ECLI:NL:RBOBR:2018:2192

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
C/01/330320 / FA RK 18-454
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van erkenning door meerderjarig kind na scheiding van ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 1 mei 2018 uitspraak gedaan over het verzoek van een meerderjarig kind om de erkenning door haar stiefvader te vernietigen. Het kind, dat op veertienjarige leeftijd met instemming van haar moeder door de echtgenoot van haar moeder was erkend, verzocht om de erkenning te annuleren omdat de erkenner niet haar biologische vader was. De rechtbank oordeelde dat, hoewel niet voldaan werd aan de vereisten van artikel 1:205 lid 4 BW, de belangen van het kind zwaarder wogen dan de strikte toepassing van deze wet. Het kind had na de echtscheiding van haar moeder en de erkenner geen band meer met de erkenner en wenste haar achternaam terug te krijgen. De rechtbank concludeerde dat de erkenning een ongerechtvaardigde inmenging in het recht op family life van het kind met zich meebracht, zoals beschermd door artikel 8 EVRM. De rechtbank heeft het verzoek van het kind toegewezen en de erkenning vernietigd, waarbij de belangen van de biologische en maatschappelijke werkelijkheid prevaleerden boven de juridische formaliteiten.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/330320 / FA RK 18-454
Uitspraak : 1 mei 2018
Beschikking betreffende vernietiging erkenning in de zaak van

[de dochter] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de dochter,
advocaat mr. R. Kamphuis.
Belanghebbenden zijn:

[de man]

