ECLI:NL:RBOBR:2018:2261

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2018
Publicatiedatum
7 mei 2018
Zaaknummer
01/845061-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging van burgemeester en politieambtenaren met de dood

Op 7 mei 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats. De verdachte werd beschuldigd van bedreigingen gericht tegen een burgemeester en drie politieambtenaren. De bedreigingen vonden plaats via e-mail en betroffen expliciete doodsbedreigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk dreigende e-mails heeft verzonden, waarin hij fantasieën over moord en geweld tegen de slachtoffers uitte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken op, alsook een contactverbod van één jaar met de slachtoffers. De rechtbank overwoog dat de bedreigingen een ernstige inbreuk maakten op het leven van de slachtoffers, die allen een publieke functie bekleden. De rechtbank vond de opgelegde straf passend, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor psychische schade. De rechtbank heeft ook een voorwaardelijke veroordeling behandeld, waarbij de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd. De rechtbank gelastte de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845061-18
Parketnummer vordering: 01/088369-16
Datum uitspraak: 07 mei 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte]

[geboortegegevens] ,
zonder vaste woon-of verblijfplaats hier te lande.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 maart 2018.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 november 2017 tot en met 16 januari 2018 te [gemeente] , in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , beiden politieambtenaar bij politie eenheid Oost-Brabant heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend een mail gestuurd naar [emailadres] met daarin de tekst: "Ik fantaseer dan over het plegen van een moord, seriemoord of massamoord. De kans is aanwezig dat ik die kleine bruine vrouw ga vermoorden, die twee politieagenten ga vermoorden en het personeel van de [supermarkt] in [plaats in gemeente] ga vermoorden", welke mail ter kennis is gekomen/gebracht van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
2.
hij op of omstreeks 3 januari 2018 te [gemeente] , althans in Nederland,
[slachtoffer 3] , burgemeester van de gemeente [gemeente] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend een e-mail naar de mailbox van voornoemde [slachtoffer 3] gestuurd met de tekst: "Als jij, [slachtoffer 3] , daarvoor opdracht gegeven zou hebben, dan zou ik jou in je maag komen steken tijdens het uitlaten van je hond";
3.
hij in of omstreeks de periode van 3 tot en met 11 januari 2018 te [gemeente] , in elk geval in Nederland, [slachtoffer 4] , politieambtenaar van politie eenheid Oost-Brabant heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend een mail gestuurd naar de gemeente [gemeente] met daarin de tekst: "Of gaf die vrouw die in [supermarkt] [plaats in gemeente] werkte toen ik daar op 21072017 een winkelverbod kreeg zonder dat ik daar iets gestolen heb en die einde januari in [adres] in [plaats in gemeente] een lezing gaat geven over hoe de politie in [plaats in gemeente] werkt daar opdracht voor? Dan wil ik haar vermoorden of martelen of een combinatie van beide", welke mail ter kennis is gebracht/gekomen van voornoemde [slachtoffer 4] ;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/088369-16 is aangebracht bij vordering van 1 maart 2018. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 26 augustus 2016. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverweging.

