ECLI:NL:RBOBR:2018:2257

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2018
Publicatiedatum
7 mei 2018
Zaaknummer
01/865115-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een auto op twee voetgangers in 's-Hertogenbosch

Op 7 mei 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 september 2017 met zijn auto op twee voetgangers is ingereden in 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met hoge snelheid en opzettelijk op de voetgangers is ingereden, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor één van hen. De verdachte is veroordeeld voor poging tot doodslag en kreeg een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd hem een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar opgelegd. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorbedachten rade, waardoor de verdachte van de tenlastegelegde poging tot moord werd vrijgesproken. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, vooral gezien het gewelddadige karakter van de handelingen van de verdachte, die niet alleen de slachtoffers, maar ook de samenleving in gevaar heeft gebracht. De verdachte had eerder al een strafblad, maar de rechtbank hield rekening met zijn jeugdige leeftijd bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865115-17
Datum uitspraak: 07 mei 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

[geboortegegevens] ,
[adresgegevens verdachte]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 december 2017 en 23 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 november 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 september 2017 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een door hem, verdachte, bestuurde auto op die [slachtoffer 1] is ingereden, die zich op dat moment (te voet) voor de auto van verdachte bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 09 september 2017 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2]
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een door hem, verdachte, bestuurde auto op die [slachtoffer 2] is ingereden, die zich op dat moment (te voet) voor de auto van verdachte bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 september 2017 te 's-Hertogenbosch aan [slachtoffer 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere breuk(en) en/of kneuzing(en) in de kaak en/of het gezicht en/of een deuk in de schedel en/of een schouder uit de kom, heeft toegebracht door met een door hem, verdachte, bestuurde auto op die [slachtoffer 2] in te rijden, terwijl die zich op dat moment (te voet) voor de auto van verdachte bevond;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 september 2017 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een door hem, verdachte, bestuurde auto op die [slachtoffer 2] is ingereden, die zich op dat moment (te voet) voor de auto van verdachte bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Partiele vrijspraak.

De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman, ten aanzien van feit 1 en feit 2 primair niet bewezen dat er sprake is geweest van voorbedachten rade op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zodat verdachte van de tenlastegelegde poging tot moord dient te worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht ten aanzien van feiten 1 en 2 primair de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft voor feit 1 vrijspraak verzocht. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer 1] of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De raadsman heeft voor feit 2 primair vrijspraak verzocht, omdat geen sprake is geweest van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood van [slachtoffer 2] . Voorts is er volgens de raadsman geen aanmerkelijke kans op fataal letsel geweest, noch heeft verdachte deze kans willens en wetens aanvaard.
De raadsman heeft voor feit 2 subsidiair vrijspraak verzocht voor het onderdeel voorbedachten rade. Ook is er geen sprake geweest van boos opzet, hooguit van voorwaardelijk opzet. Ten aanzien van het meer subsidiaire feit refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen. [1]

Het relaas van [verbalisant 1] d.d. 13 september 2017 [p. 117]:

