Abdijtuinen. Het appartement bevindt zich deels op de begane grond en deels op de eerste verdieping. Eisers hebben in 2015 geklaagd bij verweerder over mogelijke afwijkingen van het Bouwbesluit 2003 tijdens de bouw van het appartementencomplex in 2007/2008. Op 11 juli 2016 heeft een controle plaatsgevonden in het appartement van eisers aan de [adres] . De bevindingen zijn vastgelegd in een rapport van de gemeente van 13 juli 2016 en in een rapport van de veiligheidsregio Brabant Zuid Oost (VRBZO) van 29 juli 2016. Naar aanleiding van het rapport van VRBZO heeft de bouwinspecteur van de gemeente op 3, 5 en 7 oktober 2016 steekproefsgewijs de leidingschachten van het complex geïnspecteerd. De VRBZO heeft op 7 november 2016 advies uitgebracht aan verweerder over de handelingen die nodig zijn om aan de eisen van brandwerendheid te voldoen in het complex.
1.2
Eisers hebben zelf ook onderzoek laten verrichten door Bureau Veritas Asset Management (hierna: Veritas) en het rapport naar verweerder gestuurd. Hierop heeft de VRBZO gereageerd. Vast staat dat er gebreken zijn in de brandcompartimentering die ertoe leiden dat de leidingschachten niet voldoen aan de eisen van 60 minuten WBDBO (weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag). In de primaire besluiten heeft verweerder de derde-partijen opgedragen om, overeenkomstig de adviezen van de VRBZO, de doorvoeringen in de leidingschachten brandwerend te behandelen dan wel brandwerend af te dichten. Openingen en gaten in de wand van de schacht moeten worden afgedicht. In de technische ruimte van het appartement van eisers dient het gat van een doorvoer naar het onderliggende appartement (door partijen ook wel ‘de ingestorte pot’ genoemd) brandwerend te worden afgedicht.
1.3
De derde-partijen hebben werkzaamheden laten uitvoeren om aan de last in het primaire besluit te voldoen. Deze werkzaamheden zijn gecontroleerd door verweerder.
2. Eisers vinden (kort samengevat) dat er onvoldoende onderzoek is verricht. Zij zijn bang dat het complex nog steeds niet aan de eisen van brandveiligheid voldoet met alle gevolgen van dien. Zij vrezen ook dat bij een eventuele brand hun verzekeraar geen dekking biedt omdat is gehandeld in strijd met het Bouwbesluit. Eisers komen in beroep op tegen het (in hun ogen) onvoldoende handhavend optreden ten aanzien van vermeende tekortkomingen in de brandveiligheid bij de ingestorte pot, de mechanische ventilatie van de keuken, de elektriciteitsleiding door het ventilatiekanaal, en de wijzigingen en gebreken in de brandcompartimentering van andere appartementen.
3.1
Eisers stellen dat er sprake is van een open verbinding tussen de technische ruimte van hun appartement naar het onderliggende appartement aangezien op de in de betonvloer gestorte pot een verlengstuk is geplaatst dat met een luchtkanaal verbonden zou zijn met de afzuigunit. De afsluiting van deze open verbinding moet 60 minuten brandwerend zijn (anders vormen beide compartimenten één brandcompartiment en kan bij een brand deze brand door de opening sneller doorslaan naar het appartement van eisers). Eisers willen dat nader (destructief) onderzoek wordt gedaan naar de brandwerendheid van de constructie onder de ingestorte pot.
3.2
Verweerder stelt dat de aard en vorm van de oorspronkelijke constructie niet relevant is. De constructie tussen beide appartementen moet 60 minuten brandwerend zijn. Hiervoor dient het gat brandwerend gedicht te worden. Daarop is de aan VvE Abdijtuinen Blok 1 opgelegde last ook gericht. Hierin is expliciet gelast om het gat met een diameter van 5 mm tot maximaal 10 mm af te dichten. De commissie bezwaarschriften adviseerde overigens dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan. In het bestreden besluit is verweerder van dit advies afgeweken.
3.3
De rechtbank overweegt hierover het volgende. De rechtbank verstaat de last aldus dat door de concrete last in het primaire besluit het gebrek in de brandcompartimentering tussen het appartement van eisers en het onderliggende appartement moet worden beëindigd. Uitvoering van de concrete last zal dit moeten bewerkstelligen. Beide partijen speculeren over de oorspronkelijke constructie van de ingestorte pot en de mogelijke aanwezigheid van een leiding in de ingestorte pot. Het gat in de ingestorte pot is inmiddels dicht gekit en er is een brandwerende kitlaag aangebracht over de bodem van de ingestorte pot. Deze werkzaamheden zijn gecontroleerd door de VRBZO. Die heeft aangegeven dat het totaal 60 minuten brandwerend is. Met de wijsheid achteraf concludeert de rechtbank dat het primaire besluit duidelijk genoeg was. Het is niet relevant wat zich verder onder de bodem van de ingestorte pot bevindt, zolang de afdichting van de ingestorte pot maar zodanig is uitgevoerd dat sprake is van een brandwerendheid van 60 minuten tussen beide brandcompartimenten (het appartement van eisers en het onderliggende appartement). Dat is ook wat is gelast en het door eisers gewenste nader destructief onderzoek zal geen wijziging van de last tot gevolg kunnen hebben. Ter zitting hebben eisers nog gewezen op een mogelijke open verbinding met het centrale ventilatiekanaal in de verticale leidingschacht van het gebouw. Beëindiging van dit gebrek wordt al gelast in het primaire besluit waarbij is gelast om doorvoeringen in leidingschachten brandwerend te behandelen of brandwerend af te dichten en openingen en gaten in de wand van de schacht te dichten. De rechtbank concludeert dat verweerder het bestreden besluit voldoende zorgvuldig heeft voorbereid en dat de last in het primaire besluit met betrekking tot dit onderdeel toereikend is. Deze beroepsgrond faalt.
