Op 7 mei 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats. De verdachte werd beschuldigd van bedreigingen gericht tegen een burgemeester en drie politieambtenaren. De bedreigingen vonden plaats via e-mail en betroffen expliciete doodsbedreigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk dreigende e-mails heeft verzonden, waarin hij fantasieën over moord en geweld tegen de slachtoffers uitte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken op, alsook een contactverbod van één jaar met de slachtoffers. De rechtbank overwoog dat de bedreigingen een ernstige inbreuk maakten op het leven van de slachtoffers, die allen een publieke functie bekleden. De rechtbank vond de opgelegde straf passend, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor psychische schade. De rechtbank heeft ook een voorwaardelijke veroordeling behandeld, waarbij de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd. De rechtbank gelastte de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.