ECLI:NL:RBOBR:2018:2085

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
01/865104-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid en schennis van de eerbaarheid op een openbare plaats met een minderjarig slachtoffer

Op 30 april 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid en schennis van de eerbaarheid. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 14 augustus 2017 en 31 juli 2017 in Uden, waarbij de verdachte een minderjarig slachtoffer heeft betast en zijn ontblote penis heeft getoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 augustus 2017 het slachtoffer heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van het corrumperen van een minderjarig slachtoffer, omdat het signalement van de verdachte niet overeenkwam met dat van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder behandeling bij ambulante forensische zorg. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de ouders van het slachtoffer voor immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865104-17
Datum uitspraak: 30 april 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1987] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 maart 2018.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 augustus 2017 te Uden, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] (geboren op [2009] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit
- het (onverhoeds) betasten van de vagina en/of de schaamstreek en/of de bil(len) van die [slachtoffer 1] en/of
- het tonen van zijn, verdachtes, (ontblote) penis aan die [slachtoffer 1] en/of - het vragen aan die [slachtoffer 1] of zij even wil spelen en/of die [slachtoffer 1] wil voelen, althans woorden van gelijke strekking;
2.
hij op 7 augustus 2017 te Uden, althans in Nederland, een persoon, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft verdachte in het zicht en ten overstaan van [slachtoffer 2] , geboren op [2009] , gemasturbeerd en/of zijn, verdachtes, (ontblote) penis getoond;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 augustus 2017 te Uden, althans in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten (natuurgebied) de Bedaf/Bedafse berg, althans (in de omgeving van) de Schansweg, door zijn, verdachtes, (ontblote) penis te tonen en/of te masturberen;
3.
hij op of omstreeks 31 juli 2017 te Uden, althans in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten (natuurgebied) de Bedaf/Bedafse berg, althans (in de omgeving van) de Schansweg, door het tonen van zijn, verdachtes, (ontblote) penis en/of te masturberen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
De verdachte wordt kort gezegd beschuldig van het plegen van ontuchtige handelingen bij een minderjarig slachtoffer, het corrumperen van een minderjarig slachtoffer en het plegen van schennis.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de feiten ten laste gelegd onder 1, 2 primair en 3 wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 1 acht de officier van justitie alle ten laste gelegde ontuchtige handelingen wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat voor feit 2 vrijspraak dient te volgen nu verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd en het gegeven signalement niet overeenkomt met dat van verdachte. De feiten 1 en 3 kunnen bewezen worden verklaard met uitzondering van het aanraken van de billen zoals ten laste gelegd onder feit 1, nu verdachte zich dit niet kan herinneren.
Het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 primair en subsidiair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het signalement dat door het slachtoffer is gegeven wijkt wezenlijk af van het signalement van verdachte. Het slachtoffer spreekt over een man die bruiner is dan zijn vader die uit Zuid-Amerika komt, met platte krullen en rimpels en de man zag er niet zo jong uit. Verdachte heeft een blanke huiskleur, geen krullen en een jong uiterlijk. Daarnaast ontkent verdachte dat hij op 7 augustus 2017 bij de Bedafse berg is geweest. Gelet op die ontkennende verklaring van verdachte en het afwijkende signalement kan niet worden vastgesteld dat verdachte de persoon is geweest die het slachtoffer die dag heeft gezien.
De bewijsmiddelen [1] , zakelijk weergegeven:
De rechtbank acht de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen.
Feit 1:

de verklaring van verdachte ter terechtzitting [2] , onder meer inhoudende:
Ik was op 14 augustus 2017 bij de Bedaf in Uden. Ik benaderde het meisje met een seksuele intentie. Volgens mij heb ik eerst mijn broek naar beneden gedaan. Ik heb haar denk ik gevraagd of ze mijn penis aan wilde raken. Ik vroeg haar of ze met mij wilde spelen, het zou kunnen dat ik iets in de zin van centjes heb gezegd. Ik heb haar aangeraakt tussen haar benen bij haar vagina.

de verklaring van [aangever] [3] , onder meer inhoudende:
Wij zijn op 14 augustus 2017 naar de Bedaf in Uden gegaan. (…) Ik vroeg [slachtoffer 1] wat er gebeurd was. Ik hoorde dat ze zei: ‘Ik heb een man gezien en die vroeg of ik centjes had’ of iets van die woorden. Verder hoorde ik dat ze zei of zij wilde voelen. Wat ik er ook uit begreep is dat hij zijn broek omlaag trok en dat hij bij haar aan het voelen was.

