Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2018 in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
[naam 1]en
[naam 1],
Procesverloop
Overwegingen
United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East(UNRWA). Voor zover het college meent dat eisers ook andere documentatie moeten overleggen waaruit dit blijkt, stellen eisers dat zij aan die bewijslast hebben voldaan. Tot slot stellen eisers dat, indien blijkt dat zij niet voldoende documentatie hebben overgelegd, het college had moeten onderzoeken of eisers in bewijsnood verkeerden. Eisers concluderen dat zij staatloos zijn, nu de Palestijnse nationaliteit niet door Nederland wordt erkend. Eiser wijst er nog op dat in zijn verblijfsvergunning is vermeld dat hij staatloos is.
- een Syrisch reisdocument voor Palestijnen/vluchtelingen of een identiteitskaart voor Palestijnen, en
- een geboorteakte of Syrisch familieboekje voor Palestijnen of een uittreksel uit de burgerlijke stand voor Palestijnen uit Syrië, en
- een familieboekje van de
Transcript of civil status record of the Arab Palestinians Register” bevindt. Hierop is vermeld dat de nationaliteit van eiser “
Palestinian / Syrian” is, in het Nederlands “Palestijns / Syrisch”. Het college heeft ter zitting onbetwist gesteld dat de registratie van rechtsfeiten door de Syrische (equivalent van de) burgerlijke stand doorgaans nauwkeurig plaatsvindt. De rechtbank ziet geen aanleiding aan de juistheid van deze stelling te twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank bevestigt dit dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat eiser staatloos is.