De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de onderhavige e-mailberichten zijn verzonden door verdachte.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting bewezen kan worden dat verdachte de onderhavige e-mailberichten heeft verzonden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 2] d.d. 23 januari 2018 geeft hij aan dat hij de afgelopen jaren regelmatig contact had met verdachte en dat hij hem vaak in het gemeentehuis van [plaats in gemeente] zag zitten en zag dat verdachte aan het schrijven was. Verbalisant verklaart dat hij het handschrift en de manier van schrijven van verdachte herkent aan de teksten die hij heeft gelezen in brieven en e-mails van verdachte. Verder verklaart verbalisant dat hij half januari 2018 een gesprek met verdachte had en aan verdachte vroeg of hij hem [naam] of [naam] moest noemen. Verdachte zei hierop: “Heb jij de mail ook gelezen”. Verbalisant zag hierin bevestiging dat de e-mail aan de burgemeester (van 3 januari 2018) afkomstig was van verdachte. Voorts verklaart verbalisant dat hem uit de e-mails die verdachte stuurde, was opgevallen dat verdachte steeds andere e-mailadressen gebruikte. Tot slot geeft verbalisant aan dat verdachte hem in alle gesprekken die hij met hem voerde, vertelde dat hij bariton, operazanger of tenor van beroep was. In de e-mail van 3 januari 2018 staat geschreven: “ik ben operazanger”. In de e-mail van 24 november 2017 staat; “(…) mijn werk als operazanger”.
Verder overweegt de rechtbank dat in de onderhavige e-mails bepaalde passages zijn opgenomen die specifiek betrekking hebben op verdachte. Zo is in de e-mail van 3 januari 2018 opgenomen: “ik ben werkloos en dakloos” en “Zij die mij [naam] noemen, vind ik een belediging.”. In de e-mail van 24 november 2017 wordt verwezen naar de aan verdachte uitgereikte toegangsverboden en wordt vermeld dat de steller van de e-mail door de politie wordt aangesproken als [naam] ”.
Op grond van al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dat verdachte de onderhavige e-mailberichten heeft opgemaakt en verstuurd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 24 november 2017 in Nederland, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , beiden politieambtenaar bij politie eenheid Oost-Brabant heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend een e-mail gestuurd naar [emailadres] met daarin de tekst: "Ik fantaseer dan over het plegen van een moord, seriemoord of massamoord. De kans is aanwezig dat ik die kleine bruine vrouw ga vermoorden, die twee politieagenten ga vermoorden en het personeel van de [supermarkt] in [plaats in gemeente] ga vermoorden", welke e-mail ter kennis is gekomen van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
2.
op 3 januari 2018 in Nederland, [slachtoffer 3] , burgemeester van de gemeente [gemeente] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend een e-mail naar de mailbox van voornoemde [slachtoffer 3] gestuurd met de tekst: "Als jij, [slachtoffer 3] , daarvoor opdracht gegeven zou hebben, dan zou ik jou in je maag komen steken tijdens het uitlaten van je hond";
3.
op 3 januari 2018 in Nederland, [slachtoffer 4] , politieambtenaar van politie eenheid Oost-Brabant heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend een e-mail gestuurd naar de gemeente [gemeente] met daarin de tekst: "Of gaf die vrouw die in [supermarkt] [plaats in gemeente] werkte toen ik daar op 21072017 een winkelverbod kreeg zonder dat ik daar iets gestolen heb en die einde januari in [adres] een lezing gaat geven over hoe de politie in [plaats in gemeente] werkt daar opdracht voor? Dan wil ik haar vermoorden of martelen of een combinatie van beide", welke e-mail ter kennis is gekomen van voornoemde [slachtoffer 4]
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.
Indien tegen dit verkort vonnis beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis.
Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

Een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] , met bevel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Indien niet aan de maatregel wordt voldaan, staat daar een vervangende hechtenis tegenover van 1 week per keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 maanden.
Tot slot eist de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter hoogte van € 300,--, alsmede oplegging van de schadevergoedings-maatregel op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood van een burgemeester en drie politieambtenaren, allen personen met een publieke functie. Verdachte heeft hierdoor een ernstige inbreuk gemaakt op het leven van deze personen. Dergelijke bedreigingen zijn zeer hinderlijk en kwetsend en niet te rechtvaardigen. Het handelen van verdachte getuigt van gebrek aan respect voor vertegenwoordigers van het openbaar gezag. Niet alleen kunnen bedreigingen voor de desbetreffende ambtenaren ingrijpende gevolgen hebben voor hun werkplezier en functioneren, tevens kunnen onrust en gevoelens van onveiligheid bij deze ambtenaren, en binnen de samenleving in het algemeen, hierdoor worden versterkt.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving kan worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
Voorts acht de rechtbank het passend en geboden aan de verdachte ter voorkoming van strafbare feiten een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid zoals bedoeld in artikel 38v, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. De rechtbank neemt daarbij de aard en ernst van het bewezenverklaarde in acht. Derhalve zal de verdachte worden bevolen zich te onthouden van enig contact met [slachtoffer 3] , burgemeester van de gemeente [gemeente] , en met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] , allen politieambtenaar van politie eenheid Oost-Brabant. In tegenstelling tot de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om te bepalen dat de op te leggen maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] . De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen. De rechtbank overweegt daartoe dat, om aan te nemen dat sprake is van aantasting in de persoon doordat een gedraging tot ernstige psychische storingen of geestelijk letsel zou hebben geleid, het niet voldoende is dat sprake is van min of meer psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen, noch dat de betreffende gedraging een zekere mate van onrust, ongemak, spanning en frustratie heeft teweeggebracht.

De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling inzake parketnummer 01/088369-16.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan, zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 38v, 57, 285.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:

T.a.v. feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gerichtT.a.v. feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gerichtT.a.v. feit 3:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3: Gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3: Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 1 jaar op geen enkele wijze (dus ook niet via e-mailberichten) - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 3] , burgemeester van de gemeente [gemeente] , en met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] , allen politieambtenaar van politie eenheid Oost-Brabant.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
T.a.v. feit 3: Wijst af de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte tot op heden begroot op nihil.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 26 augustus 2016, gewezen onder parketnummer 01/088369-16, te weten:
een geldboete ter hoogte van 300,00 euro, subsidiair 6 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. L.R.H. Koekoek, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 7 mei 2018.