ECLI:NL:RBOBR:2018:1997

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
24 april 2018
Zaaknummer
18_61
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandeling laten aanvraag vergunning op grond van de Wet natuurbescherming na zorgvuldigheid in bezwaarfase

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Exell Equestrian B.V. en het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van eiseres om een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) buiten behandeling was gelaten. Dit gebeurde na een besluit van 22 mei 2017, waarin verweerder aangaf dat een AERIUS-berekening moest worden aangeleverd. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 28 november 2017, waarin het bezwaar deels gegrond en deels ongegrond werd verklaard, maar het primaire besluit werd gehandhaafd.

De rechtbank concludeerde dat verweerder in de bezwaarfase niet zorgvuldig had gehandeld. Voordat het bestreden besluit werd genomen, was op 1 september 2017 een nieuwe versie van AERIUS in gebruik genomen, die relevante leefgebieden al meebracht. De rechtbank oordeelde dat verweerder eiseres de kans had moeten geven om een aanvullende AERIUS-berekening met de nieuwe versie uit te voeren. Dit was niet gebeurd, waardoor het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen twee weken na ontvangst van een aanvullende AERIUS-berekening van eiseres met gebruik van de versie AERIUS 2016L een nieuw besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 18/61
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 17 april 2018 in de zaak tussen

Exell Equestrian B.V., te Valkenswaard, eiseres

(gemachtigde: mr. Q.W.J. de Ruijter),
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, verweerder

(gemachtigden: mr. A. Speekenbrink en V.C. Bax).

Procesverloop

Bij besluit van 22 mei 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) buiten behandeling gelaten.
Bij besluit van 28 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit gehandhaafd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 draagt verweerder op binnen twee weken na ontvangst van een aanvullende AERIUS-berekening van eiseres met gebruik van de versie AERIUS 2016L een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 333,- aan eiseres te vergoeden;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002,-.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres heeft haar aanvraag gedaan in verband met de gevolgen van een voorgenomen uitbreiding van het aantal stallen op het perceel [adres] voor de Natura 2000-gebieden “Strabrechtse Heide & Beuven” en “Leenderbos, Groote Heide en De Plateaux”. In het primaire besluit heeft verweerder aangegeven dat – onder meer – een AERIUS-berekening moest worden aangeleverd van de beoogde situatie voor de voor stikstof gevoelige leefgebieden van soorten, indien deze niet overlappen met de voor stikstofgevoelige habitattypen. Hiervoor dienen rekenpunten op de rand van de beschermde gebieden te worden genomen.
3. Na het bestreden besluit is niet langer in geschil dat de door eiseres aangeleverde AERIUS-berekening door verweerder kan worden ingelezen en geaccepteerd. Evenmin is in geschil dat eiseres niet meer gegevens kan aanleveren ter onderbouwing van het feitelijke gebruik dan dat zij heeft gedaan. In het bestreden besluit heeft verweerder eiseres niet langer tegengeworpen dat zij een te magere onderbouwing van het feitelijke gebruik heeft aangeleverd. Op de zitting heeft verweerder het andersluidende betoog in het verweerschrift ingetrokken.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht een AERIUS-berekening voor de beoogde situatie met extra rekenpunten op leefgebieden nabij of op de rand van de hiervoor genoemde Natura 2000-gebieden noodzakelijk heeft geacht. Eiseres heeft deze AERIUS-berekening niet aangeleverd voor het primaire besluit. Verweerder heeft het primaire besluit terecht genomen. Echter, voordat het bestreden besluit werd genomen, is op 1 september 2017 een andere versie van AERIUS in gebruik genomen. De versie AERIUS 2016L bevat een aanvulling van leefgebiedenkaarten. Dit betekent dat er meer hexagonen zijn waarop binnen het PAS de impact van stikstofdepositie berekend en getoetst wordt. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid had verweerder aan eiseres in de bezwaarfase de gelegenheid moeten bieden om een aanvullende AERIUS-berekening met de nieuwe versie uit te voeren. Niemand is geholpen met een beslissing over de noodzaak aan een aanvullende AERIUS-berekening met een oude versie. Dat heeft verweerder niet gedaan en daarom is het bestreden besluit niet zorgvuldig voorbereid.
5. De rechtbank volstaat met een vernietiging van het bestreden besluit. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat zij in staat is binnen twee weken een nieuwe AERIUS-berekening met de nieuwe versie AERIUS 2016L aan te kunnen leveren. Verweerder kan binnen twee weken na ontvangst van deze berekening beslissen of zij de aanvraag vervolgens in behandeling kan nemen (verweerder hoeft dus nog niet een inhoudelijke beslissing op de aanvraag te nemen). De rechtbank komt gelet op het voorgaande niet toe aan een beoordeling van de beroepsgrond dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 32 van de Dienstenwet.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 501,-). In deze vergoeding zijn de reiskosten van de gemachtigde inbegrepen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. J. Heijerman en mr. J.H.G. van den Broek, leden, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.