wonende te [woonplaats]
verder te noemen: de man,
en

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder.
De procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoekschrift van de dochter, ingediend ter griffie op 29 januari 2018.
De zaak is behandeld ter zitting van 13 april 2018. Verschenen zijn de dochter en haar advocaat, de man en de moeder.
De feiten
De dochter is geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . Haar biologische vader heeft haar niet erkend. De dochter heeft met haar biologische vader sinds haar geboorte twee keer contact gehad en nu al jaren niet meer.
Na de geboorte van de dochter heeft de moeder een affectieve relatie gehad met een man, waarna de moeder na verbreking daarvan, een relatie heeft gekregen met [de man] , met wie zij op [huwelijksdatum] is gehuwd.
Op [datum] heeft de man de dochter erkend. Zowel de dochter, die toen 14 jaar oud was, als de moeder hebben daarvoor hun toestemming gegeven. Bij de erkenning is ervoor gekozen dat de dochter de achternaam van de man zou dragen.
Bij beschikking van deze rechtbank van 18 november 2015 is de echtscheiding tussen de moeder en de man uitgesproken, waarna deze beschikking op 27 november 2015 is aangetekend in de registers van de burgerlijke stand.
Het verzoek
De dochter verzoekt de rechtbank om bij beschikking – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad –, de erkenning van haar door de man te vernietigen met daarbij de bepaling, voor zover rechtens vereist, dat de dochter de geslachtsnaam [naam] draagt en, voor zover rechtens vereist, de gelasting van de rechtbank aan de ambtenaar van de burgerlijke stand om de vernietiging van de erkenning en de wijziging geslachtsnaam in te schrijven in de daarvoor bestemde registers.
Nu de dochter meerderjarig is wenst zij dat de erkenning zoals die tijdens haar minderjarigheid is gedaan, wordt vernietigd om reden dat de man niet haar biologische vader is. Voor de dochter speelt hierbij de belangrijke emotionele beleving dat zij geen contact meer heeft met de man, hier ook geen behoefte aan heeft en ook geen band voelt met hem, laat staan dat zij hem als haar vader ziet. De scheiding tussen haar moeder en de man en de wijze waarop dit is verlopen, maakt ook dat de dochter geen contact meer heeft of wilt hebben met de man, noch rechtstreeks noch via haar moeder.
De dochter heeft blijkens de akte van erkenning als minderjarig kind haar toestemming gegeven voor de erkenning, maar gelet op haar toenmalige minderjarigheid kunnen hieraan thans geen gevolgen voor de verzochte vernietiging worden verbonden. De dochter beschouwt deze toestemmingsverlening als het voldoen aan een vormvereiste waarover zij eigenlijk geen zeggenschap had, maar dat destijds voor haar is bepaald door haar moeder en de man.
De standpunten ter zitting
Desgevraagd heeft de dochter ter zitting verhaald, dat zij toen zij 14 jaar oud was door haar moeder en de man, met wie de moeder inmiddels was getrouwd, gevraagd is om toestemming te verlenen voor de erkenning. Haar moeder had als gevolg van het huwelijk de naam van haar echtgenoot aangenomen, terwijl de dochter nog de achternaam van de moeder droeg. Om zich aan de buitenwereld als één gezin te kunnen presenteren en om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten door een gangbare Nederlandse naam te voeren, heeft de dochter haar toestemming voor de erkenning verleend. Zij wist toen overigens al geruime tijd, dat niet deze man, maar een man uit een eerdere relatie van de moeder, haar biologische vader was. Van de verdere juridische gevolgen van een erkenning hebben noch de moeder, noch de man, noch de dochter ooit geweten. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft hen opmerkzaam gemaakt op de rechtsfiguur van de erkenning als oplossing van het achternaam-probleem en heeft hen op de verdere consequenties niet gewezen. De dochter is van oordeel dat zo haar moeder en de man al te verwijten is dat zij zich destijds beter op de juridische gevolgen van die rechtsfiguur hadden moeten oriënteren, haar dat verwijt als veertienjarige niet gemaakt kan worden, laat staan dat zij hier thans in deze procedure op afgerekend kan worden.
De moeder heeft ter zitting het verhaal van de dochter bevestigd; dat de erkenning uitsluitend door haar toenmalige echtgenoot is gedaan om ook de dochter daardoor de achternaam [naam man] te verschaffen. Van de verdere gevolgen van de erkenning heeft de moeder zelfs tot op de dag van vandaag nimmer weet gehad. De moeder ondersteunt de dochter in haar aan de rechtbank gedaan verzoek.
Ook de man heeft ter zitting het verhaal van de dochter ten volle bevestigd. Ook hij was niet bekend met de verdere gevolgen van de erkenning, anders dan de destijds gewenste naamswijziging van de dochter. Nu tussen de moeder en de man de echtscheiding een feit is en de contacten volledig zijn verbroken, is het ook de wens van de man om de familierechtelijke banden met de dochter, van wie hij niet de biologische vader is te verbreken.
De beoordeling
Artikel 1:205, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat een verzoek tot vernietiging van de erkenning bij de rechtbank door het kind kan worden ingediend, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader is van het kind.
De ontvankelijkheid
In artikel 1:205, vierde lid, BW is bepaald dat het verzoek door het kind wordt ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet de biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.