Op 13 september 2017, heb ik een letterlijke weergave van de 112 melding uitgewerkt van het gesprek dat is binnengekomen op de meldkamer van Oost-Brabant op 09 september 2017 om 22:54 uur.
C staat voor centralist, M voor melder, melder betreft [slachtoffer 1]
C: Meldkamer politie, wat is precies de locatie van het noodgeval?
M: de [adres 2] Den Bosch
M: Ik ben net door de weg afgedrukt door iemand
M: [kenteken 1] volgens mij
C: wat gebeurde er?
M: Ja die reed vol op me in
C: Zojuist?
M: Ja, zojuist ja
C: die hij dat net weer?
M: ja, dat was een andere auto
C: een tweede (stem wordt verhoogd)?
M: ja een tweede en ik weet niet wat er aan de hand is, in één keer pakken ze mijn auto
M: heel mijn auto ligt aan diggelen mevrouw, stuur asjeblieft iemand
C: ja, ja meneer ik ga politie u kant uit sturen
M: ik ben echt bang nou
M: ik probeer effe mijn auto van de weg te krijgen, want deze staat midden op de weg
C: meneer welke kant is het dat voertuig op weg?
M: ja uh ik sta met mijn neus richting de rotonde
C: Er stond zojuist wel een meneer bij u hé?
M: Ja
C: Is die weg nu?
M: (er wordt heel hard geschreeuwd), hé hé hé, ze rijden hem net aan, ze rijden hem net aan
mevrouw (de melder is aan het huilen, schreeuwen), asjeblieft (er is enorme paniek te horen in zijn stem) stuur politie
C: ja ik heb mijn melding al weggestuurd
C: bent u gewond?
M: (huilend) lkke niet, maar die meneer werd net over de kop gegooid, mevrouw asjeblief
C: Meneer, meneer die andere meneer hoe is het daarmee?
M: Ja hij bloed[t] helemaal, hij bloed[t] helemaal, meneer
C: Die getuige is die nog bij u?
M: Ja maar die is net aangereden
M: zwarte [auto 1]
De verklaring van aangever [slachtoffer 1] , op 9 september 2017 afgelegd aan [verbalisant 2] [p. 36]
Op 9 september 2017, rond 22.54 uur, reed ik met mijn auto, een grijze [auto 2] , met kenteken [kenteken 2] , op de [adres 3] in Den Bosch. Ik zag in mijn binnenspiegel een auto heel snel dichterbij komen en ik zag dat deze met zijn koplampen seinde. Ik ben bij de rotonde rechtsaf geslagen richting [adres 1] . Ik zag dat de auto nog steeds achter mij zat. Hij was nog steeds aan het seinen. Ik zag dat de auto daarna een beetje rechts naast mij kwam rijden en ik voelde dat de auto mij daarna ineens rechtsachter raakte. Ik voelde een harde klap rechtsachter aan mijn auto en ik zag en voelde dat ik als het ware begon te draaien met mijn auto. Ik ben daarna hard gaan remmen en heb geprobeerd mijn auto tot stilstand te krijgen. Ik ben uiteindelijk op de andere rijstrook tot stilstand gekomen en ik ben uitgestapt. Ik ben met mijn voorkant van de auto in de richting van de rotonde gestopt. Ik ben toen meteen de politie gaan bellen.
Ik zag dat er tegelijkertijd een man naar mij toe kwam lopen. De man zei mij dat ik mijn auto van de weg moest halen. Ik heb dat heel snel maar even gedaan en heb hem toen in de groenstrook tussen de weg en het fietspad neergezet.
Ik ben toen weer uitgestapt. Ik zag dat er een auto aan kwam rijden vanaf [adres 1] . Dit was een zwarte [auto 1] . Ik zag dat omdat deze auto hard reed en dus opviel. Ik stond op dat moment met die man in de groenstrook tussen de weg en het fietspad, daar waar mijn auto stond. Ik zag dat de [auto 1] ineens overstak en mijn richting in kwam rijden. Ik zag dat de auto over de groenstrook reed, die tussen de ene weghelft en de andere weghelft ligt, en dat de auto met hoge snelheid in mijn richting kwam rijden. De man en ik moesten wegspringen voor die auto. Ik kon wegspringen naar links en werd niet geraakt, maar ik zag dat die man wel werd geraakt. Ik zag dat de man op de motorkap van de auto kwam en daarna op de grond viel. Ik zag dat de auto toen afdraaide en dat de auto richting de rotonde wegreed. Ik was op dat moment nog steeds de politie aan het bellen.
Opm. verbalisant: Ik ben ter plaatse van de aanrijding geweest. Ik zag dat de auto van aangever in de groenstrook stond, tussen rijstrook 2 en het los liggende verplichte fietspad op de [adres 2] .
De verklaring van aangever [slachtoffer 2] , op 10 september 2017 afgelegd aan [verbalisant 3] [p. 39]
Op 9 september 2017, omstreeks 22.30 uur, liep ik langs De [adres 2] te ’s-Hertogen-bosch. Ik liep vanaf de rotonde richting de [adres 1] . Ik hoorde piepende banden en een harde knal. Ik zag dat een [auto 2] over de weg tolde. De auto spinde een paar keer in het rond. Een zwarte [auto 1] reed de [auto 2] voorbij en reed vol gas richting de verkeerslichten op de [adres 1] . De [auto 2] was tot stilstand gekomen en stond met de neus richting de rotonde. Ik zag dat de bestuurder van de [auto 2] was uitgestapt en naast de auto stond op het fietspad. Ik liep naar hem toe en zei dat hij zijn auto beter van de weg kon halen omdat hij gevaarlijk midden op de weg stond.