4.1
Eisers vrezen vanwege de bypass in het ventilatiekanaal van de keuken dat de scheidingsconstructie tussen hun appartement en dat van de bovenburen niet meer voldoende brandwerend is. Eisers betwisten de aanvullende motivering van verweerder in het bestreden besluit en vinden dat nader destructief onderzoek moet worden verricht. Eisers voeren min of meer hetzelfde aan met betrekking tot de aanwezigheid van een flexibele elektriciteitsleiding die door een luchtkanaal op de betonnen scheidingsvloer ligt (ten behoeve van de stroomvoorziening naar de verlichting van de badkamer van eisers).
4.2
Volgens verweerder is het een feit dat de maat tussen bovenzijde van de koker (metalen profiel) en onderzijde vloer gemeten is op 260 mm. Op basis van de verleende vergunning en deze meting resulteert dit in een restmaat van 50 mm. Het is volgens verweerder zeer realistisch te veronderstellen dat hiervan 30 mm uit anhydriet bestaat. Verweerder verwacht om dezelfde reden dat er minder dan 30 mm anhydriet boven de flexibele buis ligt.
4.3
Deze klacht van eisers betreft vooral de veiligheid van de bovenburen bij een brand in het appartement van eisers. Desgevraagd heeft verweerder namelijk aangegeven dat een brand zich eerst naar boven en zijwaarts verspreidt en dan pas naar beneden. Ter zitting hebben eisers zich nog afgevraagd of het wel wenselijk is dat een elektriciteitsleiding onder de badkamer van het appartement van de bovenburen ligt. Daar ziet het oorspronkelijke verzoek om handhaving echter niet op; dat ziet op een voldoende brandwerende laag tussen brandcompartimenten.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen afzien van een nader destructief onderzoek (het boren van een gat door de vloer om de samenstelling van de vloer te beoordelen). Bij de voorbereiding van het bestreden besluit en het primaire besluit rust op verweerder niet de verplichting om achteraf alle werkzaamheden van de aannemer te gaan controleren. Verweerder moet, bij het inzetten van zijn toezichthoudende bevoegdheden, een afweging maken of deze inzet wel evenredig en proportioneel is. Dit vloeit voort uit artikel 5:13 van de Algemene wet bestuursrecht. Of de inzet evenredig is, hangt af van de omstandigheden van het geval. De volgende omstandigheden spelen hier een rol. Verweerder heeft het bestreden besluit uiteindelijk gebaseerd op verklaringen van de aannemer, de bevindingen van de VRBZO en van Veritas op basis van de bouwtekeningen. Zowel Veritas als VRBZO sluiten niet uit dat er meer dan voldoende ruimte is om een anhydriet vloer van 30 mm aan te leggen bovenop het ventilatiekanaal of de elektriciteitsleiding en de rechtbank acht dit eveneens voldoende aannemelijk. De kritiek van eisers op de geloofwaardigheid van de verklaring van de aannemer maakt dit niet anders. Niet in geschil is dat een anhydriet vloer van 30 mm een brandwerendheid van 60 minuten heeft en daarmee voldoende brandwerend is. Het boren van een gat in de vloer brengt aanzienlijke kosten en overlast met zich mee. Bovendien zal het boren van een gat in de vloer kunnen leiden tot een nieuw gebrek in brandwerendheid, indien het niet wordt afgedicht. Tot slot hebben eisers aangegeven dat de bovenburen (die hier potentieel het meeste risico lopen) geen behoefte hebben aan een destructief onderzoek. Onder deze omstandigheden heeft verweerder uit oogpunt van evenredigheid en proportionaliteit kunnen afzien van nader destructief onderzoek. Deze beroepsgrond faalt.
5.1
Eisers voeren aan dat door de wijzigingen in het appartementencomplex gebreken zijn ontstaan in de brandcompartimentering. Het gaat hierbij om dezelfde wijziging die ook in het appartement van eisers is uitgevoerd. Voor deze wijzigingen zijn geen omgevingsvergunningen verleend.
5.2
Verweerder stelt hierover dat eisers niet hebben aangegeven over welke appartementen het gaat. Ten aanzien van het verslepen verplaatsen van de ventilatiekanalen heeft de VRBZO aangegeven dat in deze situatie de brandveiligheid voldoet. Dit is geen onderdeel meer geweest bij de controles van de andere appartementen.
5.3
De rechtbank stelt voorop dat de normering in het Bouwbesluit slechts strekt tot bescherming van de belangen van eisers voor zover het gaat om het complex waarvan hun appartement deel uitmaakt. De rechtbank stelt vast dat verweerder steekproefsgewijs onderzoek heeft laten verrichten in het complex in de voorbereiding van het primaire besluit. Hierbij zijn gebreken in de brandcompartimentering van de leidingschachten aan de orde gekomen en daar is verweerder tegen opgetreden. Daarnaast heeft verweerder aannemelijk mogen achten dat ook in andere appartementen waar een bypass van het ventilatiekanaal is gemaakt geen sprake is van strijd met het Bouwbesluit. De enkele stelling van eisers dat bij de bouw in andere appartementen ook wijzigingen van de ventilatie van de keuken zijn doorgevoerd door de aannemer, vindt de rechtbank daarom onvoldoende grond om verweerder te verplichten in andere appartementen destructief onderzoek te laten verrichten naar mogelijke overtredingen. Deze beroepsgrond faalt.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. J. Heijerman en mr. J.H.G. van den Broek, leden, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.