Nu de dochter tijdens de minderjarigheid bekend is geworden met dit feit en de dochter ten tijde van het indienen van het verzoek achttien jaar was, kan de dochter voor wat betreft de door de wet gestelde termijn ontvangen worden in het verzoek.
De inhoudelijke beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de akte van erkenning is opgemaakt op [datum] . De dochter was destijds 14 jaar. Op grond van artikel 1:204, eerste lid onder d, BW is naast de toestemming van de moeder voor erkenning de toestemming van de dochter vereist. Uit de akte van erkenning blijkt ook dat de dochter, destijds minderjarig, haar toestemming heeft gegeven voor de erkenning door de man. Dit is ter zitting door de dochter bevestigd. Ter zitting heeft de dochter desgevraagd ook verklaard dat zij ten tijde van het geven van haar toestemming al geruime tijd wist dat de erkenner niet haar biologische vader is, maar de heer [X] , met wie de moeder eerder een relatie heeft gehad. De erkenning heeft plaatsgevonden – zo hebben de dochter, haar moeder en de man eensluidend verklaard - met het oog op het destijds gesloten huwelijk tussen de man en de moeder en de wens van de dochter om dan ook dezelfde achternaam te dragen als haar moeder en de man. Met de overige rechtsgevolgen van de erkenning waren de dochter, de moeder en de man, als hierboven al gemeld, niet bekend.
Op grond van het wilsgebrek “dwaling” kan evenwel geen vernietiging van de erkenning plaatsvinden, omdat dwaling omtrent het rechtskaraker en de gevolgen van de erkenning niet als zodanig wordt erkend. De erkenner dient zich tevoren op de hoogte te stellen van de betekenis en de gevolgen van de erkenning.
Uit artikel 1:205, vierde lid, BW moet worden afgeleid dat een verzoek tot vernietiging van de erkenning door een kind, alleen kan worden ingediend in de situatie dat het kind na de erkenning bekend wordt met het feit dat de erkenner niet de biologische vader is. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. Desondanks stelt de rechtbank zich thans de vraag of in het onderhavige geval de toepassing van het uit artikel 1:205, vierde lid, BW voortvloeiende vereiste een ongerechtvaardigde inmenging betekent in het door artikel 8 EVRM beschermde recht op eerbiediging van ‘family life’ van de dochter.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De dochter wil dat, nu de moeder de band met de man volledig heeft verbroken en zij biologisch geen band met de man heeft, de familierechtelijke band niet als enige met de man voortzetten, ook niet nu zij ter zitting met de overige juridische gevolgen van de erkenning is geconfronteerd. Een wijziging van de geslachtsnaam die zij via de weg van een andere procedure ook kan bewerkstelligen, is voor haar, nu zij ter zitting ook van de overige gevolgen in kennis is gesteld, onvoldoende. De dochter wenst dat voor haar toekomst de juridische werkelijkheid in overeenstemming wordt gebracht met uitsluitend de biologische werkelijkheid in de relatie tot haar moeder, dat zij de naam van haar moeder weer kan voeren en dat zij geen enkele (juridische) relatie meer heeft met de man.
Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien hoe de rechtszekerheid en de belangen van andere betrokkenen dan de rechtstreeks belanghebbenden zullen worden geschaad bij toewijzing van het verzoek van de dochter. De rechtbank neemt daarbij uitdrukkelijk in overweging dat de dochter tijdens het geven van de toestemming tot erkenning slechts veertien jaar oud was en dat zij destijds door haar moeder en de man onvolledig is voorgelicht. Van een veertienjarige, zo oordeelt de rechtbank, kan niet worden verlangd dat zij eigenhandig stappen onderneemt om te informeren of de erkenning wellicht meer juridische gevolgen heeft dan de door haar moeder geschetste. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het belang van de biologische en maatschappelijke werkelijkheid moet prevaleren boven het belang van strikte hantering van het vereiste dat voortvloeit uit het bepaalde in artikel 1:205, vierde lid, BW. De rechtbank zal het verzoek van de dochter om de erkenning te vernietigen, dan ook toewijzen.
Gevolg van de vernietiging
Op grond van artikel 1:206, eerste lid, BW wordt de erkenning, nadat de onderhavige beschikking in kracht van gewijsde is gegaan (onherroepelijk is geworden), geacht nimmer gevolg te hebben gehad. Volgens artikel 1:5, eerste lid, BW heeft een kind dat alleen in familierechtelijke betrekking tot de moeder staat, haar geslachtsnaam. Dit heeft tot gevolg dat de dochter bij vernietiging van rechtswege de geslachtsnaam [naam] draagt. Het gevolg hiervan is dat de dochter geen belang meer heeft bij het verzoek om – bij toewijzing van het verzoek tot vernietiging van de erkenning – een verklaring van recht, dat de dochter de achternaam [naam] zal dragen. Het verzoek van de dochter wordt dan ook in zoverre afgewezen, alsmede het daarmee samenhangende verzoek dat de rechtbank de ambtenaar van de burgerlijke stand moet gelasten de naam [naam] in te schrijven in de daarvoor bestemde registers.
Uitvoerbaar bij voorraad
Nu de gevolgen van deze beschikking pas intreden nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, bestaat geen belang bij een uitvoerbaarverklaring bij voorraad. In zoverre wordt ook dit verzoek van de dochter afgewezen.
De beslissing
De rechtbank:
vernietigt de erkenning gedaan door [de man] op [datum] van [de dochter] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J.M. Walstock-Krens, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 1 mei 2018.
conc: yw
Tegen deze beschikking kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.