Vanaf de [adres 1] zag ik vervolgens de zwarte [auto 1] richting de rotonde rijden. Ik zag dat de auto met volle vaart over de middenberm op mij af reed. Het ging zo snel. Ik stond aan de achterzijde van de [auto 2] . Ik werd door de [auto 1] geraakt en vloog door de lucht. Ik kwam hard op de grond terecht. Ik voelde meteen pijn in mijn gezicht en aan mijn rechterarm. De zwarte [auto 1] reed weg. De auto was doelbewust op mij afgereden.
Ik ben door de ambulance overgebracht naar het ziekenhuis waar ik van de arts hoorde dat mijn schouder uit de kom was en dat mijn neus gebroken was. Verder heb ik nog wat breuken in mijn gezicht en zijn mijn lip en voorhoofd gehecht. Er zijn ook wat tanden afgebroken.
De verklaring van [slachtoffer 2] , op 25 september 2017 afgelegd aan [verbalisant 4] en [verbalisant 5] [p. 155]
Ik ben afgelopen dinsdag geopereerd. De arts die mij geholpen heeft vertelde mij dat alles in mijn gezicht wat gebroken kon worden, gebroken is. Mijn kaak is recht gezet. Mijn kaak was op 2 plaatsen gebroken. Er zit een scheur in mijn gehemelte. Ze hebben gaatjes geboord in mijn schedel en mijn schedel naar voren getrokken. Mijn schedel was door het incident ingedeukt. Mijn rechterschouder was uit de kom gegaan. Onder mijn lip hebben ze alles open gesneden. Ze hebben twee plaatjes gezet, een plaatje bij mijn jukbeenderen en een plaatje bij mijn neus want mijn neus was ook gebroken. Ze hebben mijn kaken met 4 schroeven vast gezet en elastiek ertussen gezet. Alle zenuwen in mijn gezicht bleken gekneusd te zijn.
De verklaring van [getuige 1] , op 9 september afgelegd aan [verbalisant 3] [p. 47]
Op 9 september 2017 omstreeks 22.50 uur was ik in mijn woning aan de [adres 4] te ‘s-Hertogenbosch. Ik hoorde piepende banden en een harde klap. Ik dacht dat er een ongeluk was gebeurd en liep naar buiten om te kijken. Op De [adres 2] zag ik een [auto 2] , coupé model, op de weg staan. De auto stond met zijn neus richting de rotonde. Hij stond op de weghelft die richting de [adres 1] rijdt. De auto stond dus in de verkeerde richting.
Ik zag dat er twee jongens bij [auto 2] stonden. Ze stonden aan de achterzijde van [auto 2] .
Ik hoorde toen een auto met hoge snelheid over de [adres 2] rijden. Ik zag dat er vanaf de [adres 1] een auto met hoge snelheid over de middenberm richting de personen achter [auto 2] reed. De auto was een model [auto 1] . Donkerblauw of zwart van kleur. De auto had getinte ruiten. Ik zag dat de auto over de middenberm tegen één van de jongens achter [auto 2] reed. Ik zag dat de jongen over de motorkap van de [auto 1] door de lucht vloog en op de grond viel. Ik zag dat de [auto 1] achteruit reed en vervolgens met hoge snelheid richting de rotonde reed.
De verklaring van [getuige 2] , op 10 september 2017 afgelegd aan [verbalisant 6] [p. 49]
Op 9 september 2017, rond 23.00 uur, was ik samen met mijn man in mijn woning aan de [adres 4] in ’s-Hertogenbosch, toen wij ineens een klap hoorden. Ik zag toen een auto aan de [adres 2] , in de richting van de rotonde staan. Deze auto stond aan de verkeerde kant van de weg met de verlichting nog aan. Hierop zijn wij meteen naar buiten gegaan en [ik] zag dat er twee personen bij de auto stonden. Ineens hoorde ik een auto hard aan komen rijden vanaf de [adres 1] . Ik hoorde [dat] de auto meer gas gaf. Ik zag dat de auto harder reed en over de berm reed. Ik zag dat de auto op de personen die bij de auto stond afreed. Ik zag dat de jongen door de klap met de auto door de lucht vloog en hard op de grond terecht kwam. Ik zag dat de auto die op de jongen was ingereden een donkere auto betrof. Ik hoorde en zag wel duidelijk dat de auto extra gas gaf om de jongen aan te rijden.
Het relaas van [verbalisant 7] en [verbalisant 8] d.d. 10 september 2017 [p. 51]
Op 9 september 2017 omstreeks 23.05 begaven wij ons naar het [adres 5] te
’s-Hertogenbosch, waar een ruzie zou zijn. Ter plaatse zagen wij een personenauto, een zwarte [auto 1] , kenteken [kenteken 3] , staan, die rondom beschadigd was. Ook de voorruit was zwaar beschadigd. Nadat ik, [verbalisant 8] , contact had gehad met collega’s die ter plaatse waren op de [adres 2] , bestond bij mij de verdenking dat de [auto 1] betrokken was bij de aanrijding op de [adres 2] en heb ik de auto in beslag genomen. Ik, [verbalisant 7] , hoorde dat een man zei: Mijn zoon heeft gereden. De man wees in de richting van een jongeman. Ik ben naar de jongen gelopen. Hij overhandigde mij zijn rijbewijs en ik zag dat hij was [naam] . Ik hoorde dat hij zei, dat hij in de betreffende [auto 1] gereden had. Hierop hebben wij verdachte aangehouden.