de bevindingen van [verbalisant] [4] , onder meer inhoudende:
Op woensdag 16 augausstus 2017 werd het slachtoffer [slachtoffer 1] gehoord in de verhoorstudie. (…) Samengevat verklaarde zij: (…) Ze was bij Bedaf om daar te picknicken. Toen kwam er een meneer aan die voor haar ging staan. Die meneer zei tegen haar dat wanneer zij hem geld zou geven dat hij haar dan ander geld zou teruggeven. Zij zei tegen hem dat ze dat niet wilde. [slachtoffer 1] zei dat die meneer toen iets dichter bij haar kwam staan en hij met zijn armen om haar heen ging en aan haar zakken voelde. [slachtoffer 1] zei dat hij wilde kijken of zij geld bij zich had. Met allebei zijn handen wreef hij aan allebei haar zakken van haar tuinplakje, en een beetje in de zakken.
Opmerking verbalisant: Ik, verbalisant, zie dat [slachtoffer 1] , op de vraag waar de man haar heeft aangeraakt bij haar zakken, met haar handen over haar billen wrijft.
Ook voelde de man met zijn aan haar fluitje over haar broek.
Opmerking verbalisant: Ik, verbalisant, zie dat [slachtoffer 1] naar haar vagina wijst en op de vraag wat die meneer doet bij haar fluitje zie ik dat ze met haar hand op en neer beweegt.
[slachtoffer 1] zei dat ze niet blij was en dit raar vond. Net voordat [slachtoffer 1] weg wilde rennen zei die man dat ze even moest wachten en toen trok hij zijn broek naar beneden. Verder zei [slachtoffer 1] dat hij toen aan haar vroeg of ze wilde voelen. Ze zag toen zijn piemel.

de akte van geboorte [5] , onder meer inhoudende:
Geslachtsnaam [slachtoffer 1]
Voornamen [slachtoffer 1]
Dag van geboorte [2009]
Feit 3:

de verklaring van verdachte ter terechtzitting [6] , onder meer inhoudende:
Ik was op 31 juli 2017 bij de Bedaf in Uden. Ik heb mijzelf daar afgetrokken. Ik zag dat een meisje mij op dat moment zag.

