In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 1 mei 2018 uitspraak gedaan over het verzoek van een meerderjarig kind om de erkenning door haar stiefvader te vernietigen. Het kind, dat op veertienjarige leeftijd met instemming van haar moeder door de echtgenoot van haar moeder was erkend, verzocht om de erkenning te annuleren omdat de erkenner niet haar biologische vader was. De rechtbank oordeelde dat, hoewel niet voldaan werd aan de vereisten van artikel 1:205 lid 4 BW, de belangen van het kind zwaarder wogen dan de strikte toepassing van deze wet. Het kind had na de echtscheiding van haar moeder en de erkenner geen band meer met de erkenner en wenste haar achternaam terug te krijgen. De rechtbank concludeerde dat de erkenning een ongerechtvaardigde inmenging in het recht op family life van het kind met zich meebracht, zoals beschermd door artikel 8 EVRM. De rechtbank heeft het verzoek van het kind toegewezen en de erkenning vernietigd, waarbij de belangen van de biologische en maatschappelijke werkelijkheid prevaleerden boven de juridische formaliteiten.