Het relaas van [verbalisant 9] en [verbalisant 10] d.d. 25 september 2017 [p. 159]

Op 10 september 2017 heb ik, [verbalisant 9] , geassisteerd bij de afwikkeling van een verkeersongeval dat op 9 september 2017 had plaatsgevonden op de [adres 2] te ’s-Hertogenbosch en waarbij een [auto 2] , met kenteken [kenteken 2] , en een zwarte [auto 1] , met kenteken [kenteken 3] , waren betrokken.
Bij onderzoek aan de [auto 1] zag ik dat de voorruit aan de bestuurderszijde was gebroken en naar binnen was gedrukt. Op die ruit trof ik geen sporen aan die afkomstig waren van mogelijke stenen die op de ruit gegooid zouden zijn. Ook op de motorkap trof ik geen steengruis aan.
Gelet op mijn jarenlange ervaring bij de Verkeers Ongevallen Analyse wordt een soort gelijke beschadiging van de voorruit alleen veroorzaakt doordat er een persoon op die ruit terecht gekomen is. Zeer waarschijnlijk is de/het getuige/slachtoffer nadat deze werd aangereden door de [auto 1] op de voorruit terecht gekomen waardoor de ruit werd beschadigd en naar binnen gedrukt.
De verklaring van getuige [slachtoffer 1] , afgelegd bij de rechter-commissaris op
26 februari 2018
Die zwarte auto reed langzaam voorbij toen ik ging tollen en is later teruggekomen. [slachtoffer 2] en ik stonden nét achter mijn [auto 2] . Wij stonden naast elkaar, ongeveer een meter van mijn auto af. Het heeft nog geen minuut geduurd en toen kwam die zwarte auto in één keer aangereden. Ik dook achter mijn auto. Ik heb gezien dat [slachtoffer 2] is geraakt. Ik sta dan achter mijn auto. Die zwarte auto is ons heel dicht genaderd en kwam op ons beiden af. Ik duik weg en [slachtoffer 2] rent weg en dan rijdt die [auto 1] achter [slachtoffer 2] aan en raakt hem vervolgens in zijn rug. Op dat moment was de voorruit nog heel, toen hij op mij afkwam.