een mutatierapport [7] , onder meer inhoudende:
31-07-2017
Meldster (13 jaar) belde dat ze zojuist een schennispleger had gezien ter hoogte van de Bedaf in Uden. Hij stond voor een groepje kinderen. Meldster kende deze kinderen niet, maar zag dat ze erg geschrokken waren. De man had zijn broek naar beneden en stond met zijn piemel te spelen.
Nadere bewijsoverweging feit 1
De verdachte verklaart dat hij zich niet kan herinneren dat hij de billen van het slachtoffer heeft aangeraakt. Gelet op de gedetailleerde verklaring van het slachtoffer op dit punt en het feit dat haar verklaring voor het overige wordt ondersteund door de bewijsmiddelen neemt de rechtbank de verklaring van het slachtoffer als uitgangspunt. De rechtbank acht daarom, met de officier van justitie en anders dan de verdediging, ook het betasten van de billen van het slachtoffer wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 14 augustus 2017 te Uden, door een feitelijkheid, [slachtoffer 1] (geboren op [2009] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit
- het onverhoeds betasten van de vagina en schaamstreek en de billen van die [slachtoffer 1] en
- het tonen van zijn, verdachtes, ontblote penis aan die [slachtoffer 1] en
- het vragen aan die [slachtoffer 1] of zij even wil spelen en voelen, althans woorden van gelijke strekking;
3.
op 31 juli 2017 te Uden, de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten natuurgebied de Bedaf/Bedafse berg, door het tonen van zijn, verdachtes, ontblote penis en te masturberen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist ten aanzien van de feiten ten laste gelegd onder 1, 2 primair en 3 een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met aftrek, met een proeftijd voor de duur van 3 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in de reclasseringsrapportage. De officier van justitie verzoekt voorts bij vonnis de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. Bij afwijzing van dat verzoek verzoekt de officier van justitie te bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat een onvoorwaardelijk gevangenisstraf niet nodig is en verzoekt aan de verdachte een taakstraf op te leggen. Artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht is niet aan de orde. Mocht de rechtbank daar anders over denken dan verzoekt de verdediging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verrichten van ontuchtige handelingen bij een jong meisje en aan schennis van de eerbaarheid ten overstaan van jonge kinderen. Verdachte heeft op een recreatieterrein, waar kinderen veilig moeten kunnen spelen, de lichamelijke integriteit van een jong meisje aangetast. Het feit heeft grote indruk gemaakt op haar en haar gezin. Uit de verklaring van de moeder van het slachtoffer is gebleken dat het slachtoffer angstig is geworden en dat haar vertrouwen in mensen is aangetast. Ook op het gezinsleven van het slachtoffer heeft het feit grote impact gehad.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de bevindingen uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport van 12 oktober 2017, opgemaakt door N. van der Weegen (GZ-psycholoog). Dit rapport houdt kort weergegeven in dat bij verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis met daarnaast sprake van een lichte stoornis in het gebruik van alcohol. Tijdens het onderzoek zijn geen aanwijzingen voor het bestaan van een seksuele stoornis naar voren gekomen. Betrokkene heeft als inadequate schreeuw om aandacht de behoefte om mensen te choqueren. Het ten laste gelegde lijkt daar een gevolg van te zijn. Het gevoel van leegte, de wisselende stemmingen en de neiging onlustgevoelens impulsief af te reageren hangen samen met zijn borderline persoonlijkheidsstoornis die een rol heeft gespeeld in het ten laste gelegd. Om die reden adviseert de rapporteur het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte.
De rechtbank neemt het advies van de deskundige over en beschouwt de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank weegt verder mee dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet en oprecht berouw heeft getoond en direct besloten heeft om hulp te zoeken om herhaling te voorkomen.
Daarnaast neemt de rechtbank mee dat verdachte blijkens de justitiële documentatie niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank feit 2 in tegenstelling tot de officier van justitie niet bewezen acht en daarnaast van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen. De rechtbank zal een groot deel van deze gevangenisstraf, te weten 177 dagen, voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal een proeftijd van 3 jaren worden gekoppeld. Tevens zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden opleggen, die de reclassering heeft geadviseerd.
Uit de persoonsrapportage blijkt dat onlustgevoelens voortvloeiend uit verdachtes borderlinepersoonlijkheidsstoornis tot impulsief gedrag kunnen leiden, zoals het seksuele gedrag dat onderwerp is van deze strafzaak. Er moet daarom ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte als veroordeelde opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van de lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom gelet op artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht de gestelde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.

De vordering van de benadeelde partij de ouders van [slachtoffer 1] .

Namens [slachtoffer 1] is verzocht om vergoeding van € 1.000,- vanwege immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de gehele vordering toewijsbaar, verhoogd met de wettelijke rente, en hij verzoekt daarnaast de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren nu de psychische schade niet is vastgesteld.
Beoordeling.De rechtbank acht aannemelijk dat [slachtoffer 1] schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit. Mede gelet op vergelijkbare zaken wordt deze schade begroot op € 500,-. De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, voor zo ver deze het bedrag van € 500,00 te boven gaat. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 22b, 24c, 27, 36f,
57, 239, 246.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit twee ten laste gelegde heeft begaan.
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1:feitelijke aanranding van de eerbaarheidT.a.v. feit 3:schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeerbestemd verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straf:

T.a.v. feit 1, feit 3:Gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27Wetboek van Strafrecht waarvan 177 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3jaren.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich binnen 48 uur na het wijzen van het vonnis tussen 09:00 en 12:00 uur telefonisch meldt bij Reclassering Nederland via telefoonnummer 088-8041504. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich laat behandelen bij Kairos / Pro Persona, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
waarbij de Reclassering Nederland, Regio Zuid, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de
dadelijke uitvoerbaarheidvan voormelde bijzondere voorwaarden en van voormeld toezicht.
T.a.v. feit 1: Maatregel van schadevergoeding van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer aan de ouders/verzorgers van [slachtoffer 1] van een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 500,00 immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij de ouders/verzorgers van [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), te weten
€ 500,00 immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
14 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. van den Munckhof, voorzitter,
mr. E.M. Vermeulen en mr. B. Poelert, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.P.M. van de Wouw, griffier,
en is uitgesproken op 30 april 2018.
Mr. Poelert is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, zedenteam, genummerd 2017194723, aantal pagina’s: 96. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.D,d, 16 april 2018.
3.Proces-verbaal van aangifte, d.d. 14 augustus 2017, pag. 53..
4.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 21 augustus 2017, pag. 69.
5.Akte van geboorte, pag. 71.
6.D.d. 16 april 2018.
7.Mutatierapport, d.d. 31 juli 2017, pag. 95.