ECLI:NL:RBOBR:2018:1968

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2018
Publicatiedatum
23 april 2018
Zaaknummer
5828954 CV EXPL 17-2091
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en kentekenfraude in parkeergarage

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 15 februari 2018, staat de vordering van Q-Park Operations Netherlands I B.V. centraal. Q-Park stelt dat de gedaagde, [naam], op 23 februari 2016 zonder te betalen uit hun parkeergarage heeft gereden met zijn auto, een zwarte Volkswagen Polo. Dit zou onrechtmatig handelen zijn, wat Q-Park met videobeelden van het voorval probeert te onderbouwen. De gedaagde ontkent echter dat hij op dat moment in de parkeergarage was en beweert slachtoffer te zijn van kentekenfraude. Tijdens de comparitie op 15 januari 2018 zijn beide partijen gehoord en heeft de rechter besloten om de auto van de gedaagde te inspecteren, die geparkeerd stond in de parkeergarage van de rechtbank. De rechter heeft foto’s van de auto gemaakt en deze vergeleken met de beelden van de auto op de videobeelden. De rechter concludeert dat er significante verschillen zijn tussen de auto op de videobeelden en de auto van de gedaagde, wat de stelling van Q-Park ondermijnt. Uiteindelijk wijst de rechter de vordering van Q-Park af en veroordeelt hen in de proceskosten van de gedaagde, die zijn kosten op € 30,- heeft begroot. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs in civiele zaken en de rol van de rechter in het vaststellen van feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 5828954
Rolnummer : 17-2091
Uitspraak : 15 februari 2018
in de zaak van:
Q-Park Operations Netherlands I B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: J.M.H.C. Haenen,
t e g e n :
[naam] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon;
als vervolg van het tussen partijen gewezen vonnis van 28 september 2017.

1.Het vervolg van de procedure

Bij voormeld vonnis is een comparitie van partijen bepaald. De comparitie heeft plaatsgevonden op 15 januari 2018. Q-Park heft ten behoeve van de comparitie nog stukken toegezonden. Tot slot van de comparitie is andermaal vonnis bepaald.

3.De beoordeling

3.1.
Q-Park stelt dat [naam] met zijn auto, een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] , op 23 februari 2016 omstreeks 14:15 uur zonder te betalen, “treintje rijdend”, uit de parkeergarage aan de Tesselschadestraat 1G te Amsterdam heeft gereden, en daarom onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Q-Park heeft een usb-stick met videobeelden van het betreffende treintje rijden in het geding gebracht. Daaruit blijkt dat een zwarte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] treintje rijdend uit de parkeergarage rijdt.
3.2.
[naam] heeft betwist dat hij/zijn auto treintje rijdend uit de parkeergarage is gereden. Hij heeft erkend dat hij de eigenaar is van een zwarte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] , maar volgens hem is hij c.q. zijn auto toen niet in die parkeergarage geweest. Hij voert aan dat hij die dag omstreeks 7:30 uur is thuis gekomen van zijn nachtdienst en dat hij die dag overdag heeft geslapen en zijn auto die dag voor zijn huis heeft gestaan. Hij stelt slachtoffer te zijn van kentekenfraude.
3.3.
Ter comparitie zijn partijen gebleven bij hun standpunten. Op de vraag of er mogelijk verschillen zijn tussen zijn auto en de auto op de videobeelden, heeft [naam] verklaard dat de zwarte Volkswagen Polo die op de videobeelden is te zien reclame op de kentekenplaathouder lijkt te hebben, terwijl dat bij zijn auto niet het geval is.
3.4.
Omdat ter comparitie bleek dat [naam] zijn auto in de parkeergarage van de rechtbank had geparkeerd, heeft de rechter de zitting geschorst en hebben de rechter en de griffier zich, vergezeld van partijen, naar de parkeergarage begeven teneinde aldaar de comparitie voort te zetten.
Ter plaatse bevond zich een zwarte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] , waarvan [naam] verklaarde dat het zijn auto is.
3.5.
De rechter heeft vervolgens waargenomen dat er geen reclametekst is vermeld op de kentekenplaathouder van deze auto.
Met toestemming van [naam] heeft de rechter daarna met zijn telefoon enkele foto’s van de auto genomen, zowel van de achterzijde als van de rechterzijkant, aangezien deze kanten van de auto zichtbaar zijn op de videobeelden.
Beide partijen hebben daarop aan de rechter toestemming gegeven om de auto op de gemaakte foto’s te vergelijken met de auto die op de videobeelden van het treintje rijden zijn te zien, en daaruit conclusies te trekken. Beide partijen hebben verklaard niet de behoefte te hebben om nog te reageren en zich te refereren aan het oordeel van de rechter naar aanleiding van de bezichtiging van de auto en de vergelijking van de auto op de videobeelden met de auto op de foto’s.
3.6.
De rechter heeft de auto op de videobeelden vergeleken met de auto die op de foto’s staat en het volgende waargenomen.
Het is op de videobeelden niet goed zichtbaar of zich op de kentekenhouderplaat van de gefilmde auto een reclametekst bevindt. De kentekenplaathouder van deze auto lijkt wel een andere vorm te hebben dan die van de auto van [naam] , maar duidelijk is dat niet.
Wat wel goed zichtbaar is is het volgende.
Op de achterzijde van de auto van [naam] bevindt zich een langwerpig zilverkleurig plaatje met daarop in zwarte letters het woord “BLUEMOTION”. Op de achterzijde van de auto op de videobeelden bevindt zich op dezelfde plaats een aantal zilverkleurige letters (die op de videobeelden niet te lezen zijn), waarvan de hoogte-breedteverhouding (ook) niet overeenkomt met het plaatje op de achterzijde van de auto van [naam] . Hierin verschillen de beide auto’s derhalve.
Een minstens zo duidelijk verschil betreft de zijkant van de auto’s. De auto van [naam] heeft aan de rechterzijkant een zwarte zogenaamde “side-skirt” (zijnde de balk onder het portier); de auto op de videobeelden heeft aan de rechterzijkant een glimmende, zilverkleurige side-skirt.
Met een redelijke mate van zekerheid moet daarom worden geconcludeerd dat de auto op de videobeelden niet de auto van [naam] is.
3.7.
De stelling van Q-Park dat [naam] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door treintje rijdend uit de parkeergarage aan de Tesselschadestraat 1G te Amsterdam te rijden, kan derhalve niet worden aanvaard.
De vordering wordt afgewezen.
3.8.
Q-Park wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van de procedure.

4.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Q-Park in de kosten van de procedure, aan de zijde van [naam] begroot op € 30,-.
Aldus gewezen door mr. J.H. Wiggers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 februari 2018.