De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 april 2018

Op 9 september 2017 reed ik als bestuurder van een zwarte [auto 1] over de [adres 2] te ’s-Hertogenbosch. Het kan zijn dat ik toen iemand heb geraakt.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, bewezen dat verdachte met zijn auto, met hoge snelheid rijdend via de middenberm naar de andere rijbaan, moedwillig en gericht is ingereden op de zich aldaar bevindende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zonder te remmen of uit te wijken. Dat verdachte hierbij [slachtoffer 2] daadwerkelijk heeft geraakt en heeft aangereden, blijkt uit de genoemde bewijsmiddelen. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde handelingen van verdachte de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tot gevolg had kunnen hebben en daarmee uitvoeringshandelingen van doodslag zijn. De handelingen van verdachte waren qua uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op hun dood , dat het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan dan dat verdachte dat gevolg ook heeft gewild.
De aard van de handelingen van verdachte en de omstandigheden waaronder die zijn verricht, duiden onmiskenbaar op opzettelijk handelen van de verdachte.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te doden.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 09 september 2017 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een door hem, verdachte, bestuurde auto op die [slachtoffer 1] is ingereden, die zich op dat moment (te voet) voor de auto van verdachte bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 09 september 2017 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met een door hem, verdachte, bestuurde auto op die [slachtoffer 2] is ingereden, die zich op dat moment (te voet) voor de auto van verdachte bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces en dat hij daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte heeft daartoe gesteld dat hij in zijn auto werd aangevallen door meerdere mensen die met stenen/stokken op zijn auto gooiden/sloegen en dat hij in paniek is weggereden. Er was dan ook sprake van een wederrechtelijke aanranding, waartegen noodzakelijke verdediging geboden was.
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat het begane feit geboden was door de noodzakelijke verdediging tegen een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Als een dergelijk beroep slaagt, dient ontslag van rechtsvervolging te volgen.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van noodweer.
Dat verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding volgt enkel en alleen uit de verklaring van verdachte zelf en vindt geen steun in het dossier, noch in het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank ziet geen enkel aanknopingspunt voor het door verdachte geschetste scenario en verwerpt het beroep op noodweer.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De rechtbank acht de feiten dan ook strafbaar.

De strafbaarheid van verdachte

Nu de rechtbank niet uitgaat van een noodweersituatie, behoeft het verweer van de raadsman, inhoudende een beroep op noodweerexces, geen nadere bespreking. De rechtbank verwerpt derhalve ook dit verweer.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest. Zij verzoekt de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis op te heffen.
De officier van justitie vordert voorts een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is van mening dat het adolescentenstrafrecht dient te worden toegepast en verzoekt om een straf op te leggen die gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest, al dan niet in aanvulling met een taakstraf en/of begeleiding in het kader van een voorwaardelijk deel.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is met zijn auto doelbewust ingereden op twee personen. Daarbij is een persoon op de motorkap en de voorruit terecht gekomen, die daarbij zwaar gewond is geraakt. Dat de aanrijding voor het slachtoffer niet veel erger, of zelfs fataal, is afgelopen, is niet aan verdachte te danken. Verdachte is niet gestopt, maar met grote snelheid doorgereden. Het gaat hier om zeer ernstige feiten. Verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een zeer groot en levensbedreigend gevaar voor anderen in het leven geroepen en zich niets aangetrokken van hun belangen. Het zeer gewelddadige karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om zwaar geweld tegen andere mensen te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte in 2015 voor een poging tot zware mishandeling werd veroordeeld tot een taakstraf en jeugddetentie.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De reclassering heeft in haar adviezen van 11 november 2017 en 18 december 2017 geadviseerd om het volwassenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank overweegt dat verdachte weliswaar jong is, maar dat uit de adviezen van de reclassering duidelijk naar voren komt dat, gelet op de persoonlijkheid van verdachte, de levensfase waarin hij zich thans bevindt en de ernst van de feiten, het jeugdstrafrecht een gepasseerd station is en de toepassing daarvan zowel verdachte als de samenleving niet ten goede komt. De eerdere straf heeft immers geen effect gehad, terwijl verdachte tijdens de begeleiding door de jeugdreclassering is gerecidiveerd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaar opleggen, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs is ingehouden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 55, 287
Wegenverkeerswet 1994 art. 179a.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1:poging tot doodslagT.a.v. feit 2 primair:poging tot doodslag verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straf en bijkomende straf.

T.a.v. feit 1, feit 2 primair:Gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich na ingang van de proeftijd zal melden bij de reclassering van het Leger des Heils, Dr. Cuyperslaan 80 te Eindhoven, (telefoonnummer 088-0901140) en zich daarna gedurende een door die reclassering te bepalen periode zal blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio Zuid, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te
's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

T.a.v. feit 1, feit 2 primair:Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. L.R.H. Koekoek, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 7 mei 2018.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt bij de aanduiding van de bewijsmiddelen verwezen naar de paginanummers uit het dossier van de politie eenheid Oost-Brabant, Districtsrecherche ’s-Hertogenbosch, genummerd 2017187797, afgesloten op 13 oktober 2017, aantal pagina’s: 228.